Theoretische en historische grondslagen van
de psychologie
1. Kenmerken van de moderne wetenschap
Wetenschap
Wat is wetenschap?
Het beeld van de moderne wetenschap
Verklaring
Theorieën
Veranderingen in de wetenschap
Reductie en vervanging
Wetenschap als een visie op de wereld
Reductie = het opgaan van een theorie in een grotere theorie
Wetenschap, geschiedenis en psychologie
Griekse filosoof Plato
Hij zei dat verwondering de basis vormt van filosofie, we zijn nieuwsgierige wezens en dat maakt
filosoferen mogelijk – ook wetenschap en filosofie vertrekt vanuit verwondering
Zowel wetenschap als psychologie behoorden oorspronkelijk tot de filosofie, over de tijd heen zijn de
wetenschappen losgekomen uit filosofie en psychologie was hiervan de laatste (19 e eeuw)
De grondleggers van de psychologie waren filosoof & wetenschapper en probeerden wetenschappelijke
antwoorden te formuleren op filosofische vragen – filosofie = de moederdiscipline (het is allemaal
begonnen met de filosofie)
Psyché-logos: studie van de ziel/geest
Psychologie, bestaande uit psyché en logos = letterlijk de studie van de geest (term duikt op in 17 e eeuw
maar werd pas vanaf 19e eeuw vaker gebruikt)
Filosofen en religieuze denkers worstelden met de aard van de ziel: Bestaat de ziel? Wat zijn de functies
van de ziel? Hoe verhoudt de ziel zich tot het lichaam? psychologen gebruiken liever de term geest
aangezien ziel vaak een religieus getint begrip is
Zelfs psychologen die de psychologie niet definiëren als de studie van de geest maar van het gedrag,
proberen dergelijke vragen te beantwoorden – het grootste deel van ons psychisch leven zit in de
hersenen, maar niet alles (ons hele lichaam doet ertoe)
Epistemologie
1 van de belangrijkste vragen: Hoe kunnen mensen de wereld kennen? Hoe komen we aan onze kennis?
behoort tot de epistemologie (episteme = kennis)
Hoe mensen de wereld kunnen kennen is een vraag die te maken heeft met gewaarwordingen, perceptie,
geheugen en denken – dit is het huidige domein van de cognitieve psychologie
Ethiek
Een ander gebied van gemeenschappelijke interesse van filosofen en psychologen is de ethiek (is een
domein van de filosofie moraalfilosofie)
Ethiek gaat in essentie over hoe mensen zich zouden moeten gedragen, maar praktische ethische vragen
hangen sterk af van de visie die de maatschappij heeft op de menselijke aard
Zijn mensen van nature uit goed? Welke motieven drijven mensen? Welke motieven zijn heilzaam en
welke kunnen beter worden onderdrukt? Zijn mensen sociaal van aard? Bestaat er een soort van
gemeenschappelijk ideaal van wat een ‘goed leven’ is?
1
, dit zijn psychologische vragen die deels kunnen beantwoord worden door psychologisch onderzoek
Ethiek in de psychologie
Ethische bekommernissen komen voor in verschillende domeinen van de psychologie – in
wetenschappelijke psychologie vinden we ze terug in studies over motivatie & emotie en over sociaal &
seksueel gedrag (vb: wat is de norm in seksueel gedrag en wat niet? Tolerantie ten opzichte van
homoseksualiteit is met de tijd veranderd)
Ook toegepaste psychologie houdt zich bezig met ethische kwesties (vb: in bedrijven, bij de overheid, in
de klinische psychologie) – mensen consulteren psychologen en de psycholoog gebruikt daarbij zijn/haar
kennis over motivatie, emoties, leerprocessen en het geheugen om gedrag of gevoelens te veranderen
dient niet zomaar de cliënt, zal ook soms moeten ingaan tegen de verwachtingen/wensen van cliënt
Dus ook de psycholoog hanteert ethische of deontologische principes – wetenschap is op zich waarde-
neutraal maar kennis is macht (zoals Francis Bacon al wist), dus moet de kennis ingezet worden voor de
juiste of goede doelen mensen helpen als psycholoog is een ethisch motief, geen wetenschappelijk
Biologie
De conceptuele grondslagen van psychologie zijn te vinden in de filosofie, maar de inspiratie voor het
creëren van een onafhankelijke wetenschap komt uit de biologie
In het midden van de 19e eeuw: functies toegeschreven aan de menselijke geest zijn afhankelijk van de
onderliggende hersenprocessen (was al aanwezig bij de oude Grieken)
Door pad in te slagen naar fysiologie hoopten de grondleggers van de psychologie de status te verwerven
van een echte natuurwetenschappen – de evolutieleer vormde ook mede de grondslag van de
wetenschappelijke psychologie
Vooral in Engeland en Amerika begonnen filosofen en psychologen zich af te vragen wat de functie van
de geest was in de strijd voor het bestaan door natuurlijke selectie: Waarom zou de mens überhaupt
bewust moeten zijn? Zijn dieren bewuste wezens?
Cognitieve neurowetenschappen: doordat psychologen geen toegang hadden tot moderne technieken
om het brein te studeren, lieten ze de fysiologie vallen door opkomst van 21e-eeuwse technieken om
het brein te bestuderen, keren psychologen terug naar fysiologie (tegelijkertijd probeert evolutionaire
psychologie ook terug te keren)
Beeld van de moderne wetenschap
Newtoniaanse stijl
Isaac Newton wad eerste die bijdroeg aan moderne stijl van wetenschappelijke verklaring, hij definieert
zijn wetenschappelijke benadering als het onderzoek naar een beperkt aantal wetten waarvan
geobserveerde regelmatigheden in de natuur kunnen afgeleid worden – wetten = een korte samenvatting
van wat men empirisch van regelmatigheden observeert
volgens hem zijn de uitkomsten van observaties en experimenten doorslaggevend
Hij stelde geen hypotheses op want hij wilde geen achterliggende mechanismen/verklaringen verzinnen,
dit zou tot theologische (= religie) en metafysische (= wat fysica/natuur overstijgt) verklaringen leiden
Een wet = een instrument om de werkelijkheid te begrijpen – ging uit van positivisme
Alleen wat we kunnen waarnemen is belangrijk: ‘stick tot the facts’ alleen maar bij feiten blijven, geen
verzinsels of speculaties
Positivisme
Socioloog Auguste Comte is een aanhanger van positivisme wetenschap is de enige bron van geldige
kennis, vooral observeerbare feiten zijn geldig (niet hypothetische verklaringen)
Er is een afwijzing van alle filosofie en theologie, van elke normatieve kennis of ethiek en van alle kennis
die zintuigelijk niet controleerbaar is
2
,Comte past dit toe op de samenleving, dit leidt tot het vormen van social engineering: Hoe kan je de
psychologie toepassen op de maatschappij?
Positivisme ziet wetten als samenvattingen van observaties, geen essenties van de natuur (men verkrijgt
wetten na observaties)
2 doorslaggevende termen
Predictie: aan de hand van bepaalde wetten of theorieën kunnen wetenschapper toekomstige
gebeurtenissen voorspellen
Controle: kennis van wetmatigheden maakt dan uiteindelijk de controle van de natuur mogelijk
Nazisme & marxisme waren beiden zeer positivistisch – het idee dat een samenleving volledig kan
verwetenschappelijkt worden (op wetenschappelijke principes laten functioneren) is een zeer gevaarlijke
gedachte sciëntisme = wetenschap kan alle problemen oplossen (is geen wetenschappelijke stelling en
waarschijnlijk onjuist)
Soorten verklaringen
Deductief-nomologische verklaring: dingen afleiden uit wetmatigheden (nomos = wet), over objectief en
rigoureus testen van wetmatigheden – vooral natuurkunde, scheikunde moeilijker toe te passen voor
andere wetenschappen: psychologie, sociologie, biologie,…
Hermeneutisch begrijpen: (= ‘verstehen’ benadering) begrijpen, kunnen inbeelden, je kunnen inleven in
iets – dit is typisch voor humane wetenschappen, psychologen doen dit als ze met mensen praten dit
kan je enkel vanuit je eigen culturele, sociale, morele achtergrond
Hermeneutisch begrijpen is ook typisch voor hermeneutiek, geschiedenis en letterkunde: interpreteren in
bredere context
Functionele en teleologische (=doel) verklaringen: verwijzen naar functies, waarvoor dient iets/wat is
het doel – adaptatie heeft een doel, voeten en benen hebben een doel het doel (teleos) wordt gezien
als een verklaring voor een fenomeen. Ook complexe organismen zoals mensen, dieren en computers
kunnen uitgelegd worden in functie van doelen. Deze verklaringen komen terug in de biologie en
psychologie.
Causale benadering: achterliggende mechanismen die belangrijk zijn in de wetenschap. Dit is een
recentere benadering, causaliteit is lang een “vies” en filosofisch geladen woord geweest in de
empirische wetenschap. Denk terug aan newton: geen achterliggende verklaringen maar beschrijven
Deductief-nomologische verklaring
Nomologische benadering werd bepleit door de Wiener Kreis (= groep wetenschapsfilosofen in Wenen)
Legden de basis voor het logisch positivisme, wat nauw verbonden is met behaviorisme – probeerden
een demarcatie (scheiding) aan te brengen tussen wetenschap en non-wetenschap
impliceerde een aantal strikte voorwaarden voor theorieën en verklaringen waaraan wetenschap
moet aan voldoen = normatief model
Het Hempel-Oppenheim model (1948)
= een deductief-nomologisch model (D-N model) deductief = afleiden, nomologisch = wet
Is een opvolging van Wiener Kreis model vernoemd naar 2 logische positivisten – wetenschappelijke
verklaringen kunnen worden gezien als logische argumenten, een gebeurtenis verklaren betekent dat je
die gebeurtenis kan onderbrengen onder een algemene wet
Een fenomeen verklaren vanuit dit model = een bepaald verschijnsel onder een algemene wet kunnen
onderbrengen, een algemene wet is hier dus op toepasselijk
De explanans is de verklaringsgrond, de wetmatigheid zelf – vb: metaal zet uit bij warmte
3
, Het explanandum is wat verklaard moet worden (het consequent), het explanandum mag echter niet
geïmpliceerd zijn in de explanans, omdat dit leidt tot circulariteit – vb: Jan leest zwak omdat hij
dyslectisch is je zegt dat hij zwak leest omdat hij zwak leest (= gevolg dyslexie), ≠ verklaring
Verklaren = voorspellen (correlatie versus oorzaak): de verklaring bestaat uit het aantonen dat het
voorspeld kan worden MAAR correlatie is niet hetzelfde als oorzaak – correlatie = verband tussen X en Y,
X stijgt dus Y stijgt als er een correlatie is kun je iets voorspellen, maar dat wil niet zeggen dat je weet
wat de oorzaak is (dit is niet in lijn met deze benadering! Hier stellen ze het wel gelijk)
VOORBEELD: werking van aspirine – men wist dat het hart- en bloedvaataandoeningen kon
voorkomen maar wisten niet hoe dit kwam, het kon voorspeld worden maar de oorzaak was niet
gevonden (later wel oorzaak gevonden, wat nu belangrijk is in de samenleving)
Van verificatieprincipe naar confirmatieprincipe
Verificatieprincipe: alles wat we beweren in de wetenschap moet geverifieerd worden aan de hand van
geobserveerde empirische data dit konden ze niet volhouden dus zijn ze overgegaan naar het
confirmatieprincipe = wetenschappelijke uitspraken moeten in principe toetsbaar zijn
Operationalisme en instrumentalisme
De nomologische benadering vraagt volledige vertaalbaarheid van theoretische termen in operationele
definities (= operationalisme) en geeft beschrijving van de werkelijkheid (ze stellen de operationalisatie
gelijk aan het theoretische begrip dieperliggende vraag naar werkelijkheid geeft de
oorzakelijke/causale benadering
D-N model sluit ook aan bij instrumentalisme – instrumentalisme = de gedachte dat een theorie of
wetmatigheid niet meer is dan een instrument (is een middel om iets te zeggen over de werkelijkheid) en
er dus niet zomaar een realiteitswaarde aan gehecht mag worden
Problemen met het D-N model
Hoe vinden we algemene wetten? Inductie?
Er wordt niet gekeken naar HOE de wetmatigheden er komen en het inductieprobleem is niet
opgelost – op basis van verschillende geobserveerde zwarte kraaien wordt gezegd dat alle
kraaien zwart zijn (= wetmatigheid), maar 1 falsificatie (bijvoorbeeld witte kraai) is voldoende om
theorie onderuit te halen inductieprobleem kan niet opgelost worden met enkel observatie
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen wetmatigheden en accidentele veralgemeningen:
In mijn zak zitten alleen koper munten, maar dit kan toeval zijn – we missen noodzakelijkheid en
veroorzaking anders is er geen onderscheid mogelijk
Observaties zijn niet theorieneutraal:
Theorie creëert eigen fenomenen, observaties staan nooit los van een theorie en feiten bestaan
nooit alleen op zichzelf – er is altijd een wisselwerking tussen theorie en observaties, vb: er zit
meer geïmpliceerd in de stelling “de tafel is bruin” dan wat puur gegeven is, binnen 2 minuten
zal de tafel niet groen zijn
Eis van verifieerbaarheid:
Wiener Kreis forumleerde de eis van volledige verifieerbaarheid maar dit zorgde voor problemen
met dispositionele termen, vb: iets is volgens verificatie oplosbaar eenmaal het opgelost is maar
we weten dit op voorhand al – vandaar zijn ze van verificatie naar confirmatie overgegaan
Deductie is een puur formele relatie:
Niet elke deductie is een verklaring, vb: de stand van de zon en de lengte van de stok verklaren
de schaduw, maar niet omgekeerd (enkel voorspellen) – in het deductief nomologisch model
wordt er geen onderscheid gemaakt tussen deductie en verklaring, verklaren = voorspellen
Causale modale termen zijn vereist: er is meer nodig dan de pure positieve gegevens – in verschillende
wetenschappen werkt men met probabilistische termen (= kansuitspraken) omdat men fenomenen niet
precies kan berekenen de zekerheid van D-N model is eerder een ideaal
Redenen versus verklaringen
4