Samenvatting van Methodologie en Dataverzameling, 2023
7 keer bekeken 0 keer verkocht
Vak
Methodologie en dataverzameling (SOBA106A)
Instelling
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Dit is een samenvatting van alle literatuur van Methodologie en Dataverzameling. Het bevat een samenvatting van het boek 'Methodologie van de sociale wetenschappen: een inleiding' en het bevat een samenvatting van het artikel over big data. Het is geschreven in het Nederlands.
Wetenschappelijk onderzoek is lang niet het monopolie van professoren of studenten aan de
universiteit, het is alomtegenwoordig in het dagelijks leven. Methodologie verwijst naar de wijze
waarop het hele proces van wetenschapsbeoefening functioneert, en houdt dus niet alleen de kennis
en beheersing van methoden en technieken in. Het gaat erover hoe je theorieën hanteert, welke
redeneringen overtuigen, en hoe wetenschap bedrijven ingebed is in ruimere filosofische discussies
over wat je kan kennen en hoe kennis tot stand komt. De wijze van organisatie en financiering heeft
gevolgen voor de wetenschappelijke output.
De moderne wetenschapsbeoefening blijkt geen proces dat gedreven wordt door onpartijdige en
rationele dialoog alleen, maar ook door machtsverhoudingen, maatschappelijke en/of politieke
inmenging, ideologische assumpties en agressieve retoriek. Dit geeft aanleiding tot reflectie over
wat wetenschappelijke kennis precies inhoudt, op welke manier wetenschap leidt tot inzicht in de
werkelijkheid en wat wetenschap tot wetenschap maakt (demarcatieprincipe van de wetenschap).
Epistemologische kwesties zijn kwesties over wat we kunnen kennen.
Om te kunnen spreken van causaliteit in de sociale wetenschappen moeten er aan 3 voorwaarden
voldaan worden:
1. Er moet zeker statistisch verband zijn tussen gebeurtenis A en gebeurtenis B;
2. Gebeurtenis A moet voorafgaan aan gebeurtenis B;
3. Het statistische verband tussen gebeurtenis A en B mag niet te wijten zijn aan een 3 e
gebeurtenis C die dat verband teweegbrengt.
Bij sommige onderzoeken krijg je geen informatie over de non-response, over de
betrouwbaarheidsintervallen (en over de foutenmarge), over of het gaat om een toevalsteekproef,
terwijl deze dingen de resultaten kunnen beïnvloeden. Verder kunnen ook de antwoordopties in de
vragenlijst de antwoorden beïnvloeden.
Via participerende observatie (of via ‘observerende participatie’) krijgt de sociale wetenschapper
toegang tot de leefwereld van een anders zeer moeilijk bestudeerbare populatie; de populatie wordt
dan van binnenuit beschreven, alsof de wetenschapper er zelf toe behoort. Participerende observatie
betekent dat je je als onderzoeker in het ‘natuurlijke’ milieu begeeft dat je wil beschrijven en
analyseren en dat je het handelen, de attitudes van de betrokkenen, alsook de sociale processen die
eraan ten grondslag liggen, probeert te duiden.
Kwalitatief onderzoek is de verzameling van benaderingen binnen de sociale wetenschappen die niet
hoofdzakelijk gebruikmaakt van cijfermateriaal en bijhorende statistische analyses, maar zich bedient
van andere vormen van verzamelen. De ambitie is hierbij om door te dringen tot de drijfveren en
motieven van menselijk handelen en dit handelen op die manier binnen zijn concrete context te
proberen begrijpen.
Tijdens het proces van bruikbaar maken van concepten voor kwantitatief onderzoek kunnen
veralgemeningsfouten gemaakt worden waarbij je slechts een subdimensie van een concept meet
en je doet alsof je dat hele concept hebt gemeten. Het is niet geoorloofd om op basis van een cross-
sectioneel surveyonderzoek zomaar causaliteit vast te stellen, onder andere omdat het verband ook
omgekeerd kan verlopen. Er wordt ook weinig rekening gehouden met intermediaire variabelen die
het verband mediëren of met kenmerken die het verband modereren. Het is verder vaak onduidelijk
op welke termijn de effecten gesitueerd worden; gaat het om korte of lange termijn veranderingen?
Bovendien kun je je afvragen in hoeverre de bevindingen uit een artificiële laboratoriumonderzoek
,veralgemeenbaar zijn naar het ‘echte’ leven. Hierbij past de naturalistische geldigheid van
onderzoek, wat verwijst naar de mate waarin je bevindingen uit een gecontroleerde, artificiële
context kunt doortrekken naar ‘real life’ contexten.
Wetenschappelijke inzichten zijn gebaseerd op het toepassen van regels en processen die de
kwaliteit en het waarheidsgehalte van die inzichten maximaliseren. Wetenschapsbeoefening wordt
ook gestuurd door een reeks onderliggende normen en waarden die binnen de wetenschappelijke
gemeenschap goed bewaakt worden, zoals intellectuele eerlijkheid, persoonlijke integriteit of
kritische zin. Methodologie omvat het hele proces van wetenschapsbeoefening: van de
institutionele inbedding van wetenschap over de epistemologische veronderstellingen tot de
werkelijke onderzoekspraktijk. Methoden verwijzen naar het geheel van specifieke technieken die je
gebruikt in wetenschappelijk onderzoek om onderzoekseenheden te selecteren, er gegevens over te
verzamelen, die gegevens te analyseren en de resultaten te rapporteren.
Persoonlijke ervaringen, de populaire media en ideologische overtuigingen of waarden zijn
alternatieve bronnen waarop mensen zich baseren om kennis en inzicht over de werkelijkheid te
vergaren. Wanneer je iets persoonlijks overkomt, heb je de neiging om te overgeneralizeren of de
waargenomen verbanden door te trekken naar andere mensen of situaties; je uitspraken over de
werkelijkheid gaan veel verder dan wat op basis van je beperkte waarnemingen gerechtvaardigd is.
Selectieve observatie verwijst naar het feit dat je speciaal gaat letten op bepaalde mensen of
situaties en van daaruit veralgemeningen maakt en ook dit kleurt je waarneming; meestal gaat het
om mensen en situaties die je vooringenomen ideeën of standpunten bevestigen. De meeste mensen
raadplegen massamedia voor informatie. Het probleem met deze informatie is dat er inzichten uit
wetenschappelijk onderzoek gecombineerd worden met informatie zonder wetenschappelijk statuur,
of zelfs ronduit valse informatie. Bovendien kan de berichtgeving heel selectief zijn en slechts één
aspect van een probleem benaderen, terwijl andere onbelicht blijven. Ideologische overtuigingen
kunnen visies en ideeën over de werkelijkheid beïnvloeden en sturen.
Methodologie reikt je essentiële bouwstenen aan om wetenschappelijke kennis over de sociale
omgeving op te bouwen:
1. Theorie of theoretische inzichten die gebaseerd zijn op empirische data of gegevens uit de
werkelijkheid waarover die theorieën een uitspraak willen doen. Theorieën zijn coherente
systemen van logische, consistente en onderling verbonden inzichten die gebruikt worden
om kennis over de werkelijkheid te organiseren. Je kan op micro- (concrete interactie op het
interpersoonlijke niveau), meso- (processen die zich afspelen binnen bijv. sociale
bewegingen, organisaties of gemeenschappen), en macrolevel (patronen op het niveau van
ruimere sociale systemen) theorieën onderscheiden.
2. Data of gegevens over de werkelijkheid. Met die data kan je uitmaken of theoretische
inzichten overeenstemmen met de werkelijkheid of niet. Het gaat om empirische data wat
betekent dat alle data gegrondvest zijn in zintuigelijke waarneming. Empirische observaties
kunnen van kwantitatieve (cijfers allerhande, statistieken meestal) of kwalitatieve (gegevens
in de vorm van teksten) aard zijn.
Hoofdstuk 2: bouwstenen en soorten sociaalwetenschappelijk onderzoek
Het doel van sociaalwetenschappelijk onderzoek is theoretische kennis op te bouwen over de
samenleving; het is de productie van geldige en betrouwbare kennis over de sociale realiteit door het
combineren van theorie en empirie, waarbij methodologische principes rigoureus worden toegepast.
Theorie is het geheel van samenhangende uitspraken of proposities die bepaalde fenomenen
beschrijven of verklaren; theorieën leggen terugkerende patronen of regelmatigheden in de wereld
rondom ons uit.
,Kenmerken van goede sociaalwetenschappelijke theorieën:
1. Een goede theorie is een logisch samenhangend geheel van uitspraken over relaties tussen
concepten. Een concept is een algemeen en abstract idee dat als een label dient om concreet
waarneembare zaken of fenomenen te categoriseren. Theorieën beschrijven hoe
verschillende concepten met elkaar in verband staan.
2. Sociaalwetenschappelijke theorieën moeten altijd empirisch toetsbaar zijn. Het moet
mogelijk zijn om door observatie te toetsen of de theoretische aannames wel degelijk
overeenstemmen met de realiteit. Empirische toetsbaarheid houdt zowel verifieerbaarheid
als weerlegbaarheid in. Verifieerbaarheid is de mogelijkheid om door observatie te toetsen
of theoretische aannames overeenstemmen met de realiteit; het betekent dat
wetenschappelijke uitspraken fenomenen betreffen die waarneembaar zijn of op zijn minst
observeerbare gevolgen hebben. Falsifieerbaarheid (weerlegbaarheid) is de mogelijkheid
om door observatie de eventuele onjuistheid van kennis aan te tonen. Falsifieerbaarheid van
kennis betekent niet dat deze onjuist zou zijn, maar dat het mogelijk is om eventuele
onjuistheid van die kennis aan te tonen. Een onderzoeker dient altijd eenduidig en in grote
openheid te rapporteren over hoe bepaalde theorieën tot stand zijn gekomen. Op die
manier kunnen anderen jouw onderzoek repliceren (herhalen van onderzoek om te kijken of
je tot dezelfde conclusies komt) en controleren of ze tot dezelfde conclusies komen.
Falsifieerbaarheid vereist dat wetenschappers bereid zijn hun theorieën bij te stellen of zelfs
volledig te verwerpen als er observaties gedaan worden die hun inzichten tegenspreken.
3. Een theorie moet over een zekere mate van veralgemeenbaarheid beschikken; een theorie
moet een ruimer toepassingsgebied hebben. De formele theorie is een theorie die ervan
uitgaat dat je allerhande sociale fenomenen los van de concrete inhoud kan verklaren vanuit
enkele vormelijk basisprincipes. Zo stelt de ‘rational choice theory’ dat mensen
nutscalculerende wezens zijn; menselijk gedrag wordt gestuurd door rationele kosten-
batenanalyses, waarbij baten gemaximaliseerd en kosten geminimaliseerd worden. De
‘grand theory’ is een soort theorie die sociale fenomenen probeert te vatten vanuit 1
abstract conceptueel kader, waarin de formele organisatie van de concepten belangrijker is
dan het begrijpen van de sociale werkelijkheid (bijv. Talcott Parsons’ structurele
functionalisme). Grand theories zijn zo abstract dat ze heel moeilijk empirisch getest kunnen
worden, waardoor ze niet bruikbaar zijn voor onderzoek. Robert Merton ontwikkelde de
‘middle range theory’ wat theorieën zijn die berusten op een reeks aannames over 1
bepaald sociaal fenomeen, waaruit hypotheses kunnen worden afgeleid die op hun beurt
empirisch getoetst worden. Empirie is ook belangrijk bij sociaalwetenschappelijk onderzoek
en dit is het ervaren van de wereld rondom ons door waarneming. Het is echter moeilijk om
objectieve waarnemingen te doen, want die zijn vaak nog wel afhankelijk van de waarnemer;
ons waarnemingsvermogen wordt gekleurd door gemoedsgesteldheden,
vooronderstellingen en externe invloeden.
Theorieën zonder empirische toetsing riskeren abstracte denkoefeningen te worden die met de
werkelijkheid niets te maken hebben en theorieën met alleen empirische toetsing zijn betekenisloos
zonder theoretische duiding. Theorieën ordenen losse feiten tot een samenhangend geheel; dankzij
theorie zijn we in staat afzonderlijke empirische observaties te interpreteren en zo de wereld
rondom ons te begrijpen.
Deductie is een gevolgtrekking van het algemene naar het bijzondere. Uit theorieën die een
bepaalde veralgemeenbaarheid bezitten, leiden onderzoekers bijv. verwachtingen (hypotheses) af
over concrete fenomenen. Vervolgens kunnen ze door observatie nagaan of deze hypotheses met de
realiteit stroken. Deductie houdt een stap in van het algemene (theorie) naar het concrete (empirie).
Inductie werkt andersom; inductie is dat je op basis van specifieke waarnemingen komt tot een
algemene regel. Inductie houdt dus een stap in van empirie naar theorie. In eerste instantie doe je
, een reeks waarnemingen, en vervolgens probeer je op basis hiervan een theorie te formuleren die
niet enkel voor de observaties klopt, maar een grotere veralgemeenbaarheid heeft.
Het samenspel tussen theorie en empirie kan schematisch worden weergegeven in de empirische
cyclus of empirische kringloop van wetenschappelijk onderzoek. Deze cyclus stelt op geïdealiseerde
wijze voor hoe wetenschappelijke kennis zich ontwikkelt en evalueert.
Dit proces verloopt door de fases observatie, inductie, deductie en toetsing. Observatie betekent
doelgericht verzamelen, groeperen en beschrijven van gegevens over de werkelijkheid; observatie is
meer systematisch en doelgericht dan waarnemen. In de fase van de inductie worden vanuit het
empirische feitenmateriaal wetmatigheden en theoretische proposities ontwikkeld. Als de meer
algemene wetmatigheden zijn gedistilleerd en theorieën zijn geconstrueerd, dan kunnen hieruit
toetsbare voorspellingen worden opgesteld die tegen concrete, empirische gegevens afgezet kunnen
worden; fase van deductie (abstracte, algemene kennis wordt verbijzonderd naar toetsbare
hypotheses). Het toetsen zelf verwijst naar het nagaan of de vooropgestelde hypotheses door
empirisch feitenmateriaal worden ondersteund of verworpen; je gaat na in welke mate de
empirische bevindingen de theorieën ondersteunen dan wel falsifiëren, en hoe sterk het empirische
argument is. Die nieuwe bevindingen geven aanleiding tot het opnieuw doorlopen van de cyclus.
Onderzoek wordt geplaagd door toevallige fouten (‘error’) en systematische fouten (‘bias’ of
vertekening). Toevalsfouten vertonen geen regelmatig patroon, terwijl systematische fouten
consistent in dezelfde richting wijzen en aanleiding geven tot een vertekening van resultaten of
bevindingen. Goede wetenschappelijke kennis dient zowel betrouwbaar als geldig te zijn.
Betrouwbaarheid verwijst naar de afwezigheid van toevalsfouten, terwijl geldigheid betrekking heeft
op de afwezigheid van systematische fouten. Betrouwbaarheid is de mate van consistentie van een
meting, de mate waarin een meetinstrument dezelfde resultaten oplevert bij herhaalde metingen
onder soortgelijke condities. Als een relatief groot aantal observaties gedaan worden, zijn
toevalsfouten aanmerkelijk minder ernstig dan systematische fouten; toevalsfouten hebben namelijk
de neiging om elkaar te neutraliseren (over- en onderschattingen compenseren elkaar).
Volgens de constructivistische visie bestaat ‘de’ werkelijkheid niet, waardoor het geen zin heeft om
waarnemingen met ‘de’ werkelijkheid te vergelijken om ze op hun waarheidsgehalte te toetsen. Men
streeft dan naar voorlopige kennis, naar kennis die verdedigbaar is (dit past bij de ideeën van Karl
Popper). De zoektocht naar geldigheid is dan gegrondvest in consistente argumentatie en het
aanvoeren van argumenten en/of tegenargumenten waarmee de geloofwaardigheid van alternatieve
hypotheses wordt afgewogen.
Er zijn 3 vormen van geldigheid:
1. Meetgeldigheid. Empirische toetsing van theorieën vereist dat de theoretische concepten
geoperationaliseerd worden; onderzoekers moeten abstracte theoretische begrippen een
empirische vertaling geven en duidelijk aangeven hoe concepten empirisch gemeten kunnen
worden. Meetgeldigheid gaat over de vraag of theoretische concepten wel goed
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper LauraSociologie. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.