Les 6 – schema
1. Inleiding : retorica en overtuigen
a. Retorica
2 benaderingen van retorica door Beasley
Focus op retorica als techniek
o Zenderperspectief
o Klassieke retorica ( Aristoteliaans)
Focus op effect en effectiviteit
o Ontvangerperspectief
o Argumentatietheorieën
b. Overtuigen
Wat betekent overtuigen voor ons?
sofisme en gesofistikeerd, het concept spin
o een twist geven aan iets, door een verhaal te vertellen. Je vertelt iets vanuit
bepaald perspectief, bepaalde manier, je brengt dingen met elkaar in verband, …
overtroeven, afbluffen, onder tafel vegen, overtuigen, overhalen, aansporen, bepraten,
bewerken, meekrijgen, ompraten, tot andere gedachten brengen
o overtuigen: vaak negatieve connotatie
o WRM? : Mensen veranderen ≠ graag van mening, iemand krijgt gelijk, iemand
moet bewegen.
overtuigen = interactief gegeven en betekent dat ene van positie moet
veranderen en dit wordt niet altijd positief bekeken.
Concordanties retoriek : vaak negatieve connotatie. Dus de manier waarop die termen
die hiermee te maken hebben worden vorm gegeven negatief ( op z’n minst
dubbelzinnig) bekeken
c. Context
In welke discourse communities, registers en genres ?
Discourse communities : literaire wereld, politiek, media, gerecht, academische wereld,
thuis, commerciële wereld, parlement, organisaties
Registers? Politiek, juridisch, zakelijk, advertising, maar dus ook alledaags heel veel
van onze taal is retorisch.
Genres:
o Gesproken: review, speech, debat, reclameboodschap, essay, pleidooi, discussie,
vergadering, verkoopgesprek, pitch, lezing, …. grote rol in onze maatschappij,
constant (onbewust) mee bezig
o Geschreven: advertentie, opiniestuk, essay, open brief, lezersbrief, abstract, …
2. Klassieke retorica
1
, Les 6 – schema
a. Inleiding
Filosofisch debat: dialectiek vs. retoriek
Sofisten
o Retoriek: praktisch redeneren en compromis zoeken tussen opinies; subjectieve
elementen
Plato
o Dialectiek op zoek naar absolute waarheden via rede; objectivisme
Synthese van Aristoteles
o Beide hebben hun waarde in verschillende contexten ( wetenschap vs.
maatschappij)
Wetenschap: objectieve / feiten = belangrijk
Maatschappij:
≠ 1 waarheid wel verschillende opinies, maar ≠ objectief.
Er zijn altijd pro’s en contra’s andere kijk op retorica
praktisch redeneren en compromissen zoeken i.f.v. doel
o beeld van zuiver redeneren = naar logica verplaats en retorica is zich gaan
focussen op technieken, stijlfiguren en meer. Pas in moderne tijd is met terug
gaan kijken naar Aristoteles zijn argumentatieleer en dat allebei hun waarde
hebben .
Famous speeches ( voorbereiding)
Hoe spreekt de redenaar?
o Tempo en luidheid
Vb. : JFK: traag, pauzes, nadruk M.L.K.: zangerig, gebruik stem, als
prediker
Hoe gaat de redenaar om met zijn publiek?
o -/+ visueel contact
Vb. Obama: veel interactie Churchil : weinig ( was radiospeech)
o Verschil in formaliteit
Wat valt je op?
o Pauzegedrag King
o ‘we’ bij Obama
>> Goffman: participation framework voor predientiële speech : kijken naar publiek
>> Aristoteliaanse analyse – conceptueel kader
b. Aristoteles
i. Soorten: forensisch, epideictisch, deliberatief
2