Winstbepalingsstelsel bestaat uit twee elementen:
- De instandhoudingsdoelstelling
- Waarderingsgrondslag
Instandhoudingsdoelstelling
In algemene termen is winst in dit kader te definiëren als het bedrag dat aan het eind van
een periode aan de onderneming kan worden onttrokken, zodanig dat die onderneming
daarna weer in dezelfde positie is als aan het begin van de periode.
Om de winst te kunnen bepalen, moet eerste bepaald worden welk bedrag aan het eind van
de periode in de onderneming dient te blijven. Het bedrag is afhankelijk van de gekozen
instandhoudingsdoelstelling of handhavingsdoelstelling.
Als er bijvoorbeeld €500 in kas komt en dus ook €500 euro winst bijkomt. Wordt aan het
eind van de periode €500 winst uitgekeerd om weer in dezelfde positie terug te komen.
Dit is zonder prijsfluctuaties.
Wanneer er prijsfluctuaties plaatsvinden, hangt de gekozen instandhoudingsdoelstelling af
van hoeveel de winst bedraagt.
Nominalistische opvatting: De onderneming is weer in dezelfde positie in geld gemeten. Hier
wordt bij winstbepaling geen rekening gehouden met de gevolgen van prijswijzigingen van
de voorraad productiemiddelen.
Substantialisme: De onderneming dient in hoeveelheid productiemiddelen (de substantie)
gemeten weer in de beginsituatie te zijn, voordat er sprake is van winst.
Bij het substantialisme is niet ieder overschot boven het begin eigen vermogen winst. Een
gedeelte van dat overschot is gebonden aan de onderneming om vervanging van het
complex van de materiele activa tegen gestegen prijzen te waarborgen.
Door een prijsstijging was de voorraad niet €1.000 maar €1.200. Hierdoor is er nog maar
€300 winst overgebleven.
Het verschil tussen beiden winstbedragen is het voorraadresultaat (holding-gain).
Het bedrag waarmee de inkoopprijs is gestegen tussen het moment van inkoop en verkoop.
Bij toepassing van het nominalisme maken de gerealiseerde voorraadresultaten onderdeel
uit van de winst.
,Handhaving van de koopkracht van het eigen vermogen
Dit is ook een instandhoudingsdoelstelling. Hier worden de eigenaren van de onderneming
als uitgangspunt genomen.
Hier is sprake van winst, indien de koopkracht van het door de eigenaren in de onderneming
geïnvesteerd vermogen is toegenomen, zodat hiermee aan het einde van de periode meer
consumeert zou kunnen worden dan aan het begin van de periode.
De maatstaf hiervoor is een prijsindexcijfer. Het algemene prijspeil.
Als er een stijging is van 5%. Betekent dit dat er 5% wordt berekend over het eigen
vermogen. Dat bedrag is gebonden aan de onderneming en wordt in mindering gebracht op
de winst.
Het Framework van de IASB en het Stramien van de RJ onderscheiden financiële en fysieke
vermogensinstandhouding.
Financiële instandhouding kan in geld gemeten worden. Dit is dus het nominalisme en de
koopkracht van het eigen vermogen.
De fysieke instandhouding heeft betrekking op de productiecapaciteit van de onderneming.
Dit is het substantialisme.
Waardering van de materiële activa
Naast de instandhoudingsdoelstellingen moet er nog een keuze gemaakt worden voor
waarderingsgrondslagen.
- De werkelijke betaalde inkoopprijs. Historische kostprijs.
- De op balansdatum actuele inkoopprijs. Vervangingswaarde.
- Voor inflatie gecorrigeerde historische kostprijs. Werkelijk betaalde inkoopprijs
vermenigvuldigd met factor voor algemeen prijspeilstijging.
- Geschatte verkoopprijs. Reële waarde. Dit breekt het realisatieprincipe. Bijvoorbeeld
beleggingen.
Soms is er een samenhang tussen waarderingsgrondslagen.
Bijvoorbeeld de verkoopprijs en vervangingswaarde. Voor de ene partij (wanneer er geen
sprake is van tussenhandelaren) is het de verkoopprijs. Voor de andere partij kan dit dan
weer de vervangingswaarde zijn.
, H13
Historischekostenstelsel
Vaste activa
Het historischekostenstelsel baseert zich op werkelijk betaalde prijzen en is zodanig vrij van
schattingen. Eventuele stijgingen van actuele inkoopprijzen worden niet via hogere
afschrijvingen in mindering op de winst gebracht. Het resultaat wordt op nominalistische
wijze bepaald.
Voorraden
Fifo, gemiddelde inkoopprijs en lifo.
Ook is er nog het ijzerenvoorraadstelsel.
FIFO = First in, first out. Eerstgekochte goederen worden ook als eerst verkocht.
Gemiddelde inkoopprijs: de gewogen gemiddelde inkoopprijs. Deze wordt na iedere inkoop
aangepast.
LIFO: Last in, first out. Laatst gekochte goederen worden als eerst verkocht. Twee varianten.
Individueel LIFO en collectief LIFO.
Individueel: Per transactie bekeken welke voorraad op het moment van verkoop meest
recent is ingekocht. LIFO per transactie.
Bij collectief LIFO wordt aangenomen dat de laatst ingekochte goederen zijn verkocht. Hier
wordt niet per transactie gekeken maar over een gehele periode.
Ijzerenvoorraadstelsel: Indien de werkelijke voorraad lager of hoger is dan dei
ijzerenvoorraad, spreken we van een manco of een surplus.
Bij een manco wordt het tekort vermenigvuldigd met de actuele inkoopprijs.
Bij een surplus wordt het overschot vermenigvuldigd met de historische kostprijs.
Vermogensbepaling
In tijden van prijsstijging schuilen er stille reserves in de materiële activa.
Ze staan in de balans voor een lager bedrag dan de op dat moment geldende inkoopprijs.
Hoe beter een methode de voorraadresultaten uit de winst worden geëlimineerd, hoe
slechter die methode scoort ten aanzien van den vermogensbepaling.
Prijsdaling
In geval van prijsdalingen kan het historischekostenstelsel niet analoog worden toegepast,
hier begint de minimumwaarderingsregel te gelden.
Wanneer bijvoorbeeld de prijs van een goed naar €10 kan worden verkocht, dient de
voorraad afgeboekt te worden.
Deze regel geldt niet alleen voor voorraden maar ook voor vaste activa.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jesperdejonge. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,48. Je zit daarna nergens aan vast.