Hoofdstuk 13: Organisaties: méér dan georganiseerde ongelijkheid?
Het belang van formele organisaties is gegroeid met het moderniseringsproces, dat is, met het
toenemende gebruik van wetenschappelijke kennis op allerlei maatschappelijke domeinen, de
opsplitsing van maatschappelijke taken in aparte eenheden (structurele differentiatie) en de
depersonalisering van de sociale relaties.
13.1 Van associatie tot bureaucratie
Weber identificeerde de drie ideaaltypen van organisatieverbanden die sindsdien gangbaar zijn
gebleven: de associatie, de prebureaucratische organisatie en de bureaucratie.
13.1.1 De associatie
De associatie vinden we vooral bij organisaties die niet direct een bestuurlijke, administratieve of
economische finaliteit hebben. Hun ‘missie’ ligt elders. Meestal hebben associaties de vorm van
vrijwillige verenigingen. Zij ontstaan omdat mensen met gemeenschappelijke bekommernissen,
interesses of waarden de handen in elkaar slaan en door gemeenschappelijke acties allerhande hun
doel proberen te realiseren. Dat associaties vrijwillige verbanden zijn, impliceert een hogere
morele betrokkenheid van het individu. Degenen die zich associëren, doen dat in principe op voet
van gelijkheid, vandaar het vrij democratische karakter van dit type organisatie. Complexiteit en
formalisering zijn laag en er is bijgevolg veeleer decentrale besluitvorming. Een oude vorm van
associatie die terug populair wordt, is de coöperatie. Door het principe van democratische
besluitvorming zijn coöperatieve aandeelhouders niet alleen in financieel opzicht, maar ook sociaal
gezien ‘eigenaar’ van hun coöperatie.
13.1.2 De prebureaucratische organisatie
De prebureaucratische organisatie, in Webers eigen termen ‘een administratie onder patrimoniaal
gezag, vertoont de volgende kenmerken:
De traditionele gezagdrager houdt zich met de zaken bezig wanneer dit hem uitkomt.
Hij aanvaardt de afbakening van zijn gezag via wetten en voorschriften niet. Zijn gedrag
wordt enkel door traditie of gewoonten bepaald. Omdat deze ongeschreven zijn, is
willekeur ingebouwd.
Binnen de grenzen van de traditie bepaalt de gezagdrager zelf of hij al dan niet gezag
delegeert, en omdat hij zijn leden zelf aanwerft, wordt toezicht herleid tot een zaak van
persoonlijke voorkeur en loyauteit.
Alle posten vormen een onderdeel van het persoonlijke huishouden van de gezagdrager en
de kosten ervan betaalt bij uit eigen beurs.
Officiële aangelegenheden worden afgehandeld bij persoonlijke ontmoetingen en via
mondelinge communicatie, niet op basis van onpersoonlijke en schriftelijke documenten.
13.1.3 De bureaucratie
Een bureaucratie is de hoogste trap van een formele organisatie. In het dagelijks daalgebruik heeft
de term een bijklank van logheid, inefficiëntie, papierwinkel en klantonvriendelijk gedrag;
Sociologisch vormt de bureaucratie nochtans geen probleem, maar een oplossing voor de problemen
die bij grootschalige organisaties rijzen.
Doorslaggevend voor de snelle bloei van de bureaucratie was volgens Weber haar technische
superioriteit tegenover alle andere vormen van organisatie. Onder meer inzake nauwkeurigheid,
snelheid, ondubbelzinnigheid, continuïteit, discretie, eenheid van werking en vermindering van
wrijvingen overtrof de bureaucratie, naar Webers inzicht, alle andere vormen van organisatie en
zeker de prebureaucratische organisatie.
In een rechtsstaat wordt het ideaaltype van een bureaucratische organisatie door volgende
beginselen beheerst: continuïteit van de werking, afbakening van bevoegdheden via regels en
voorschriften, (hiërarchische) toezicht over de uitoefening van die bevoegdheden, scheiding tussen
de posities en de bekleders ervan, en het terugvallen op schriftelijke stukken.
Variabele Prebureaucratisch Bureaucratisch