Een markt is geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en producten
verhandelen. Een concrete markt is de plaats waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten. Een
aanwijsbare plek zoals marktplaats en rommelmarkt. Een abstracte markt omvat alle factoren die te
maken hebben met de verhandeling van het product. De transactie wordt niet op een bepaalde plek
gedaan bv de huizenmarkt. De kenmerken van de markt bepalen in hoeverre aanbieders invloed
hebben op de verkoopprijs. Deze kenmerken zijn: het aantal aanbieders, hun marktaandelen, de
toetredingsdrempels en de mate van productdifferentiatie. Samen vormen ze de marktstructuur.
-Als er 1 aanbieder is blijven de klanten, want er is geen concurrentie. Ze moeten alleen rekening
houden met de wet van de vraag: hoe hoger de prijs, hoe minder consumenten het product kopen.
-Het marktaandeel is de afzet van een individuele aanbieder als percentage van de totale afzet. Meer
dan 35% dan spreek je van een dominante aanbieder. De andere aanbieders volgen de verkoopprijs
van de dominante aanbieder.
-Toetredingsdrempels zijn abstracte drempels waar een aanbieder overheen moet stappen om te
kunnen produceren. Bijvoorbeeld de investering in een nieuwe fabriekshal en de kosten voor het
krijgen van een vergunning. Hoe hoger de drempel, hoe minder aanbieders er overheen kunnen
stappen. Bv bij een miljardeninvestering heb je weinig bedrijven. Een producent heeft minder (meer)
invloed op zijn prijs als de toetredingsdrempels laag (hoog) zijn.
Aantal aanbieders Homogeen product Heterogeen product
Veel Volkomen concurrentie Monopolistische concurrentie
Weinig Homogeen oligopolie Heterogeen oligopolie
1 Monopolie
Volkomen concurrentie: veel aanbieders die dezelfde homogene product aanbieden. Niemand kan
de prijs beïnvloeden: de prijs is exogeen. Hij kan wel beïnvloeden hoeveel hij produceert ->
hoeveelheidsaanpassers: ze kijken wat de prijs is en passen de hoeveelheid aan die ze willen
aanbieden tegen deze marktprijs.
Er is sprake van volkomen concurrentie als:
-er zijn veel vragers en aanbieders, dan heeft niemand invloed op de prijs en is er ook geen
producent dominant. De prijs wordt dan bepaald door het snijpunt van de vraag- en aanbodlijn.
-homogeen product, product verschilt niet in de ogen van de consument.
-vrije toe- en uittreding, geen toetredingsdrempels. Hierdoor kan er alleen tijdelijk winst worden
gemaakt, want winst lokt nieuwe aanbieders -> aanbod neemt toe en prijs daalt. Dit gaat door totdat
je geen winst meer hebt en de aanbieder zal de markt verlaten. En dan daalt aanbod weer en stijgt
prijs-> nieuwe aanbieders -> dit gaat door en voor niemand winst.
-transparante markt, iedereen beschikt over alle relevante informatie en consumenten kennen de
evenwichtsprijs.
-dezelfde producttechnologie, iedereen produceert op precies dezelfde manier. Dus even moeilijk
om personeel te vinden en de kosten zijn gelijk. Zelfde GTK-lijn en MK-lijn.
Het marktevenwicht op korte termijn= mo=p en mo is niet afhankelijk van het individuele aanbod
dus loopt horizontaal. Voor max. winst geldt mo=mk.
, Marktevenwicht op lange termijn= winst lokt toetreding uit en bij een gegeven prijs bieden de
toetreders precies hetzelfde aan als de aanbieders die al in de markt aanwezig zijn -> aanbodlijn
kantelt naar rechts. Door meer aanbieders en toename van het aanbod daalt de evenwichtsprijs en
daarmee ook de winst. Er komen nieuwe aanbieders tot er geen winst meer is en de evenwichtsprijs
daalt dan tot GTK. De prijs is gelijk aan minimum van GTK De winst per stuk = 0. Er telt dan
p=mo=mk=gtk en mk snijdt gtk in het laagste punt.
Monopolie: 1 producent en hoeft met niemand rekening te houden. Een monopolist is een
prijszetter: hij kiest die prijs waarbij zijn winst maximaal is. De prijs is endogeen, maar er wordt wel
rekening gehouden met de wet van de vraag: bij een hogere prijs verkoopt hij minder. Vb=
spoorwegen en drinkwater. In de praktijd heb je vaak 1 aanbieder die bijna de gehele vraag voor zijn
rekening neemt en wat overblijft aan consumentenvraag wordt door 1 of meerder kleinere
aanbieders gediend. Bv Windows en Apple. Toetreding is niet mogelijk. Een betwistbaar monopolie=
als hij bij een hogere prijs winst haalt en dat toetreding uitlokt.
Winst bij mo=mk. Mk is hetzelfde als bij andere marktvormen= extra kosten bij 1 extra geproduceerd
goed. Mo is altijd lager dan de prijs, want als hij wat extra moet verkopen dat moet hij de prijs
verlagen. Aan de ene kant is er de opbrengst van een extra eenheid die de monopolist verkoopt door
de prijsverlaging, maar aan de andere kant is er verlies omdat de consumenten nu een lagere prijs
betalen. De verandering in de to is de mo. De mo is een dalende lijn. Hoe groter de
productieomvang, hoe lager de mo.
Winstmaximalisatie is bij mo=mk. Winst is vierkant tussen p en gtk en 0 en aantal q. Een monopolist
krijgt meer winst als hij verschillende consumenten een verschillende prijs vraagt voor hetzelfde
product= prijsdiscriminatie. Bij perfecte prijsdiscriminatie vraag je aan iedere consument een
verschillende prijs en dan is het consumentensurplus 0 want ze betalen hun betalingsbereidheid.
Marktsegmenten zijn herkenbare groepen van consumenten et een vergelijkbare
betalingsbereidheid bv in leeftijd. Aan die verschillende marktsegmenten wordt dan een
verschillende prijs gevraagd. De voorwaarden voor prijsdiscriminatie zijn 1 verschillende
consumenten hebben een verschillende betalingsbereidheid en 2 onderlinge doorverkoop is niet
mogelijk. Onderlinge doorverkoop noem je arbitrage.
Oligopolie: 5 tot 10 aanbieders die gezamenlijk 80% of meer van de totale productie voortbrengen.
Bij 2 aanbieders noem je het een duopolie. Homogeen oligopolie (zout, aardappelen, suiker, melk)=
alle aanbieders maken hetzelfde product bv elektriciteit. Een oligopolist heeft meer invloed op zijn
prijs naarmate zijn product meer afwijkt van dat van andere aanbieders. <- heterogeen oligopolie
(kleren, auto’s, schoenen, mobiel).
Ze hebben een beperkt aantal aanbieders en invloed op de prijs, maar wel rekening houden met
andere aanbieders. Ze kunne een hoeveelheid (hoeveelheidsconcurrentie: fietsen, groenten,
meubels) of prijs (prijsconcurrentie: kapper, verzekeringen, hypotheken. Dit is meestal wanneer de
productie gemakkelijk en snel kan worden aangepast) kiezen waarbij mo=mk.
Bij hoeveelheidsconcurrentie wordt eerst geproduceerd en daarna komt er een prijs die ervoor zorgt
dat Qa=Qv. Het product is homogeen en geen vrij toetreding tot de markt, de markt is transparant en
dezelfde producttechnologie
Om winst te maximaliseren geldt mo=mk. Voor mo kijk je naar de residuele vraag: het deel van de
vraag dat voor hem overblijft nadat de concurrent zijn productie heeft afgezet. Je verschuift dan de
vraaglijn naar links. Bv Q=420 -p en Parker produceert 100 vulpennen, dan is de residuele vraaglijn
voor Waterman Q= 420 -p -100 = 320 -p of p =320 -q. Een oligopolist gebruikt zijn residuele vraag om
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Ilse321. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,48. Je zit daarna nergens aan vast.