100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting deel 1 - biologische antropologie - boek, notities, slides €7,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting deel 1 - biologische antropologie - boek, notities, slides

1 beoordeling
 129 keer bekeken  6 keer verkocht

Dit is een volledige samenvatting van het eerste boek van het boek van Biologische Antropologie door Lieven Pauwels. Deze samenvatting is gebaseerd op het boek, de notities en de slides. (Het tweede deel zal ik ook nog uploaden, wanneer de lessen voorbij zijn)

Voorbeeld 10 van de 74  pagina's

  • 18 april 2023
  • 74
  • 2022/2023
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (33)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: vrlieselot • 6 maanden geleden

avatar-seller
febevandamme
INLEIDING
INLEIDING
Biologische antropologie = de (natuurwetenschappelijke) studie van de mens
Theodosius Dobzhansky: “niets in biologie is logisch behalve in het licht van de evolutie”
Evolutie: de frequentie van een bepaalde eigenschap en de genen die het aansturen, kunnen van generatie op
generatie veranderen

ANTROPOLOGIE EN DIENS SUB-VELDEN
Antropologie = de studie van de mensheid in al zijn vormen
➔ 4 vormen:
o Culturele antropologie: de studie van menselijke samenlevingen
o Linguïstische antropologie: de studie van taal, geschiedenis en gebruik in diverse culturen
▪ Vb: Gossip & Grooming als hypothese waarom we spreken
o Archeologische antropologie: de studie van de materiële cultuur van vroegere culturen /
beschavingen
▪ Materiële cultuur: artefacten, materiële cultuur, prehistorische archeologen, historische
archeologen
o Biologische antropologie: de studie van de menselijke soort vanuit evolutionair perspectief
▪ 4 centrale velden:
• Paleoantropologie
• Osteologie: Studie van de beenderen
• Paleopathologie
• Forensische antropologie

Aanverwante discipline van de biologische antropologie:
➢ Paleoantropologie = studie van het fossielenbestand van de mensheid
▪ Versteende overblijfselen: meest directe fysieke bewijs van menselijke afkomst -> kan men
bijvoorbeeld ziekten of infecties op zien
➢ Osteologie = de studie van het skelet Antropometrici: de eerste
➢ Skeletbiologie = de studie van het skelet, met de focus op de patronen generatie van biologische
en processen van menselijke groei en fysiologie en ontwikkeling antropologen
➢ Paleopathologie = de studie van ziekten in oude menselijke populaties
en van menselijke resten in archeologische context
▪ Vb: sporen van infecties op botten en schedels
➢ Forensische antropologie = de studie van menselijke overblijfselen in legale forensische context
▪ Vb: doodsoorzaak en sporenonderzoek doen, verkrachtingen
➢ Primatologie = de studie van niet-menselijke primaten en hun anatomie, genetica, gedrag en ecologie
▪ Pionier: Jane Goodall en Diane Fossey
▪ Nu: Richard Wrangham en Frans De Waal
▪ Geven inzicht in hoe de evolutie de menselijke soort gekneed heeft
▪ Niet-menselijke primaten zijn aangepast aan sociaal leven
➢ Menselijke biologie = de studie naar de menselijke aanpassing en hoe mensen zich fysiologisch aanpassen
aan de uitersten van de fysieke omgeving van de aarde
➢ Biomedische antropologie = de studie van effecten van vervuiling, giftige stoffen op de menselijke groei
➢ Moleculaire antropologie = genetische benadering van evolutionaire wetenschap die de verschillen in het
genoom tussen mensen en hun naaste verwanten probeert te begrijpen

DE OORSPRONG VAN DE MODERNE BIO-ANTROPOLOGIE
Ontdekking van eerste fossiel in 1856
Introductie van evolutionair perspectief
Publicatie ‘On the Origin of spieces’ van Darwin in 1859

Fysische antropologie in de 2de helft van de 19e eeuw:
 Neo-darwinistische synthese van: genetica, anatomie, ecologie en gedrag met evolutietheorie van Darwin

, HOOFDSTUK 1: DE OORSPRONG VAN HET
EVOLUTIONAIR DENKEN
INLEIDING
In een rechtszaal in 1920: The Scopes Trial: John Scopes werd voor de rechter gebracht omwille van het ‘illegale
onderwijzen van de evolutietheorie’ & werd ook schuldig bevonden
➢ = een strijd tussen wetenschap en creationisme
➢ Waarom?: er was in die tijd sprake van ‘een verbod op het lesgeven over de evolutietheorie in de VS’

Deze anti-evolutiewetten werden pas
opgeheven in 1967 in verschillende staten

WAT IS WETENSCHAP?
Wetenschap = een empirisch proces waarbij men een natuurlijke fenomeen met enkele afleidingen over de
oorzaken observeert
➔ Hypothese opstellen:
o De wetenschapper test hierdoor een veronderstelling, door: bewijsmateriaal te verzamelen die de
hypothese ondersteunt of weerlegt
o Vb: waarom loopt men rechtop? Om minder energie te verbruiken en hierbij een komende
reproductief voordeel hebben
➔ Het is niet perfect:
o Omwille van interpretatieverschillen en meetfouten
o MAAR: corrigeert zichzelf wel (= wanneer een theorie of dergelijke fout is, dan zal hier wel
onderzoek naar gedaan worden en verwerpt en ontkracht worden)
o Falsifieerbaarheid in de wetenschap

Falsificatie = het is mogelijk om tegenbewijs
te vinden voor een bepaalde theorie




ENKELE VROEGE DENKERS OVER DE EVOLUTIE
ARISTOTELES
4de eeuw voor Christus
Beschreef het dieren- en plantenleven van het Middellandse Zeegebied
➔ Elke levende vorm had een vaste essentie die niet kan worden veranderd (= onveranderlijkheid van soorten)
➔ Leven was geordend in een overzichtelijke, hiërarchische ladder (= Great Chain of Being)

PLATO
4de-5de eeuw voor Christus
Geloofde in ideaaltypes

, DE OORSPRONG VAN DE MODERNE WETENSCHAP
Tijdens de Renaissance (14e – 16e eeuw): verschillende kritieke ontwikkelingen ontstaan
1) Van grote kunstenaars:
- Leonarda Da Vinci en Andreas Vesalius
- De manier waarop de wetenschappelijke nieuwsgierigheid met de artisitieke
vaardigheden combineren, zorgde ervoor dat wetenschappers op een andere
manier naar het menselijk lichaam keken
- Vesalius: Humani Corporis Fabrica (1543): gaat over de structuur van het
menselijke lichaam, en werd standaard medische tekst
2) Eerste reis rond de wereld en de Europese ontdekking en verkenning van de Nieuwe
Wereld
- Eerste blik op verschillende exotische planten- en dierensoorten
- Ook menselijke variaties, zowel biologisch als cultureel
o Men ging vragen stellen over of deze ook echt mensen waren
o Paus Paulus III: kondigden aan dat Indianen effectief mensen zijn
▪ Reden om deze te gaan bekeren tot het christendom
- Monogenisme > polygenisme: geleerde (in 16e – 17e eeuw) die beweerden dat er sprake was van
polygenisme werden op de brandstapel gegooid

Monogenisme werd tegenover polygonisten gezet
- Monogenisme was zowel in de protestante als katholieke landen overheersend
- Steun van: Samuel Stanhope Smith en Johann Friedrich Blumenbach
- Eerste helft van de 19e eeuw: opkomende steun voor het polygenisme

James Usher (1581 – 1656) berekende de datum van de schepping van de aarde via: het Oude Testament
 Europese kerk had grote invloed op het wetenschappelijk denken

Uitspraken tegen de kerkleer = misdaden
➢ Galileo Galilei: zag met een telescoop dat de aarde niet het centrum was, maar de aarde ook mee
ronddraaide

Johannes Kepler en Isaac Newton: hadden genoeg bewijs dat de Kerk ongelijk had -> de Kerk kon niet meer
argumenteren, maar men ging de mens nog steeds zien als het centrum van de schepping


DE NATUURLIJKE CLASSIFICATIE VAN ORGANISMEN VOLGENS LINNAEUS
In 17e en 18e eeuw waren natuuronderzoekers bezig met classificatieschema’s te maken, maar
men bleef wel met het idee ‘de mens staat centraal’

Linneaus bouwde verder op John Ray
➔ Maakte de meest uitgebreide classificatie van de plantenwereld van die tijd
➔ Hiërarchie van levende wezens

Vinden ‘taxonomie’ uit
➢ = de wetenschap van de classificatie en het benoemen van levende wezens
➢ Taxon = een eenheid van Linnaeus zijn eenheid


Probleem:
Hij was verblind door zijn theologie -> geloofde in de onveranderlijkheid
van soorten + elk soort bestond als een volledig gescheiden entiteit van
alle andere soorten en dat deze schendingen door God waren vastgelegd

, DE WEG NAAR DE DARWINIAANSE REVOLUTIE
18e eeuw – vroeg 19e eeuw: sommigen hadden hun stempel op ‘de verklaring van de aard van de diversiteit aan flora
en fauna op aarde’ gedrukt
1) Comte de Buffon: dieren die naar nieuwe klimaten migreerden, veranderen vaak als reactie op nieuwe
omgeving

2) Georges Cuvier: was tegenstander van het moderne concept van evolutionaire verandering’
- De gevonden botten van dinosaurussen waren een groot probleem -> uitvinding van ‘catastrofisme’ als
verklaring
Catastrofisme = een catastrofale
3) Geoffroy Saint-Hilaire: was een grote voorstander van het idee van rampen eerdere levensvormen op
evolutionaire verandering aarde hebben weggevaagd
- Ging in debat met Cuvier

4) Jean-Baptiste Lamarck: Lamarckisme = alle organismen kunnen tijdens hun leven
aanpassingen aan hun omgeving maken die aan hun nakomelingen zouden kunnen
worden doorgegeven -> zo kunnen nakomelingen zich beter aanpassen
- Vb: als een dier aan de kust leeft en veel tijd in het water doorbrengt, dan zullen
de nakomelingen beter kunnen zwemmen aan de ouders
- Vb: olifanten kregen een langere slurf omdat ze aan de hogere bladeren
moesten kunnen

Doorbraak van Darwiniaanse revolutie: het inzicht van de relatie tussen organismen en omgeving
➢ MAAR: een fout dat men maakt: denken dat een verandering zou kunnen
optreden tijdens het leven van een individu
o Evolutionaire veranderingen gebeuren over de generatie heen

Bovenstaande fout werd zichtbaar in het Lamarckisme = lysenkoïsme-incident
- = illustreerde het falen van Lamarcks theorie om een dramatische
manier
- Trofim Lysenko: -> Lysenkoïsme
o Vond het Darwiniaanse model een kapitalistisch model
o Tegen de theorie van Thomas Malthus
o Experiment in de landbouwproductie: men ging tarwekorrels bij lage
temperatuur bewaren om zo de nieuwe zaden een langere levensduur te
geven in de koude (maw koude-tolerant worden), maar dit werkte niet
Thomas Malthus: het bevolkingsaantal
groeit sneller dan de voedingsbronnen


DE UNIFORMISTEN: HUTTON EN LYELL
JAMES HUTTON
Onderzocht bij de rotsachtige Schotse zeekust: vond hier duidelijk bewijs van vroegere werelden
➔ Probeerde zijn bevindingen in een bijbels kader te plaatsen
➔ Uniformisme = geologische processen die vandaag de dag de natuurlijke wereld aandrijven, zijn dezelfde als
die in het verleden
o Was niet bereid om deze visie uit te breiden naar de levende wereld

CHARLES LYELL
Was voorstander van het uniformisme
Had een grote invloed
Darwin had een grote invloed op hem -> ‘Principles of Geology’ -> was een boek dat Darwin altijd bij hem droeg toen
hij op de HMS Beatle zat

, DE DARWINIAANSE REVOLUTIE
Grootvader: Erasmus Darwin: een vooraanstaand natuuronderzoeker en filosoof

Twee belangrijke gebeurtenissen in zijn leven:
- John Henslow (prof botanicus en naturalist): beïnvloedt het wetenschappelijke denken van Darwin
- Von Humboldt: Darwin las zijn reis- en natuurhistorische verhalen

Ontmoette kapitein Fitzroy: hij was van plan om een reis te maken aan de
kustlijnen van de continenten
- Darwin mocht mee reizen met de HMS Beagle zeilschip


WAT DE GALÁPAGOS-EILANDEN DARWIN LEERDEN
De reis met de HMS Beagle zeilschip duurde 5 jaar lang om de zeekusten van Zuid-Amerika, Australië en Afrika te
verkennen
➢ Galápagos-eilanden
o Variaties in soorten (vb: de 13 verschillende soorten schildpadden)
o Biogeografie (verdeling van planten en dieren)
o Adaptieve radiatie (veel soorten evolueerden uit één soort)
o ‘Natural selection’ (omgevingsdruk beïnvloedt overlevingskansen

Voorbeeld: men hand minstens 13 verschillende soorten (kleine, bruine, zwarte)
vinken op de eilanden
➔ Één soort die zich aanpaste voor verschillende doeleinden van de
verschillende eilanden

Darwins observaties:
1) Geïsoleerde oceanische eilanden -> veel verschillende soorten
2) Oceanische eilanden -> ontbreken van hele groepen dieren die op het vaste land te vinden zijn
- Omdat: slechts een beperkt aantal dieren het eiland bereikt, dan gaan andere dieren de plaatsen van de
ontbrekende soorten innemen
- Vb: grote zoogdieren: de plaats van landzoogdieren werd ingenomen door gigantische schildpadden en
grote leguanen
3) Planten en dieren op de eilanden trekken vaak op de verwanten van het vasteland

DE VERFIJNING VAN DE EVOLUTIETHEORIE DOOR NATUURLIJKE SELECTIE
Na terug keren, besteede hij tijd om zijn theorie van natuurlijke selectie uit te bouwen
- Gebasseerd op de vinken van de Galápagos-eilanden
- Deed ook aan kunstmatige selectie: dierenkenners probeerde nieuwe soorten te ontwikkelen door de
beste eigenschappen te selecteren
Kunstmatige selectie vs natuurlijke selectie: kunstmatige Theorie omtrent natuurlijke selectie kwam
werden gedaan door de beste eigenschappen te nemen, tot stand door de invloed van Malthus ‘An
terwijl natuurlijke selectie gebeurde als reactie op de essay on the Principle of Population’
omgevingsomstandigheden


2 delen van van de Darwiniaanse theorie:
1) Het leven op aarde was ontstaan door evolutie in plaats van afzonderlijke creatie
2) Het mechanisme achter het evolutieproces, namelijk natuurlijke selectie

Steunpunten: -> spoorde Darwin aan om zijn theorie uit te brengen in een boek
- Joseph Hooker
- T. H. Huxley (steunde de theorie nog lang na de dood van Darwin)

, DE ESSENTIE VAN DE THEORIE EN DEZELFDE BEVINDINGEN VAN A.R. WALLACE
Brief van Alfred Russel Wallace: hij had eigen versie van de Wallace deed ook aan reizen en
evolutietheorie door natuurlijke selectie bedacht -> vroeg aan onderzocht vlinders, zowel tropische als
Darwin om advies lokale variaties. Daarnaast was hij ook
 1859: publicatie van ‘On the Origin of Species’ beïnvloed door Malthus.

3 observaties in het boek:
1) Alle organismen hebben een potentieel voor explosieve populatiegroei die
hun voedselvoorziening zou overtreffen
- Had dit idee rechtstreeks overgenomen van Malthus

2) Populaties blijven redelijk stabiel
- Deductie: er moet dus sprake zijn van een strijd om te overleven

3) In de natuur zitten er verschillenden variaties (zie vb vinken)
- Deductie: de waarom kan beantwoord worden door een gunstiger bestaan van de variaties -> maw
natuurlijke selectie

Fitness: het # nakomelinge dat een organisme in de volgende generatie achterlaat, die zelf overleven tot de
reproductieve leeftijd

Natuurlijke selectie = een filterproces waarbij ongunstige eigenschappen, de race om te overleven, verloren ten
voordele van meer gunstige eigenschappen
➔ 3 voorwaarden:
o Het kenmerk moet worden geërfd (maw genetische doorgave)
▪ Wat is geen genetische erving?: eieren die in te hoge of lage temperaturen worden
uitgebroed, krijgen vreemde kleurpatronen
o Het kenmerk moet variatie vertonen tussen de individuen
o De filter tussen het organisme en zijn genetische samenstelling is de omgeving, die druk moet
uitoefenen
➔ Evolutie = een verandering in een populatie, in de frequentie van een eigenschap of een gen van generatie
op generatie
➔ Vindt plaats op het niveau van de populatie (niet ter hoogte van de individuen)


5 onderdelen van het Darwiniaans model (zie hoofdstuk 4)
➢ Evolutie: de wereld is niet constant, maar verandert gestaag
➢ Gemeenschappelijke afstamming: alle groepen organismen hebben gemeenschappelijke voorouders
➢ Vermenigvuldiging van de soorten: gebeurt door opsplitsing van dochtersoorten of door geografische
afscheiding
➢ Gradualisme: evolutie gebeurt gradueel en niet plots
➢ Natuurlijke selectie: de overlevenden zijn de mensen die gunstig aangepast zijn en zo een nieuwe generatie
vormen

Darwiniaanse algoritme:
V.S.R.: variatie, reproductie, selectie
4 delen:
➢ Van statisch naar dynamisch wereldbeeld
➢ Van spiritualisme naar materialisme / fysicalisme
➢ Van bovennatuurlijke naar natuurlijke determinanten
➢ Antropocentrisch werd in vraag gesteld

, DE REACTIE VAN TIJDSGENOTEN OP DE IDEEËN VAN DARWIN
Opmerkelijk: de theorie van Darwin was heel elegant, eenvoudig en effectief -> anderen waren verwonderd dat ze
er zelf niet waren op gekomen

Geen directe acceptatie van Darwins theorie
➢ De Kerk en religieuze mensen waren beledigd en verontwaardigd
➢ Louis Agassiz: verwierp de natuurlijke selectie en de evolutietheorie in het algemeen
o Maakte zijn eigen visie (gebaseerd op de catastrofietheorie van Cuvier)

Pas vanaf jaren 1940 en 1950 drong de neo-Darwiniaanse moderne synthese door in de biologische wetenschappen
en biologische antropologie

WETENSCHAP EN CREATIONISME
Creationist = een wetenschapper die de oorsprong van het bekende universum bestudeert, maar die ook gelooft dat
het universum 14 miljard jaar geleden door één enkele bovennatuurlijke kracht is gecreëerd
➢ William Paley: berekende ook dat de aarde 6000 jaar oud was aan de hand van het Oude Testament (geen
sprake van toetsbaar bewijs)

Conflict tussen creationisten en wetenschap

Intelligent Design:
➢ = creationism in disguise
➢ Verklaart de grote complexiteit in de natuur

, HOOFDSTUK 2: GENETISCHE VARIATIE EN
REPLICATIE
INLEIDING
Men heeft de mogelijkheid om uit verschillende elementen (zoals speeksel, haar, botten, biologische stoffen …) DNA
te recupereren

Waarom genen bestuderen? Om de evolutie te begrijpen, moeten we genen en hun variatie, wat de brandstof vormt
van evolutionaire verandering, begrijpen

Nut:
➢ Menselijke evolutie: genen bepalen morfologische, fysiologie, gedragssystemen
➢ Sociale wetenschappers: men gaat van genen naar gedrag

GENETICA
Wilhelm Johannsen: introduceerde het begrip ‘gen’ in de vroege jaren 1900
➢ Men had geen idee wat een gen exact was, maar dit gaf iets weer dat werd doorgegeven van generatie op
generatie
Gregor Mendel: deed baanbrekend onderzoek omtrent genetica (zie verder)

20ste eeuw: info omtrent erfelijkheid nam toe -> het gen evolueerde van een theoretische eenheid naar een goed
beschreven biochemische entiteit

DE STUDIE VAN GENETICA
Kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd
Cellulaire en moleculaire genetica:
- Studie van genetica op het niveau van basisbouwstenen van het lichaam (cellen) en fundamentele
niveau van genetische overdracht (DNA-molecule)
- Functie: gentherapieën voor ziekten te ontwikkelen + precieze samenstelling van ons DNA te bepalen

Klassieke of Mendeliaanse genetica:
- Kijken naar de stamboom van verwante individuen en nagaan hoe verschillende eigenschappen van
generatie op generatie worden doorgegeven

Populatiegenetica:
- Onderzoeken van verschillenden populaties binnen soorten, want deze variëren bijna altijd op genetisch
niveau
- Functie: zicht krijgen in de evolutionaire geschiedenis van de onderzochte populaties

Fylogenetica:
- Wat: bepalen van evolutionaire relaties tussen soorten
- Gebeurt door een boomstructuur-diagram om te zien hoe dicht of hoe ver soorten met elkaar verwant
zijn

Gedragsgenetica:
- Wat: proberen begrijpen hoe verschillen in gedrag van dieren, inclusief mensen, kan worden opgesplitst
in genetische en niet-genetische componenten
- Controversieel, zeker met betrekking tot menselijk gedrag Geeft geen antwoord op welke genen
- Topwetenschapper: Robert Plomin verantwoordelijk zijn voor welk gedrag

Biologische antropologie: houdt zich bezig met de evolutie van de menselijke soort in al haar aspecten + houdt zich
ook bezig met menselijke biologische variabiliteit die komt uit genetische- en omgevingsinvloeden

, GENETISCHE METAFOREN: BLAUWDRUK, RECEPTEN, OF WAT DAN WEL?
BLAUWDRUK
Niet het juiste metafoor:
- Doet denken aan de middeleeuwse notitie: hadden het over een kleine versie van een volledig gevormd
individu dat wordt doorgegeven tussen generaties
- Blauwdruk wijst op een constructie die aanwijzig is, maar dus ook een deconstructie

RECEPT
Men heeft: een lijst met ingrediënten + instructies over wat men er moet mee doen
Verschil tussen recept en genen:
➢ Recept: Men kan de omgeving aanpassen naar de behoefte
➢ Genen: men kan de omgeving waarin genen bestaan, niet zo maar aanpassen

➔ Beste metafoor

GENETISCH MATERIAAL ALS OPSLAGPLAATS
Niet het juiste metafoor:
- Genen zijn meer dan een opslagplaats alleen
o Niet alleen informatie, maar maken ook deel uit van de essentiële machine van het levende
lichaam

GENEN OP HET NIVEAU VAN DE CEL
Bouwsteen van het leven = een cel = een microscopische organische entiteit waarin genetisch materiaal en andere
structuren worden geschieden van de omgeving door een membraan (zie verder)
➢ Eencellige wezens
➢ Meercellige levensvormen -> vb: de mens
o De hersenen van de mens: 86 miljard zenuwcellen

Verdeling van het leven op aarde:
➢ Prokaryoten:
o = eencellige organismen die niet over afzonderlijke delen in de cel beschikken om het genetische
materiaal van alle andere delen van de cel te onderscheiden
o Maw: genetisch materiaal is niet gescheiden
o 3,5 miljard jaar oud
➢ Eukaryoten:
o = een cellulaire anatomie die het genetische materiaal scheidt van de rest van de cel in de celkern
o Maw: genetisch materiaal wordt wel gescheiden
Plasmamembraan: regelt het transport van
▪ De grens wordt bepaald door: het
materiaal in en uit de cel en regelt de
plasmamembraan
communicatie en gecoördineerde activiteiten
▪ Ruimte in de cel en rondom de kern: het
tussen cellen
cytoplasma

Somatische cellen = cellen van het lichaam dat geen gameten of Cytoplasma: helpt de cel te onderhouden
geslachtscellen zijn en de functies uit te voeren
Gameten = de kiemcellen, spiercellen, huidcellen, botcellen,
cellen die de hormonen afscheiden …
Stamcellen: bestaat in de vroegste stadia van het ontwikkelen
van de embryo

, CELANATOMIE
James Watson & Francis Crick: ontcijferde DNA in 1953
Ook Rosalinda Franklin heeft een grote
bijdrage: eerste kopiefoto om menselijk
DE CELKERN
DNA te ontcijferen
Binnenin: erfelijk materiaal -> namelijk: DNA (deoxyribonucleïnezuur)

DNA:
➢ Dubbelstrengs complexe molecule
➢ Functies:
o Eiwitsynthese: het maken van eiwitten voor het
lichaam (hier heeft men RNA nodig)
o Cellulaire replicatie
➢ Enkele streng: RNA

ANDEREN
Andere elementen die in het cytoplasma (net zoals de celkern)
drijven: verantwoordelijk voor functies zoals het metabolische van
voedingsstoffen en het elimineren van afvalstoffen, energiesnthese en eiwitsynthese

Mitochondriën: verantwoordelijk voor de productie van een energierijk molecule die de activiteiten van de cel voedt
➢ Opm: hebben hun eigen DNA

Ribosomen:
➢ Opgebouwd uit: RNA-moleculen en eiwitten
➢ Synthese: begint bij de kern, en eiwitsynthese vindt plaats in cytoplasma (want voltooide ribosomen niet
door het membraan kunnen)

DNA-STRUCTUUR EN FUNCTIE
DNA moet 3 zaken doen:
➢ Zichzelf kopiëren -> doorgeven van generatie op generatie is mogelijk
➢ Aanmaken van eiwitten
➢ Activiteit van eiwitten coördineren om lichamen te produceren of informatie te vertalen naar groeiende
feitelijke lichamen

STRUCTUUR
DNA-molecule = dubbele helix
➢ Basiseenheid is nucleotide

4 nucleotide-eenheden:
➢ Purines:
1) Adenine -> A A bindt zich aan G
2) Guanine -> G C bindt zich aan T
➢ De pyrimidines U bindt zich aan C
3) Cytosine -> C
4) Thymine -> T

Bij RNA bestaat de thymine
niet, maar spreekt men van
uracil (U)

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

√  	Verzekerd van kwaliteit door reviews

√ Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper febevandamme. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 72001 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€7,49  6x  verkocht
  • (1)
  Kopen