INLEIDING
Wat is kunst: materiële artefacten, geheel van denkbeelden, voorstellingen, praktijken waarmee mens
vorm en betekenis aan werkelijkheid geeft. Kunst = stijl van zingeving.
Acculturatie: nieuwe vormen beladen met oude betekenissen en vice versa. Oude symbolen om
nieuwe toestanden aan te klagen.
Focuspunten:
o Relatie met werkelijkheid of mimesis: kunst probeert eigen wereld te construeren, is
anderzijds weergave van werkelijkheid. Spanning tussen herkenning, nabootsing en
expressie.
Mimèsis: Nabootsing, weerspiegeling of weergave van de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid in
de kunst
o Processen van onttovering of betovering: vanaf Renaissance wordt binding tussen kunst en
religie losgewrikt, maar bleef toch bepalend bij vorming van overtuigingen en attitudes.
o Impact van politiek en ideologie: kunst werd bepaald door revolutie of politieke onrust.
Periodiseringsprobleem: soms snelle evolutie van stromingen, gebouw in tussenfasen afgemaakt kan
veel verschillende stijlen bevatten
Vast gebruik van beeldconventies (bv lopende paarden, alle poten horizontaal in de lucht, blijkt
dankzij fotografie fout te zijn)
Judith thema: voorbeeld van veel verschillende afbeeldingen en interpretaties. Personificatie, brutaal
geweld, moord, oorlog, erotiek, bedrog, winnende underdog.
GRIEKEN
Tempelbouw
o DORISCH: zevende eeuw v. Chr.
Dorische zuil: lengte = 5.5x doorsnede
Korte, zware kolommen met facetten en duidelijke, ronde kapitelen, 20 groeven,
vierkante abacus
Fries < metopen en trigliefen (afwisselend)
Geen basement: rechtstreeks op stylobaat
Vb. Parthenon, Akropolis, Athene
o IONISCH: vroege zesde eeuw v.Chr.
Ionische zuil: lengte = 9x doorsnede
Slanke, gegroefde zuilen, twee voluten (krullen) in lijstwerk kapiteel, 24 groeven
Fries < doorlopend versierd met reliëf (geen trigliefen meer)
Architraaf: drie horizontale lijnen (lijkt op 3 balken)
Groot basement
Vb. Erechteion, Akropolis, Athene of de Tempel van Nikè
o KORINTHISCH: midden vijfde eeuw v.Chr.
Slanke, geribbelde zuil, sierlijk kapiteel (twee rijen acanthusbladeren), 24 groeven
Ornamentaal
Vb. Tempel van de Olympische Zeus (Olympieion)
o Elementen tempels
Akroterion: gebeeldhouwd ornament op de top en aan de hoeken van een timpaan
of fronton
Kroonlijst: horizontale band aan een bouwwerk, meestal uitspringend en
geprofileerd of van versieringen voorzien
Fries: gekaderde, uitgebreide voorstellingen op gebouwen en monumenten uit, met
name, de klassieke oudheid
, Triglief: ornament tussen architraaf en kroonlijst; rechthoekige stenen
blokken die aan de voorzijde van twee verticale gleuven voorzien zijn (3
verticale banden, gescheiden door een gleuf)
Metoop: plaat van gebakken klei (oorspronkelijk) of steen, als sierelement
bevestigd tussen de trigliefen van een Dorisch fries
Architraaf: epistyle, de onderste dragende balk in het hoofdgestel
Abacus: vlakke stenen dekplaat aan de top van een klassiek kapiteel
Echinus: rond soort "kussen", vormde samen met de abacus, het eenvoudig kapiteel
dat boven op een zuil van de Dorische orde werd geplaatst
Voluut: krul- of spiraalvormige versiering die kenmerkend is voor het kapiteel van
een Ionische zuil
Entasis: curve of bolling in de verjonging van een zuilschacht aangebracht, onder
meer toegepast in de Dorische orde, vooral bij tempels van grotere afmetingen zoals
onder meer het Parthenon
Gaat schijnbare vervorming tegen: anders lijkt een zuil in het midden
dunner
Schacht van zuil wordt smaller naar boven toe
Beeldhouwkunst
o Initieel: in fronton en tempelruimte als reliëf (bas- en haut-)
o Ideaal: geen portret, maar een volmaakt menstype weergeven
o Archaïsche periode
Statisch en frontaal
Meer bedoeld om langs voor te bekijken
Haren gestileerd weergegeven in vlechtpatronen
Lichaamsvormen: lijnen
Kouros en korè: voortkomend uit Egyptische traditie
o Klassieke periode
Beheerste beweging, harmonie tussen ontspanning en spanning
Contraposto: standbeen en speelbeen, lichte s vorm
Meer aandacht voor verschillende aanzichten
Belang anatomische correctheid
Schilderkunst
o Alleen nog op aardewerken vazen
o Archaïsche geometrische stijl
Symmetrie
Horizontale banen met meetkundige figuren (meanders, driehoeken, spiralen)
Mens- en dierfiguren (vereenvoudigde silhouetten)
Vb. Dipylon voos, 750 v Chr
o Roodfigurige stijl
Silhouetten uitgespaard, details werden na het bakken met een fijn penseel ingevuld
Lichaamshouding steeds natuurgetrouwer
Vb. Euthymides, Dansende Mannen, 500 v Chr
ROMEINEN
Bouwkunst
o Boogconstructies
o Binnenruimte: koepels en gewelven, oculi
o Gietbeton en mortel => bedekt met stucwerk, marmer en mozaïek
o Architectuur in functie van politiek, alleen langs voorkant betreden (>< Griekse gebouwen)