Module 1: Inleiding
1. Inleiding
- Verloskunde = kunde/leer/wetenschap over zwangerschap,bevalling en geboorte
o Je moet meester zijn in watchful waiting
o Problemen tijdig opmerken & oplossing of anticiperen & voorkomen
- Zwangerschap = ultieme stress-test voor een vrouw (lichamelijk, psychisch, relationeel)
o Nood aan reserves
- Veranderingen over laatste decennia in ‘zwangere populatie’ + vooruitgang in de
medische wetenschap
o Gevolg: meer mogelijkheden om problemen op te sporen & in te grijpen +
nieuwe medische & ethische uitdagingen & dilemma’s
o Welke veranderingen?
▪ Populatie gemiddeld een beetje ouder
▪ Algemene fysieke conditie gaat achteruit: meer obesitas, meer
comorbiditeiten, meer medicatiegebruik
▪ Vooruitgang in de fertiliteitsgeneeskunde
• Zwanger worden van:
o Vrouwen die eerst niet zwanger konden worden
o Vrouwen met beperkte levensverwachting/kwaliteit
(bereiken nu wel reproductieve leeftijd)
- In sneldraaiende, ambitieuze en kritische maatschappij is het beleven van een
zwangerschap en bevalling, en het zorgen voor kinderen niet evident
o Goede begeleiding maakt groot verschil voor het uitbreidend gezin
- Verschillende subdisciplines
o Benigne gynaecologie, fertiliteit, gynaecologische oncologie & verloskunde
- Zorgpaden binnen verloskunde
o Laagrisico verloskunde = zwangerschappen zonder risicofactoren
o Hoogrisico verloskunde = zwangerschappen met (↑ risico op)
▪ Obstetrische complicaties
• Bv. ZS-diabetes, groeirestrictie, placenta previa,
preeclampsie, peripartumcomplicatie (bv. bloeding)
▪ Prenatale diagnostiek & foetale therapie: foetus met congenitale of
genetische afwijkingen
▪ ZS bij vrouw met onderliggende aandoeningen
o Of een zwangerschap een laagrisico zwangerschap betreft, weet je eigenlijk
pas wanneer de zwangerschap en bevalling ongecompliceerd verlopen zijn
… nadien dus.
1
,2. Maternele & perinatale mortaliteit en morbiditeit
a. MATERNELE MORTALITEIT & MORBIDITEIT
- = Dood zwangere vrouw of < 42d na einde ZS, door directe en indirecte oorzaken
o Directe sterfte = door complicaties van:
▪ Zwangerschap, bevalling en kraambed (bv. trombose, sepsis)
▪ Interventies of onjuiste behandeling
▪ Reeks gebeurtenissen die voortvloeien uit deze complicaties
o Indirecte sterfte = door voorafbestaande ziekte of een ziekte die zich tijdens
de zwangerschap heeft ontwikkeld en die door de zwangerschap(sfysiologie)
zo ernstig is geworden dat ze tot het overlijden heeft geleid
▪ Bv.: hartziekte, epilepsie, HIV, malaria, influenza, kanker
o ‘Toevallige' sterfte = geen invloed van ZS op beloop
▪ ≠ moedersterfte
- Maternale mortaliteitsratio (MMR) = aantal vrouwen dat (in)direct overlijdt ten
gevolge van de zwangerschap, bevalling of kraambed, per 100.000 levend geboren
kinderen
o Geografische spreiding
▪ Wereldwijd: 211/100 000
▪ Ontwikkelingslanden: 462/100 000
▪ Welvarende landen: 11 (0-30)/100 000
o ↓ MMR bij verbetering zorgaanbod, toegang tot gezondheidszorg & correcte
informatie
o Sustainable Development Goals (SDG3): ↓MMR tot < 70/100 000, met geen
land een MMR die 2x zo hoog is als wereldwijde gem.
- Belangrijkste mortaliteitsoorzaken in Europa:
o Voorafbestaand cardiaal lijden Trombo-embolische complicaties
o Postpartumbloeding Kanker
o Sepsis Vruchtwaterembool
o Neurologische & psychiatrische aandoeningen
- Belangrijkste oorzaken wereldwijd
o Verloskundige bloeding (27%) Hypertensie/(pre)eclampsie (14%)
o Sepsis (11%) Abortus (8%)
o Trombose (3%)
o Andere directe ( 1 0 %) o f indirecte (28%) oorzaken
- Belangrijkste oorzaken van maternale morbiditeit wereldwijd:
o Fistels (vesicovaginaal, rectovaginaal) Perineumruptuur
o Uterusprolaps PID
o Infertiliteit DIC
o Vruchtwaterembool
o Bloedtransfusiereactie en hysterectomie
2
, b. PERINATALE MORTALITEIT
- = som van antenatale sterften (na 22w of >500g) + vroege neonatale sterften (1ste
levensweek) per 1000 geboorten
- Oorzaken
o Immaturiteit (< 24w) Prematuriteit
o Infectie/sepsis Navelstrengaccident
o Intrapartum asfyxie of trauma Abruptio placentae
o IUGR (zwangerschapsafbrekingen)
o Congenitale afwijkingen (structureel, chromosomaal, aritmieën, congenitale infectie)
- In welvarende landen: rond 5-10/1000 geboorten
o Enorme geografische schommelingen
▪ Door verschillen in wetgeving: bv. zwangerschapsafbreking
o In Vlaanderen: 7,5‰ in 2021
- Bij éénlingen: 6,9 per 1000 (waarvan 5,6‰ foetaal, 1,3‰ vroeg neonataal)
- Bij meerlingen: 28 per 1000 (16,9‰ foetaal, 11,3‰ vroeg-neonatale sterfte)
3. Terminologie
Abortus (A) Miskraam, uitdrijven van een niet levensvatbare
vrucht, < 22ste zwangerschapsweek
Abortus arte provocatus (AAP) Zwangerschapsafbreking
Absolute kinddosis Hoeveelheid geneesmiddel die zuigeling via de
moedermelk binnenkrijgt, uitgedrukt in
mg/kg/dag
Amenorreeduur (AD) Tijd verlopen sinds 1 s t e dag van de laatste
regels
A terme Op zwangerschapsduur van 37-42w , of tussen
259-294 d, = ‘voldragen’
Colostrum Melk van 1ste dagen, bevat relatief veel mineralen,
eiwitten en antilichamen, maar minder vet en
koolhydraten
Embryo Vrucht van 3 d e to t 1 0 d e week na de
bevruchting (5de tot 12de week AD)
Foetus Vrucht vanaf 12w AD tot geboorte
Foetale sterfte Ieder doodgeboren kind van ≥ 500g
Galactopoëse Instandhouding van melksecretie
Geboorte Het ter wereld komen van een foetus van 500g
of meer, of van een kind geboren na een
zwangerschapsduur van 22 weken of meer
Gravida of graviditeit (G) Aantal zwangerschappen met inbegrip van de
huidige.
Nulligravida = niet zwanger en nog nooit zwanger
geweest
Primigravida = voor het eerst zwanger
Multigravida = vanaf 2 d e zwangerschap
3
,Kiem Vrucht in 1ste zwangerschapsmaand
Lactogenese Het op gang komen van secretie van melk
Maternale mortaliteit Dood van vrouw terwijl zwanger, of binnen de
42 dagen na het einde van de zwangerschap,
direct obstetrische of indirecte oorzaken
Maternal mortality rate Aantal moedersterftes gedurende een bepaalde
periode per 100,000 levendgeboorten
Mammogenese Groei en ontwikkeling van de melkklieren
MBO Microbloedonderzoek (pH & lactaat bepaling via
een druppel bloed afkomstig van foetale schedel)
Meconium Darminhoud van foetus (galkleurstoffen, ingeslikt
vruchtwater, mucosacellen, bilirubine)
Melk/plasma ratio (M/P ratio) Verhouding tussen de concentratie van het
geneesmiddel in de moedermelk en de
concentratie in het maternale plasma
Melk/plasma AUC ratio (M/P AUC ratio) verhouding van de area under the curve (AUC) van
de melk- en plasmaspiegels
Menogram Systematische weergave van eigenschappen van
een menstruele cyclus van een patiente (leeftijd
menarche, cyclusduur, periode en hoeveelheid
bloedverlies, graad van dysmenorree).
Bv. 13 jr (5-6 bpd) (4-6 d) DII
28-31 d
MIU Mors in utero
Neonaat Kind op leeftijd tussen geboorte & dag 28
Neonatale sterfte Overlijden van levend geboren kind van ≥ 500
gram tot en met de 28ste dag na de geboorte
Pariteit (P) Aantal baringen (verlossingen) dat een vrouw
heeft doorgemaakt
Perinatale sterfte Som van foetale sterfte & vroeg-neonatale sterfte
Post-neonatale sterfte Overlijden van levend geboren kind van ≥ 500 g,
vanaf de 29ste dag t.e.m. 365ste dag na de geboorte
Postterm of serotien Op een zwangerschapsduur van > 42w of 294d
Preterm Zwangerschapsduur van minder dan 37 weken of
259 dagen. Men spreekt van very preterm bij
een termijn onder 32 weken (224 dagen) en van
extreem preterm onder de 28 weken (196 dagen)
PROM Prelabor rupture of membranes: breken van de
vliezen voor de start van regelmatige uteriene
contracties
P-PROM preterm prelabor rupture of membranes: breken
van vliezen voor start van regelmatige uteriene
contracties op een zwangerschapsduur < 37w
4
,Relatieve kinddosis Verhouding tussen geschatte dosis
geneesmiddel/kg BW die het kind via
borstvoeding binnenkrijgt (mg/kg/dag) & dosis die
de moeder krijgt (mg/kg/dag)
Sectio caesarea, primair Sectio uitgevoerd op een gepland tijdstip, bij een
zwangere met intacte vliezen en niet in arbeid
Sectio caesarea, secundair Keizersnede waartoe pas beslist werd tijdens de
arbeid of de bevalling
Verlossing Geboorte van 1 of meer kinderen met gewicht
van ≥ 500 gram uit één moeder
Vroeggeboorte Bevalling vóór de 37ste zwangerschapsweek
Vroeg neonataal 1ste week na geboorte
Vroeg-neonatale sterfte Overlijden van een levend geboren kind van ≥
500 gram, vóór de 8ste dag na de geboorte
Zuigelingensterfte Overlijden van een levend geboren kind van ≥
500 gram binnen het 1ste levensjaar
Zwangerschapsduur Hiermee wordt in deze cursus amenorroeduur
bedoeld tenzij expliciet anders vermeld (dus alleen
als er 'weken na conceptie of ovulatie' geschreven
staat wordt geteld vanaf de conceptie)
5
, Module 2: Zwangerschapsfysiologie & klinische implicaties
1. Inleiding
- Rol vrouwelijk genitaal stelsel
o Productie haploïde eicellen (oögenese) t.h.v. ovaria
o Bevruchting t.h.v. eileiders
o Voorziet goede fysische en hormonale omgeving voor implanting &
ontwikkeling van embryo in uterus
2. Menstruele cyclus
- Processen leidend tot ovulatie, bevruchting & implanting van bevruchte eicel =
complex & onduidelijk
o = Gevolg van samenspel tussen hypothalamus, hypofyse, ovarium &
baarmoederslijmvlies
a. OVARIUM
- Functie = hormoonproductie + eicelproductie (=gametogenese)
- Hypothalamus: gonadotrofine-releasing hormonen
o Hypofyse: vrijzetting FSH & LH
o Ovarium: productie oestrogeen & progesteron
- Lage oestrogeenwaarden (begin en eind van cyclus) → stimulatie hypofyse:
aanmaak FSH → °groei van follikels
o °↑ aanmaak oestrogeen + inhibine (en AMH) door granulosacellen →
°onderdrukking FSH-productie in hypofyse
▪ Enkel dominante follikel (= grootste, met meeste FSH-R) kan verder
groeien
• °oestrogeenpiek → stimulatie hypofyse tot LH piek +
kleinere FSH piek
o FSH: °ovulatie
o LH: °stimulatie lokale productie van prostaglandines
& proteolytische enzymen + ontwikkeling van corpus
luteum (dat progesteron produceert)
b. ENDOMETRIUM
- Cyclische veranderingen in O & P → veranderingen t.h.v. endometrium
o Oestrogeen
▪ In proliferatieve fase: ↑ epitheliale & stromale cellen + vergroting
van klierbuizen & endometriale dikte 1-2mm → 10-12 mm)
o Progesteron (2-tal dagen na ovulatie)
▪ In secretoire fase: ↓ mitotische activiteit + tortueuze uitgezette
klierbuizen met accumulatie van glycogeen
- Indien geen bevruchting: ↓ concentraties van oestradiol & progesteron met
optreden van menstruatie
6