Hoofdstuk 1: Een mens leeft nooit alleen
Het gedrag v & tss mensen is nt los te zien v/d smnleving waarin mensen leven
Sociologie= bestudeert het ontstaan, voortbestaan & veranderen v maats patronen/structuren
(vb. het gezin was vroeger in groep & iedereen zorgt voor elkaar, nu meer een kerngezin)
& het sociaal handelen (= hoe ga je met anderen om en hoe je je gedraagt) v mensen in
interactie met deze patronen & structuren (vb. zelfmoord is psych MR ook door invloed
omgeving zoals financ crisis 2001, anders te veel verantwoordelijkheid bij persoon)
Maatschappij bepaalt mee het gedrag v mensen, meestal nt door: meestal w fenomenen gelinkt
aan het individu vb. bij armoede geraakt men er moeilijk uit door een zo georganiseerde
maatschappij
Wij begrijpen gedrag beter als we dingen maats gezien beter begrijpen: referentieradar zelf
ontdekken & jezelf beter kennen om relaties met anderen te hebben
1.1 de mens maakt de samenleving
Mensen maken de smnleving (micro)
-> anderen ontmoeten: (on)gewild, eenmalig/herhaald, (non-)verbaal, oppervlakkig/intensief =>
reageren op elkaar & stemmen ons handelen af op elkaar
Sociaal handelen = feit dt we smnleven met anderen maakt dat we in ons handelen (on)bewust
rekening houden met anderen (WEBER)
Sociaal handelen bestaat uit 2 dimensies: interactie & communicatie
Interactie = gedrag dt we al dan nt bewust gaan stellen & dt lokt een reactie uit vb. bewaken
persoonlijke ruimte, civil inattention
Communicatie = brengen gedachten, gevoelens & wensen over aan een ander
Komen meestal samen voor
Belangrijkste: de woorden, blikken, lichaamstaal & gedrag ander te interpreteren (betekenis geven
aan), een samenleving is pas mogelijk wnr mensen aan dezelfde situatie dezelfde betekenis geven
vb. het is les & iedereen ziet het als een les, als het anders geïnterpreteerd w, zorgt het voor
verstoring i/d smnleving
Gedeelde interpretatie = belangrijk (weten wat we kunnen verwachten): ontstaan v voorspelbare
patronen + ontstaan voorspelbaarheid & routine, als iedereen dezelfde betekenis geeft aan een situatie,
is kans groot dat we op dezelfde manier reageren = voorspelbare patronen, zorgt voor ORDE
Civil inattention = beschaafd negeren, gedragspatroon gecreëerd dt normaal is & w raar
aangezien als je het niet doet vb. nmd aanstaren & naar grond kijken, scheten laten mag nt
(buiten in yoga) -> veel onbewuste zaken die we stellen zijn normaal tt we anders gedragen
& het pas zo w opgemerkt vb. hand schudden als je thuis komt
Thomas Theorema = als mensen situaties gn definiëren, dn w die echt in hun gevolgen -> de mens
creëert zijn eigen sociale realiteit door communicatie, tradities & manieren v doen
1
, vb. wakker tijdens de nacht omdat je denkt dat geesten bestaan -> self fulfilling prophecy: als
je zo denkt dt het echt gaat gebeuren dn gaat het echt gebeuren vb. in
leefgroepen: wnr begeleiders een kind moeilijk vinden die zo gaan behandelen & dn gaat
iedereen hem zo behandelen & gaat kind zo denken dt hij moeilijk is
Bestuderen interactiepatronen noodzakelijk voor begrijpen v menselijk gedrag: bij sociologie vanuit het
sociale, vanuit interacties met de omgeving
Groepen & organisaties maken de samenleving (meso)
Groepen vormen de smnleving, spelen af in mesoniveau, duurzame interacties = gezamenlijk & blijvend
Na verloop van tijd: groepsleden gn hun situatie op zelfde manier definiëren, ontstaan
gedragspatronen, routine & voorspelbaarheid
Definitie/kenmerken:
- Duurzame interacties ( & dus v gezamenlijke betekenissen) vb. heel het jaar in zelfde
leergroep
- Gevoel v smnhorigheid vb. meer smnhorigheid in leergroep dan in de aula
- Spontaal ontstaan v groepsregels die bepalen gedrag & maken het voorspelbaar, zijn nodig
om groep te laten bestaan vb. om de beurt trakteren
- Leden hebben positie in groep vb. student die heel de tijd het woord neemt in de leergroep
Soorten groepen: in theorie apart mr vloeien over in elkaar in de praktijk
1) Primaire groep = groep waarbij interacties frequent, intensief zijn & een emotionele kant
hebben, groep v gelijken (meestal zelfde leeftijd) vb. gezin, peergroup, chosen family
2) Secundaire groep = grotere groep waarbij interacties minder intens zijn & eerder zakelijk zijn
zonder emotionele kant vb. collega’s, monitorengroep,…
Met meer frequente contacten kan relatie veranderen vb. collega’s naar vrienden (sec ->
prim)
Mensen/leden zijn vervangbaar
3) Peergroep: groep mensen v gelijke leeftijd, in gelijke situatie & met langdurig contact (ook
mensen met zelfde ontwikkelingsleeftijd, vooral puberteit) vb. kotgenoten, chiro, scouts, 1ste
jaars ortho
4) Doelgroep: nt echt een groep of toch gn smnhang tss individuen, groep met deels zelfde
kenmerken, hoeven elkaar nt perse te kennen of een band te hebben -> een groep die men wil
bereiken (in het beleid, hulpverlening, marketing vb. mensen met spectrumstoornis, mensen
met een bril
Organisatie = groep mensen die smnwerken vr een gemeenschappelijk doel; verenigingen kunnen ook
een organisatie zijn vb. KdG is een organisatie
Kenmerken:
- Mensen die samenWERKEN vb. studenten, docenten, ICT
- Gemeenschappelijk doel vb. onderwijs bieden
- Vanuit duidelijk omschreven posities vb. opgedeeld in functies met functieprofiel (wat er
verwacht w)
- Herkenbaar als geheel vb. KdG als geheel
2
, - Interageert met andere organisaties vb. smnwerken met andere scholen
Instituties maken de smnleving (macro)
Institutie = vast gedragspatroon (gestandaardiseerd, dr veel mensen gedeeld)) dt zichtbaar is bij heel
veel mensen , is heel abstract -> model-antwoord op veel voorkomende vragen & problemen in omgang
met anderen, maakt smnleving ordelijk (anders v 0 beginnen denken)
Vb. Als we ziek zijn weten we dt we nr de dokter moeten (gezondheidszorg) & nt moeten werken
(arbeid) of nr school moeten (onderwijs)
Kenmerken:
1) gestandaardiseerd gedrag (vast gedragspatroon) vb. je bent stil tijdens de les
2) stabiel mr kan veranderen vb. op school andere lessenroosters MR wel 7u les
3) geeft routine, voorspelbaarheid, orde vb. school start om 8u30 & gedaan om 16u
4) = antwoord op ‘levensnoodzakelijke’ vragen vb. welke vakken interesseren mij?
Voorbeelden institutie:
- Arbeid
1) door mensen gecreëerd
2) veranderlijk in tijd & ruimte, veranderbaar als persoon MR nt als smnleving
3) zondag is een werkvrije dag
4) wrm is mijn functie zo belangrijk?
- Gezin
1) mama, papa & kinderen
2) éénouder-gezin, nieuw samengesteld, LGBT-families, adoptie,…
3) ouders voeden hun kind goed op
4) waarop is affectie, voortplanting, opvoeding zo belangrijk?
- Taal
1) woorden, grammatica, zinsbouw,…
2) meer Engels, SMS taal,…
3) we begrijpen elkaar
4) hoe kan ik communiceren?
Solidariteit (belangrijke institutie) = geeft inzicht in wat kwetsbare mensen in smnleving nodig hebben
om een kwaliteitsvol leven te leiden in de maatschappij
Harde solidariteit: geeft rechten & staat in wet geschreven -> ingeburgerd in welvaartstaat vb.
sociale zekerheid, voorzieningen vr zorg, begeleiding
3