,de absorptie en transport in het lichaam van respectievelijk eiwit, koolhydraten
en vet beschrijven.
Koolhydraten:
Via de dunne darm worden de monosachariden (galactose en fructose) van
koolhydraten opgenomen samen met natrium-ionen.
Deze komt rechtstreeks in het bloed terecht en de poortader geeft de
monosachariden af aan de lever omgezet in glucose en worden weer afgegeven
aan het bloed.
de pancreas maakt insuline aan. De insuline zorgt ervoor dat de overmatige
glucose wordt omgezet in glycogeen.
De spieren en lever nemen de glycogeen voorraad op.
Als er na 2/3 uur nog niks gegeten is maakt de pancreas glucagon aan en dit zet
de glycogeen weer om in glucose, waardoor er weer een goed suikerbalans is.
Vetten:
In de dunne darm worden chylomicronen opgenomen.
Deze vetten gaan eerst via de lymfevaten, omdat de lymfe makkelijker vetten
stoffen opnemen.
Vervolgens geven de lymfe of poortader de chylomicronen af aan het bloed.
Vanuit het bloed nemen de weefsels en spieren de chylomicronen op tot dat ze
verzadigd zijn.
De vetzuren worden door de bloedvaat gebonden lipase vrijgemaakt, want de
cholesterol kan nog niet worden opgenomen.
Deze gaan naar de lever en de lever maakt van de vetzuren samen met de
eiwitten lipoproteïnen ofwel VLDL.
VLDL wordt door de lever afgestaan aan het bloed en de weefsel en cellen
nemen de vetzuren van het VLDL op.
De LDL gaat terug naar de lever.
Het lichaam maakt vier hoofdtypen lipoproteïne (te onderscheiden door hun
grootte en dichtheid):
o Chylomicronen
o VLDL -> Very-low-density-lipoproteïnen
o LDL -> Lage dichtheid lipoproteïne
o HDL -> high-density- lipoproteïne
Eiwitten:
In de dunne darm wordt door de pancreas sap toegevoegd met de enzymen
polypeptiden, protease en trypsine die eiwitten afbreken tot aminozuren.
Via de darmwand en darmvlokken gaan de aminozuren naar de entrocyten en
deze geven het af aan het bloed.
Het bloed vervoert de aminozuren naar de lever via poortader. .
De lever worden de aminozuren gebruikt om nieuwe eiwitten te maken.
De lever geeft dit af aan het bloed en de nieuwe eiwitten worden opgenomen
door weefsel en cellen.
,anabole en katabole stofwisseling van respectievelijk eiwit, koolhydraten en
vet uitleggen en de anatomische plaats (weefsel of orgaan) van deze
stofwisselingsprocessen beschrijven
Metabolisme
Metabolisme is het totaal aan chemische reacties in levende cellen.
Deze reactie zorgt voor energie
Anabole reacties
Anabole reacties zijn reacties die gaan over het opbouwen.
Hiervoor is energie nodig.
Kleine moleculen worden samengevoegd om grotere te maken.
Katabole reacties zijn reacties die gaan over het afbreken. Hierbij komt energie
vrij.
Bij een reactie:
Eindigt het op -lyse dan is het een afbraakreactie = katabool
Eindigt het op -genese dan is het een opbouw/vorming van reactie = anabool
Koolhydraten
Glycolyse:
o Glucose wordt afgebroken waarbij energie vrijkomt. Dit is vrij beperkt in tijdsduur.
o De glycolyse starten kost 2 ATP, het levert 4 ATP. Hierbij ontstaat lactaat, maar
dat lactaat wordt in de lever weer omgezet en dat kost 6 ATP. Glycolyse kost dus
uiteindelijk energie.
o Katabole reactie
Anaerobe reactie + zuurstof = aeroob reactie -> dit heet dan geen glycolyse meer.
Glycogeen:
o Glycogeen wordt gevormd uit glucose.
o Glucosemoleculen worden onder invloed van het hormoon insuline aan elkaar
gekoppeld.
o Glycogeen wordt in de lever en in de skeletspieren opgeslagen.
,o Anabole reactie, want een opbouw reactie.
Glycogenolyse:
o Glycogeen afbreken tot glucose.
o Dit gebeurd onder invloed van glucagon en adrenaline.
o Katabole reactie.
Glucogenese:
o Glucose wordt gemaakt uit kleine monosacharide (fructose en galactose)
o Dit gebeurd onder invloed van enzymen.
o Anabole reactie
Gluconeogenese:
o Glucose wordt gemaakt uit andere grondstoffen dan suikers.
o Dit treed op wanneer glucosereserves zijn uitgeput.
o Aminozuren, glycerol, vetzuren en melkzuur worden als grondstof gebruikt.
o Anabole reactie
Vetten
Lipolyse:
o Afbraak van vetten (triglyceriden) waarbij vetzuren en glycerol ontstaan.
o Dit speelt zich in het cytosol (cytoplasma) van de cel.
o Katabole reactie.
Lipogenese:
o Vetzuren worden gevormd uit Acetyl-CoA
o Anabole reactie
Beta-oxidatie
o Vetzuren worden omgezet naar Acetyl-CoA.
o Een vrij vetzuur wordt in losse stukjes gehakt, in groepjes van 2 koolstofatomen.
o Dit speelt zich af in de mitochondrium in de lever- en spiercellen.
o Katabole reactie
Ketogenese
o De vorming van ketonlichamen vanuit vet.
o Anabole reactie
Eiwitten
o Het afbreken van nutriënten voor energie (hydrolyse).
o Koolhydraten -> glucose en andere monosachariden.
o Vet -> glycerol en vetzuren
o Eiwitten -> aminozuren
, Een deel van de energie wat vrijkomt bij katabole reacties wordt opgeslagen in
energierijke deeltjes ATP (adenosine trifosfaat). ATP bevat drie fosfaatgroepen.
De negatieve lading van de fosfaatgroepen maakt de ATP kwetsbaar voor hydrolyse.
Wanneer de binding tussen de fosfaatgroepen worden gehydrolyseerd, komen er 1
of 2 fosfaatgroepen los waarbij energie vrijkomt.
In feite gebruikt ons lichaam ATP om energie te transporteren wat vrijgekomen is
tijdens katabole reacties naar anabole reacties die energie nodig hebben.
Bij metabolisme is er bijna altijd hulp van enzymen nodig. Deze enzymen hebben
ook nog assistentie nodig, dit komt dan van co-enzymen. Co-enzymen lijken veel op
enzymen, maar zijn zelf geen eiwitten.
de functie en werking van de vier
energiesystemen ATP, CP, anaeroob en
aeroob uitleggen.
De energiesystemen wekken energie op in de
vorm van ATP. In de praktijk zie je dat het
directe energiesysteem (ATP en CP) in een
hele kort tijd veel energie kan leveren, maar dit
is ook heel snel voorbij. Het korte termijn,
anaerobe energiesysteem kan minder energie
leveren, maar wel iets langer actief blijven. Het
lange termijn, aerobe energiesysteem duurt wat langer om op te starten, levert ook
minder energie dan het anaerobe systeem, maar kan het energie leveren wel lang
vol houden.
Adenosine tri fosfaat.
ATP is adenosine tri fosfaat. Hierbij zit energie tussen de fosfaatmoleculen in, dus in
de binding. Wanneer ATP wordt gesplitst in ADP en P, dan komt hierbij energie vrij.
Als een ADP en P samen reageren, is hiervoor energie nodig om op te slaan er
ontstaat dan weer ATP.
ATP kan ook opgeslagen worden in het lichaam voor wanneer het nodig is, de
hoeveelheid is niet heel veel, maar voldoende voor een korte inspanning.
Creatine fosfaat
CP staat voor creatine fosfaat, dit is een noodvoorraad aan fosfaat die ook in je
cellen aanwezig is. Wanneer ATP wordt afgebroken in ADP, P en energie, kan
creatine fosfaat heel snel ontkoppelen in creatine en fosfaat. Waardoor deze fosfaat
kan koppelen met de ADP en er weer opnieuw ATP ontstaat. Zo kan het directe
energiesysteem wat langer gebruikt worden dan wanneer je alleen een ATP
voorraad zou hebben. Voor deze reactie is geen zuurstof nodig.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper miladongzhen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.