verkeerde maatstaf heeft gehanteerd, dan wel onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gedachtengang die tot de
NJ 2001, 14
bestreden beslissing heeft geleid, althans heeft het Gerechtshof zijn beslissing onvoldoende naar de eis der wet met
Niet in strijd met bepaaldheidsgebod om onder ‘sla’ ook ‘krulsla’ te verstaan. redenen omkleed.
Toelichting
HR 31-10-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7954 (krulsla)
1
Het hof heeft ten laste van verdachte bewezen verklaard: (enz.; zie Hof; red.)
Essentie
3
Onder ‘sla’ in de Warenwetregeling Nitraatgehalte groenten kunnen ook subcategorieën van sla (zoals krulsla)
worden verstaan. Het bepaaldheidsgebod ex art. 1 Sr, 16 Grondwet en 7 EVRM staat daar niet aan in de weg. Artikel 6 van de Warenwet bepaalt, voor zover hier van belang dat
'... eveneens bij algemene maatregel van bestuur (kan) worden verboden:
a. waren, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te verhandelen die in een toestand verkeren,
Voorgaande uitspraak
welke niet voldoet aan de daaromtrent bij de maatregel gestelde eisen; ...'
In het Besluit Bereiding en behandeling (Besl. 10–12–1992) wordt in art. 2 lid 1 bepaald:
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer van 17 'Het is verboden eet- en drinkwaren te bereiden, te behandelen, te verpakken, te bewaren of te vervoeren, anders dan met
september 1999 met parketnummer 0904116797 in de strafzaak tegen H.J.M.A., te Monster. de inachtneming van de bij of krachtens dit besluit gestelde voorwaarden.'
In de Regeling van de Staatssecretaris van WVC van 25 februari 1993, houdende Warenwetregeling Nitraatgehalte
Hof: groenten, zoals gewijzigd bij de regelingen van 21 april 1995 en van 3 juni 1996 (welke gold ten tijde van het plegen van het
telastegelegde en bewezenverklaarde feit) wordt in art. 1, voor zover hier van belang, bepaald:
Bewezenverklaring
'Het gehalte aan nitraat-ion van de hieronder opgenomen groenten, welke al dan niet zijn toebereid of welke zijn
Bewezenverklaard is dat hij in de periode van 10 maart 1997 tot en met 20 maart 1997 te Poeldijk, gemeente Monster, te geconserveerd in de zin van het Geconserveerde Groentenbesluit mag niet hoger zijn dan:'
koop heeft aangeboden en in voorraad heeft gehad een hoeveelheid krulsla, zijnde een eetwaar, welke in een toestand
Groente Geoogst in de periode tussen Norm
verkeerde die niet voldeed aan de krachtens het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen gestelde
Sla 1 mei en 1 november 3500
eisen, aangezien het gehalte aan nitraat-ion in die krulsla, welke was geoogst in de periode tussen 1 november 1996 en 1
mei 1997, ongeveer 5627 milligram per kilogram bedroeg. 1 november en 1 mei 4500
Strafbaarheid feit 4
Aan de verdachte wordt verweten dat hij artikel 1 van de Warenwetregeling Nitraatgehalte groenten heeft overtreden. Dit In de toelichting op bovengenoemde Regeling wordt o.a. het volgende gezegd:
voorschrift luidt, voorzover hier van belang, als volgt: 'Uit onderzoek is gebleken dat het nitraatgehalte van groenten zodanig hoog kan worden dat vermindering ervan uit oogpunt
Het gehalte aan nitraat-ion van de hieronder opgenomen groenten mag niet hoger zijn dan: van de bescherming van de volksgezondheid noodzakelijk is. Derhalve zijn voor bepaalde groenten maximaal toelaatbare
Groente Geoogst in de periode tussen Norm (in mg/kg) nitraatgehalten vastgelegd in deze regeling.'
Sla 1 mei en 1 november 3500 5
1 november en 1 mei 4500
Bovengenoemde Regeling is, met het oog op Verordening (EG) nr. 194/97 van de Commissie van 31 januari 1997 tot
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de deskundige M. Blom-Zandstra, wetenschappelijk onderzoekster planten vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen, vervangen door een nieuwe
fysiologie bij het Instituut voor AGO biologie en bodemvruchtbaarheid te Wageningen, ten aanzien van de groente Regeling. In die Regeling wordt bepaald dat het nitraatgehalte van sla niet hoger is dan toegelaten in bovengenoemde EG-
krulandijvie verklaard dat deze groente qua uiterlijke verschijningsvorm en fysiologische eigenschappen wezenlijk verschilt verordening.
van de groente andijvie in die zin dat de bladeren van krulandijvie meer nerven hebben dan andijvie, waardoor bij Er is gelet op het bovenstaande geen sprake van een gewijzigd inzicht van de wetgever, het delict is derhalve nog steeds
krulandijvie meer nitraat door de plant wordt opgenomen dan bij andijvie het geval is. strafbaar.
Verdachte heeft zich er ter terechtzitting op beroepen dat deze verklaring van de deskundige ook geldt voor de groente
krulsla ten opzichte van sla. Krulsla onderscheidt zich van sla op vergelijkbare wijze door meer nerven en dus meer nitraat 6
te bevatten, aldus verdachte. In de Regeling wordt steeds voor 'sla' (naast andere groenten) een maximum nitraatgehalte genoemd, dit met het oog op
Uit het onderzoek ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat inderdaad sla en krulsla qua structuur aanmerkelijk bescherming van de volksgezondheid, eerst alleen in nationale regelgeving, later (ook) in EG-regelgeving.
verschillend zijn. Gelet hierop en voorts in aanmerking genomen dat het in dit geding aan de orde zijnde voorschrift in zijn De regelgeving voor 'sla' is daarbij nooit beperkt geweest tot slechts een of meer nader aangeduide soorten sla zodat het
opsomming is beperkt tot de groente sla zonder enig nadere specificering, en niet duidelijk is aangegeven dat hieronder ook ervoor moet worden gehouden dat, gelet op het volksgezondheidsbelang, steeds alle varianten van voor menselijke
de qua structuur van sla sterk afwijkende (meer nerven bevattende) krulsla moet worden verstaan, is het Hof van oordeel consumptie bestemde sla onder de regelingen vallen. Door te overwegen als onder 2 nader aangegeven heeft het hof dit
dat dit voorschrift te onbepaald is en in dit geval toepassing mist. Het bepaalde in het eerste lid van artikel 1 van het miskend, althans is 's hofs oordeel op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
Wetboek van Strafrecht brengt dan mee dat het bewezenverklaarde niet strafbaar is en mitsdien de verdachte moet worden (…)
ontslagen van alle rechtsvervolging.
Uitspraak Hoge Raad:
Het Hof heeft in hoger beroep de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde ontslagen van alle rechtsvervolging.
3. Beoordeling van het middel
Cassatiemiddel:
3.1
Schending van het recht en/of verzuim van vormen als bedoeld in art. 99 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie,
Met het middel wordt opgekomen tegen het oordeel van het Hof dat het bewezenverklaarde feit niet strafbaar is.
doordat het Gerechtshof te 's-Gravenhage, bij de beantwoording van de vraag of het bewezen verklaarde strafbaar is een
Link: http://deeplinking.kluwer.nl/?param=0019FCEF&cpid=WKNL-LTR-Nav2 Page 1/6 Link: http://deeplinking.kluwer.nl/?param=0019FCEF&cpid=WKNL-LTR-Nav2 Page 2/6
Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk
voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 06-04-2023. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.w voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 06-04-2023. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.w
olterskluwer.nl olterskluwer.nl
,3.2
Het bestreden arrest houdt, voorzover nu van belang, in dat de verdachte een verweer heeft gevoerd dat door het Hof als 1
volgt is weergegeven en beantwoord: (enz.; zie Hof; red.)
Verdachte is door de economische kamer van het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter zake van het te koop aanbieden en in
3.3 voorraad hebben van krulsla met een te hoog nitraat-iongehalte ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voor de beoordeling van het middel zijn de volgende voorschriften van belang: 2
'Art. 7, eerste lid eerste zin, EVRM bepaalt: Niemand mag worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten, dat geen
Tegen die uitspraak heeft de advocaat-generaal bij dat Hof beroep in cassatie ingesteld. In een — tijdig — bij de Hoge Raad
strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde dat het handelen of nalaten geschiedde.
ingediende schriftuur komt de advocaat-generaal met een rechts- en een motiveringsklacht op tegen 's Hofs oordeel inzake
Art. 1, eerste lid, Sr en art. 16 Grondwet bepalen gelijkluidend:
de strafbaarheid van het bewezenverklaarde feit.
Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling'.'
3
3.4
Het bestreden arrest houdt op dit punt in: (enz.; zie Hof; red.)
In deze voorschriften ligt onder meer het zogenaamde bepaaldheidsgebod besloten. Dit houdt in dat de burger moet kunnen
weten ter zake van welke gedragingen hij kan worden gestraft. De rechtszekerheid eist dit. Van de wetgever mag worden 4
verlangd dat hij met het oog daarop op een zo duidelijk mogelijke wijze delicten omschrijft. Daarbij moet niet uit het oog
De 'Warenwetregeling Nitraatgehalte groenten' (Regeling van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
worden verloren dat de wetgever soms met een zekere vaagheid, bestaande in het bezigen van algemene termen, delicten
van 25 februari 1993, Stcrt. 40, gewijzigd bij Besluiten van 21 april 1995, Stcrt. 85, en van 3 juni 1996, Stcrt. 107, en — na
omschrijft om te voorkomen dat gedragingen die strafwaardig zijn buiten het bereik van de delictsomschrijving vallen. Die
de bewezenverklaarde gedragingen en voorafgaande aan het tijdstip waarop deze Regeling werd ingetrokken en vervangen
vaagheid kan onvermijdelijk zijn, omdat niet altijd te voorzien is op welke wijze de te beschermen belangen in de toekomst
door een ander voorschrift, waaromtrent hieronder nader — wederom gewijzigd bij Besluiten van 17 september 1997, Stcrt.
zullen worden geschonden en omdat, indien dit wel is te voorzien, delictsomschrijvingen anders te verfijnd worden met als
182, en 31 juli 1998, Stcrt. 147) berustte blijkens de considerans en de toelichting op de Regeling zoals zij werd vastgesteld
gevolg dat de overzichtelijkheid wegvalt en daarmee het belang van de algemene duidelijkheid van de wetgeving schade
op 25 februari 1993 op art. 13'Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen' (oorspronkelijk vastgesteld
lijdt.
op 10 december 1992, S. 1992, 678 en ten tijde van de bewezenverklaarde gedragingen geldend zoals vastgesteld op 15
3.5 januari 1997, S. 20). Daarin is de minister van (thans) Volksgezondheid, Welzijn en Sport de bevoegdheid toegekend te
In dit verband verdient nog opmerking dat indien het om professionele marktdeelnemers gaat, mag worden verlangd dat bepalen dat door hem aan te wijzen verontreinigingen die uit een oogpunt van gezondheid schadelijk kunnen zijn niet in een
deze zich terdege laten informeren over de beperkingen waaraan hun gedragingen zijn onderworpen. grotere hoeveelheid in eet- en drinkwaren aanwezig mogen zijn dan door de minister, in overeenstemming met de minister
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, voor de betrokken stof is vastgesteld. Daarbij is ook bepaald dat de hoeveelheid
3.6 (van die als verontreiniging aan te merken stof) voor de onderscheiden eet- of drinkwaren verschillend kan worden bepaald.
Nu de bewijsmiddelen inhouden dat het hier om een professionele marktdeelnemer gaat, staat het hiervoor onder 3.4 5
genoemde bepaaldheidsgebod er op de daar en onder 3.5 aangeduide gronden, niet aan in de weg onder de soort sla ook
subcategorieën van sla te verstaan. De omstandigheid dat in het toepasselijk voorschrift slechts de soort is genoemd en Op haar beurt strekt het 'Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen' tot uitvoering van onder meer art.
geen subcategorieën zijn aangeduid brengt dus niet mee dat in een geval als het onderhavige daaruit de slotsom mag 4, eerste lid, en art. 6 onder a van de Warenwet.
worden getrokken dat subcategorieën niet aan de in het voorschrift gestelde beperkingen zijn onderworpen. Die slotsom zou In art. 3 Warenwet is bepaald dat op de voet van hetgeen in de artikelen 4 tot en met 9 van die wet is geregeld nadere
in strijd zijn met een redelijke wetsuitleg. In het licht van hetgeen hiervoor onder 3.4 en 3.5 is overwogen is het voorschriften kunnen worden gesteld in het belang van onder meer de volksgezondheid.
aanvaardbaar dat de wetgever heeft volstaan met de vermelding van de soort sla in het toepasselijk voorschrift. De onder
6
3.3 vermelde voorschriften zijn daardoor niet geschonden.
De rechter dient in een dergelijk geval vast te stellen of de groente waarvan in de bewezenverklaring wordt gesproken zo'n Deze bepalingen, in onderling verband beschouwd, wijzen uit dat de minister (staatssecretaris) van Volksgezondheid,
subcategorie is. Welzijn en Sport de 'Warenwetregeling Nitraatgehalte groenten' tot stand heeft gebracht op grond van de hem wettelijk
toegekende bevoegdheid het verhandelen van voor menselijke consumptie bestemde waren die uit een oogpunt van
3.7
gezondheid schadelijk kunnen zijn te verbieden voor zover die waren niet voldoen aan door hem gestelde eisen.
Het middel is terecht voorgesteld.
7
4. Slotsom
Ook in de toelichting op de 'Warenwetregeling Nitraatgehalte groenten', zoals die Regeling aanvankelijk werd vastgesteld en
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, dat de zaak naar een ander nadien gewijzigd, is telkenmale benadrukt dat de voor de gezondheid mogelijk schadelijke effecten van nitraatinname de
hof moet worden verwezen en dat dit hof zal dienen na te gaan of krulsla als een subcategorie van sla is aan te merken. reden vormde een maximaal toelaatbare hoeveelheid nitraat-ion in diverse groentesoorten vast te stellen. In de toelichting
5. Beslissing op die Regeling, zoals zij gold ten tijde van het bewezenverklaarde handelen, is dienaangaande gesteld:
'Uit onderzoek is gebleken dat het nitraatgehalte van groenten zodanig hoog kan worden dat vermindering ervan uit oogpunt
De Hoge Raad: van de bescherming van de volksgezondheid noodzakelijk is. Derhalve zijn voor bepaalde groenten maximaal toelaatbare
Vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor wat betreft de beslissingen dat het feit niet strafbaar is en dat de nitraatgehalten vastgelegd in deze regeling. Bij vaststelling van deze regeling (…) werd uitgegaan van een streefwaarde
verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging; voor de nitraatnormen van 2500 mg/kg; te bereiken via jaarlijkse verlagingen van de normen. Op grond van de huidige
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep verder wordt toxicologische inzichten en de nog steeds voorkomende hoge nitraatinnamen wordt bovengenoemde streefwaarde
berecht en afgedaan. vooralsnog gehandhaafd.'
8
Conclusie
Door te verwijzen naar art. 1, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat het de
wettelijke norm, waarvan de niet-naleving verdachte wordt verweten, te vaag omschreven acht. Het zogenaamde 'lex certa-
Conclusie vereiste', inhoudend dat geen gedraging strafbaar geoordeeld zal mogen worden indien ten tijde van het begaan daarvan
A-G mr. Wortel niet uit een gepubliceerd wettelijk voorschrift kon worden opgemaakt dat die gedraging als zodanig werd aangemerkt, wordt
Link: http://deeplinking.kluwer.nl/?param=0019FCEF&cpid=WKNL-LTR-Nav2 Page 3/6 Link: http://deeplinking.kluwer.nl/?param=0019FCEF&cpid=WKNL-LTR-Nav2 Page 4/6
Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk
voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 06-04-2023. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.w voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 06-04-2023. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.w
olterskluwer.nl olterskluwer.nl
,inderdaad algemeen geacht in art. 1 lid 1 Sr besloten te liggen. Met zoveel woorden is dat vereiste opgenomen in art. 16 Gr. behartiging van de gezondheid niet aangewezen heeft geacht gebruik te maken van de hem in art. 13'Warenwetbesluit
en art. 7 EVRM. Bereiding en behandeling van levensmiddelen' toegekende bevoegdheid de maximaal toelaatbare hoeveelheid (als
verontreiniging aangemerkte) nitraat voor bepaalde slasoorten anders vast te stellen.
9
13
Onder omstandigheden kan een strafrechter zich gehouden achten te onderzoeken of — aan een beschuldiging van
strafbaar handelen ten grondslag liggende — wettelijke bepalingen een in die mate vage aanduiding van dat handelen Het middel is derhalve terecht voorgesteld. De bestreden uitspraak berust ten aanzien van de beslissing omtrent de
geven dat een veroordeling in strijd zou komen met het 'lex certa'-beginsel. De grenzen waarbinnen de rechter bevoegd zal strafbaarheid van het bewezenverklaarde op een verkeerde toepassing van het recht en kan niet in stand blijven.
zijn te oordelen dat een wettelijke bepaling een zo inadequate omschrijving van het strafbare handelen inhoudt dat op basis
daarvan geen strafbaarheid kan worden aangenomen zullen evenwel zeer nauw getrokken moeten worden. De
14
grondwettigheid van wettelijke bepalingen staat immers niet ter beoordeling van de rechter (art. 120 Gr), terwijl de rechter Voor de goede orde ben ik nog nagegaan of het bewezenverklaarde handelen ook thans nog strafbaar is, en (ten minste)
evenmin een oordeel zal mogen geven over de innerlijke waarde of billijkheid van een wettelijke bepaling (art. 11 Wet straffen van dezelfde zwaarte kan meebrengen. Dat is het geval.
algemene bepalingen). Laatstgenoemde beperking zal zich met name kunnen doen gevoelen indien bij de rechter de vraag Weliswaar is de 'Warenwetregeling Nitraatgehalte groenten' ingetrokken bij het in werking treden van de 'Warenwetregeling
rijst of een gedraging onder zo veel omstandigheden strafbaarheid oplevert dat het bereik van de strafbaarstelling onredelijk Verontreinigingen in levensmiddelen' op 1 februari 1999 (art. 11 van laatstbedoelde Regeling, die is vastgesteld op 8
groot en niet door de beschermde belangen gerechtvaardigd genoemd zou kunnen worden. februari 1999 — en dus met terugwerkende kracht in werking is getreden — en gepubliceerd in Stcrt. 30). De ten hoogste
toegelaten hoeveelheid nitraat in sla vloeit thans voort uit art. 8 lid 1 van deze 'Warenwetregeling Verontreinigingen in
10
levensmiddelen', dat verwijst naar Verordening (EG) 194/97 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De
De rechter zal in die situatie voor ogen moeten houden dat zijn oordeel over de toepasselijkheid van het wettelijk voorschrift maximaal toelaatbare hoeveelheid nitraat in sla is bepaald in art. 2 van, en de Bijlage bij, deze Verordening, die is
waarin de tot de verdachte gerichte norm is opgenomen nimmer bepaald mag worden door inzichten aangaande een gepubliceerd in PB nr. L 031, p. 48 en gewijzigd — maar niet ten aanzien van het onderhavige punt — bij Verordening (EG)
wenselijk of redelijk effect van die norm — dat is het perspectief van waaruit alleen de wetgever de kwestie mag bezien — 864/1999 van de Commissie, PB nr. L 108, p. 16.
maar alleen door de mate waarin de verdachte kon beseffen dat hij die norm zou gaan overschrijden. Ook de 'Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen' berust op art. 13'Warenwetbesluit Bereiding en
Slechts indien niet gezegd kan worden dat die verdachte in redelijkheid kan hebben geweten dat zijn handelen in strijd met behandeling van levensmiddelen', zodat handelen in strijd met deze Regeling nog steeds verboden is krachtens art. 2 lid 4
de wet zou komen kan de rechter zich bevoegd achten het te vage wettelijk voorschrift de betekenis van toepasselijke van dat Warenwetbesluit in verband met art. 4 lid 1 Warenwet (zou ik menen; in eerste is gekwalificeerd overeenkomstig art.
strafbaarstelling te ontzeggen. 5 Warenwet, maar dat lijkt mij op een verkeerd begrip van de verhouding tussen de art. 4 en 5 Warenwet te wijzen), terwijl
Gelet op de art. 120 en 94 Gr. zal art. 7 EVRM dan als toetsingsnorm kunnen fungeren. Wèl zal de rechter zich er handelen in strijd met het verbod nog steeds strafbaar is gesteld in art. 1, 4ø WED.
rekenschap van moeten geven dat de wetgever zich genoodzaakt kan zien in een delictsomschrijving te volstaan met (…)
betrekkelijk algemene termen. In de woorden van het EHRM:
'(…) the wording of many statutes is not absolutely precise. The need to avoid excessive rigidity and to keep pace with
changing circumstances means that many laws are inevitably couched in terms which, to a greater or lesser extent, are
vague (…) The interpretation and application of such enactments depend on practice.'
Met het oog daarop neemt het EHRM niet spoedig aan dat een strafbaarstelling te vaag of onbepaald is om aan het
bepaalde in art. 7 EVRM te kunnen voldoen, EHRM 25 mei 1993, Kokkinakis vs Griekenland, Publications ECHR, Series A,
vol. 260–A, overwegingen 40 en 52. In dezelfde zin HR NJ 1994, 412.
11
In het onderhavige geval was evenwel niet aan de orde dat de wetgever de strafbaar gestelde handeling in zodanig
algemene (slechts een resultaat of kwalificatie aanduidende) bewoordingen heeft omschreven dat interpretatie moet
uitwijzen of de tenlastegelegde gedragingen daaronder vallen.
In de mate waarin in het hedendaagse ordeningsrecht door strafbaarstellingen ondersteunde gedragsnormen, die veelal
(zoals in dit geval) slechts kenbaar zijn door diverse algemeen verbindende voorschriften, die naar elkaar verwijzen en
elkaar aanvullen, met elkaar in verband te brengen, nog helder en toegankelijk te noemen zijn, is het tot de verdachte
gerichte gedragsvoorschrift duidelijk genoeg, waaraan niet af behoeft te doen dat de verdachte wellicht deskundig advies
zou hebben moeten inwinnen om er zeker van te zijn of de door hem gekweekte en aan een veiling aangeboden 'krulsla' al
dan niet onder de in de 'Warenwetregeling Nitraatgehalte groenten' voor 'sla' in het algemeen gestelde norm zou vallen. In
dit verband kan nog worden gewezen op EHRM 15 november 1996, Cantoni vs Frankrijk (Reports of Judgments and
Decisions No 20, 1996–V, p. 1614 e.v.), r.o. 35.
12
Het oordeel van het Hof komt er op neer dat het bereik van de verbodsnorm, in het licht van het door de verdachte
aangevoerde, onredelijk groot is bevonden. Door dat oordeel te geven heeft het Hof naar mijn inzicht de in art. 120 Gr. en
art. 11 Wet algemene bepalingen uitgedrukte grens overschreden. Aangezien het verbod sla te verhandelen (in de zin van
art. 1 lid 1 Warenwet) waarin méér dan een bepaalde hoeveelheid nitraat aanwezig is onmiskenbaar is ingegeven door de
zorg voor de gezondheid van personen, en dat verbod is uitgevaardigd krachtens de wettelijke bevoegdheid die gezondheid
te dienen door nadere regels te stellen, had het Hof als te respecteren standpunt van de regelgever moeten aannemen dat
het verbod betrekking heeft op het verhandelen van alle voor menselijke consumptie bestemde sla, ongeacht de variëteit of
(onder)soort. Dat klemt temeer omdat het van algemene bekendheid is dat er reeds geruime tijd verschillende soorten sla
voor de consumptie worden aangeboden. Dat wijst er op dat het kweken en te koop aanbieden van 'krulsla' niet een door de
regelgever niet voorziene of ten onrechte genegeerde ontwikkeling is, maar dat de minister het met het oog op een juiste
Link: http://deeplinking.kluwer.nl/?param=0019FCEF&cpid=WKNL-LTR-Nav2 Page 5/6 Link: http://deeplinking.kluwer.nl/?param=0019FCEF&cpid=WKNL-LTR-Nav2 Page 6/6
Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk
voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 06-04-2023. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.w voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 06-04-2023. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.w
olterskluwer.nl olterskluwer.nl
, the admissibility and merits of the application at the same time (Article 29 § 1 of the Convention). On 10 July 2012 a
EHRM, 21-10-2013, nr. 42750/09 Chamber of that Section, composed of Josep Casadevall, President, Corneliu Bîrsan, Alvina Gyulumyan, Egbert Myjer, Ján
Šikuta, Luis López Guerra and Nona Tsotsoria, judges, and Santiago Quesada, Section Registrar, gave judgment. They
ECLI:NL:XX:2013:405 unanimously declared the complaints under Article 7 and Article 5 § 1 of the Convention admissible and the remainder of the
application inadmissible, then proceeded to find a violation of those provisions.
Uitspraak 21‑10‑2013 5.
Partij(en) On 4 October 2012 the Court received a request from the Government for the case to be referred to the Grand Chamber.
On 22 October 2012 a panel of the Grand Chamber decided to refer the case to the Grand Chamber (Article 43 of the
JUDGMENT Convention).
STRASBOURG
21 October 2013 6.
In the case of Del Río Prada v. Spain, The composition of the Grand Chamber was determined according to the provisions of Article 26 §§ 4 and 5 of the
The European Court of Human Rights, sitting as a Grand Chamber composed of: Convention and Rule 24 of the Rules of Court.
Dean Spielmann, President,
Guido Raimondi,
7.
Ineta Ziemele, The applicant and the Government each filed further written observations (Rule 59 § 1) on the merits.
Mark Villiger,
Isabelle Berro-Lefèvre, 8.
Elisabeth Steiner, In addition, third-party comments were received from Ms Róisín Pillay on behalf of the International Commission of Jurists
George Nicolaou, (ICJ), who had been given leave by the President to intervene in the written procedure (Article 36 § 2 of the Convention and
Luis López Guerra, Rule 44 § 3).
Ledi Bianku,
Ann Power-Forde, 9.
Işıl Karakaş,
A hearing took place in public in the Human Rights Building, Strasbourg, on 20 March 2013 (Rule 59 § 3).
Paul Lemmens,
Paul Mahoney, There appeared before the Court:
Aleš Pejchal, (a) for the Government
Johannes Silvis, Mr I. SALAMA SALAMA, Co-Agent,
Valeriu Griţco, Mr F. SANZ GANDÁSEGUI, Agent,
Faris Vehabović, judges, Mr J. REQUENA JULIANI,
and Michael O'Boyle, Deputy Registrar, Mr J. NISTAL BURON, Advisers;
Having deliberated in private on 20 March 2013 and 12 September 2013, (b) for the applicant
Delivers the following judgment, which was adopted on the last-mentioned date: Mr M. MULLER,
Mr S. SWAROOP,
Procedure Mr M. IVERS, Counsel,
Mr D. ROUGET,
Ms A. IZKO ARAMENDIA,
1.
Mr U. AIARTZA AZURTZA, Advisers.
The case originated in an application (no. 42750/09) against the Kingdom of Spain lodged with the Court under Article 34 of
The Court heard addresses by Mr Muller, Mr Swaroop, Mr Ivers and Mr Salama Salama, as well as replies from Mr Muller,
the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms (‘the Convention’) by a Spanish national,
Mr Swaroop, Mr Ivers and Mr Sanz Gandásegui to its questions.
Ms Inés del Río Prada (‘the applicant’), on 3 August 2009.
2. The facts
The applicant was represented by Mr S. Swaroop, Mr M. Muller and Mr M. Ivers, lawyers practising in London, Mr D.
Rouget, a lawyer practising in Bayonne, Ms A. Izko Aramendia, a lawyer practising in Pamplona and Mr U. Aiartza Azurtza, I. The circumstances of the case
a lawyer practising in San Sebastian. The Spanish Government (‘the Government’) were represented by their Agent, Mr F.
10.
Sanz Gandásegui, and their co-Agent, Mr I. Salama Salama, State Counsel.
The applicant was born in 1958. She is serving a prison sentence in the region of Galicia.
3.
11.
The applicant alleged in particular that since 3 July 2008 her continued detention had been neither ‘lawful’ nor ‘in
accordance with a procedure prescribed by law’ as required by Article 5 § 1 of the Convention. Relying on Article 7, she also In eight separate sets of criminal proceedings before the Audiencia Nacional[1.], the applicant was sentenced as follows:
— in judgment no. 77/1988 of 18 December 1988: for being a member of a terrorist organisation, to eight years'
complained that what she considered to be the retroactive application of a new approach adopted by the Supreme Court
after her conviction had increased the length of her imprisonment by almost nine years. imprisonment; for illegal possession of weapons, to seven years' imprisonment; for possession of explosives, to
eight years' imprisonment; for forgery, to four years' imprisonment; and for using forged identity documents, to six
4. months' imprisonment;
— in judgment no. 8/1989 of 27 January 1989: for damage to property, in conjunction with six counts of grievous
The application was allocated to the Third Section of the Court (Rule 52 § 1 of the Rules of Court). On 19 November 2009
bodily harm, one of causing bodily harm and nine of causing minor injuries, to sixteen years' imprisonment;
the President of the Third Section decided to give notice of the application to the Government. It was also decided to rule on
Link: http://deeplinking.kluwer.nl/?param=00C6DE88&cpid=WKNL-LTR-Nav2 Page 1/38 Link: http://deeplinking.kluwer.nl/?param=00C6DE88&cpid=WKNL-LTR-Nav2 Page 2/38
Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk
voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 06-04-2023. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.w voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 06-04-2023. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.w
olterskluwer.nl olterskluwer.nl