KWALITEIT VAN LEVEN BIJ PERSONEN MET
ONTWIKKELINGSSTOORNISSEN
LES 3-4-5 : AUTISMESPECTRUMSTOORNIS (ASS)
1. INLEIDING
- Autismespectrumstoornis (ASS) = overkoepelende term voor alle stoornissen binnen het
autismespectrum
- De huidige term ASS geeft beter weer dat het om een spectrum gaat, een brede waaier
aan verschijningsvormen
- Ontwikkeling loopt weer achteruit op verschillende vlakken
- Syndroom van RETT: fladderen met armen , wel nog in DSM- 5
- Syndroom van asperger: gevoelig voor veel prikkels
- PDD-NOS: hebben wel eigenschappen van autisme maar niet genoeg om over
kernautisme te spreken
1.1. DEFINITIE
“ASS is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig patroon van zowel significante
beperkingen in de sociale omgang als beperkte, repetitieve interesses en gedragingen”
Stoornis Aangeboren
Kenmerken tijdens vroege ontwikkelingsperiode
Hardnekkig Symptomen blijven aanhouden en verdwijnen niet zomaar
Significante beperkingen Beperkingen die ernstig, betekenisvol of klinisch zijn
Duidelijke belemmering in alledaagse functioneren
Sociale omgang Problemen met non-verbale sociale communicatie
Moeilijkheden met sociale interacties en relaties
probleem in wederkerigheid (reciprociteit), tweerichtingsverkeer en
gelijkwaardigheid
Beperkte, repititieve intersses en Gedragspatronen die stereotiep en weinig gevarieerd zijn, opnieuw worden
gedragingen herhaald
Hardnekkig en rigide aan vasthouden
Spectrum kent zeer grote verschillen in graden van ernst. Het spectrum slaat ook op variatie in gedragskenmerken, die
niet alleen afhankelijk zijn van de ernste van ASS, maar ook van de leeftijd, het ontwikkelingsniveau (IQ), de
taalvaardigheid en de bijkomende stoornissen.
, 2. KENMERKEN
2.1. PRIMAIRE GEDRAGSKENMERKEN
TWEE KERNSYMPTOMEN:
1: Ernstige en aanhoudende problemen met de wederkerige sociale
communicatie en interactie
Problemen met sociale interacties Gebrek aan wederkerigheid zowel in interacties als delen van emoties
Lachen als iemand verdrietig is, veronderstellen dat persoon
voorkennis heeft terwijl hij dat niet heeft, eigen interessegebieden,
ongepaste vragen, …
Moeite om relaties met anderen te begrijpen en te ontwikkelen
Moeilijk aanpassen van hun gedrag aan verschillende sociale
omstandigheden (klas VS thuis), moeite met fantasiespel, vrienden
maken
, Problemen met sociale - Kwalitatieve tekorten in non-verbaal gedrag
communicatie o Verkeerd gebruiken, niet begrijpen, geen oogcontact, weinig
mimiek, slechte afstemming wat men zegt – manier waarop
men het zegt
o non-verbaal gedrag dat wordt gebruikt voor sociale interacties.
Er kan sprake zijn van slechte afstemming tussen verbale en
non-verbale communicatie (tussen wat men zegt en de manier
waarop) Er kunnen problemen zijn met het zelf uiten en/of
begrijpen van non-verbaal gedrag zoals vb.
gelaatsuitdrukkingen en gebaren van anderen niet goed
interpreteren, verkeerd gebruik van lichaamstaal, geen of net
te star oogcontact nemen, of weinig mimiek vertonen.
- Vaak tekorten in taal en spraak
o dit is dus in de DSM-5 geen criterium meer, toch vaak tekorten
op dit vlak. Er kan een taalachterstand zijn of zelfs volledige
afwezigheid van taal waarbij ze deze moeilijkheden niet non-
verbaal kunnen compenseren. Moeite met taalbegrip,
vertonen gekunsteld of overdreven letterlijk taalgebruik.
o Taalachterstand, afwezigheid van taal, moeite met taalbegrip,
letterlijk taalgebruik, gezegden, grapjes, …
2: Beperkte en repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten
Motorische stereotypieën - Fladderen met handen, draaien met handen/vingers, rond eigen as
draaien, op tenen lopen, wiegen, hoofdbonken
Stereotiep en repetitief gebruik - Omgaan met speelgoed: i.p.v. spelen, alles op rijtje zetten of laten
van voorwerpen draaien als tol
Stereotiep en repetitieve spraak - Echolalie: woorden en zinnen van anderen letterlijk
herhalen, zonder zelf te begrijpen
- Spreken over zichzelf in jij-vorm
- Idiosyncratische uitdrukkingen (bv. zelf uitgevonden woorden
- Soms te stil, soms te luid, vreemde intonatie
Rigiditeit of gemis aan flexibiliteit - Weerstand tegen onvoorspelbare en plotse veranderingen
- Kunnen zeer overstuur geraken bij kleine veranderingen
- Alles op dezelfde manier
- Rigide denkpatronen + vasthouden aan rituelen
- Planning en structuur