WERELDORIËNTATIE: MENSELIJK LICHAAM
DEEL 1: BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM
1. Inleiding
Organisme: opgebouwd uit verschillende stelsels.
Functie: wisselen energie en materie uit met hun omgeving om in leven te blijven.
Kenmerken: halen adem, voeden zich, scheiden stoffen uit, bewegen, groeien, reageren op
omgeving, platen zich voort,…
Vb.: spierstelsel en skelet.
Stelsels: een verzameling van samenwerkende organen.
Functie: reactie op prikkels
Vb.: Zenuwstelsel
Functie: groeien.
Vb.: Hormonale stelsel
Organen: bestaan uit verschillende weefsels.
Functie: Zich voeden
Weefsels: verzamelingen van zelfde type stelsels.
1.1 Bouw van het menselijk lichaam
Bouw: bestaat uit lichaamsdelen
Vb.: hoofd, romp, ledematen,…
Functie: maken het mogelijk om te bewegen, communiceren, ademen, eten,…
!! Stelt ons is staat om te functioneren en te overleven.
1.2 Cellen, weefsel, organen en orgaansystemen
1.2.1 Cellen
Lichaam opgebouwd uit cellen zoals bij planten en dieren. Cellen zijn bouwstenen van alle levende
wezens.
Kleinste organisme: bestaat uit 1 cel
Organismen zoals mens: bestaat uit biljoenen cellen
Cellen is een zakje gevuld met vloeistof, waar membranen omheen zitten als afscherming. Binnenin
de cel zitten chemische stoffen en organellen (structuur in de cel). Elke cel moet je beschouwen als
een soort fabriekje omdat het volledig zelfstandig functioneert.
Belangrijk kenmerk van de cel: de cel kan door celdeling zich vermenigvuldigen. Op die manier
ontstaan er dochtercellen, die volledig gelijk zijn aan de oorspronkelijke cel.
1.2.2 Weefsel
Cellen van organismes zijn niet allemaal gelijk.
Hangt af van de functie die de cellen moeten uitvoeren.
Groep cellen die 1 zelfde functie uitoefent noemen we weefsel.
,4 soorten weefsels:
- Dekweefsel (epitheelweefsel)
Vormt de afscherming van het lichaam en de lichaamsholten (vb.: darmholte, bekleding van
de holle organen zoals hart, longen,…) Vormen een ondoordringbare laag door dat ze dicht op
elkaar liggen. Dit is nooit gemengd met andere typen van weefsel dus het bevat geen
bloedvaten, spieren of zenuwen.
Speciale soorten van epitheelcellen:
- Kliercellen (uitscheiding van stoffen)
- Trilhaarcellen (in luchtpijn eileider, buis van Eustachius)
- Zintuigepitheel
- Steunweefsel (bindweefsel, kraakbeen, beenweefsel)
Omhult organen, verbindt hen onderling of houdt hen op hun plaats; Vormt een soort
tussenstof of kan voor stevigheid zorgen (collageenvezels). Ook vetcellen, bloed en lymfe
behoren hierbij. Kraakbeen is een soort doorschijnend steunweefsel dat harder en vaster is
dan bindweefsel, terwijl beenweefsel zeer hard en stevig is. Beenweefsel ontstaat uit
bindweefsel of kraakbeen.
- Spierweefsel
Bestaat uit spiervezels die kunnen samentrekken, zodat ze in 1 richting kunnen verkorten. Zo
kunnen ze spanning of beweging veroorzaken.
- Zenuwweefsel
Bestaat uit zeer gespecialiseerde cellen (neuronen). Cellen zijn in staat om zenuwprikkel of
impuls te geleiden van of naar centrale zenuwstelsel (vb.: hersenen en ruggenmerg). Daar
worden de impulsen verwerkt en wordt zo nodig een reactiesignaal uitgestuurd.
1.2.3 Organen en orgaansystemen
Weefsel is een groep van cellen die een gelijkaardige bouw of functie hebben. Die kunnen samen een
orgaan vormen (vb.: het hart, de longen, de nieren, de darmen,…). Elke orgaan heeft zijn eigen
functie (vb.: hart = bloedsomloop, nieren = uitscheiding,…) en is opgebouwd uit 1 of meerdere
soorten weefsel (vb.: dunne darm = een buis, die vanbinnen bekleed is met epitheelweefsel.
Bescherming, slijmafscheiding, klieren die darmsap afscheiden, opnemen van verteringsproducten,…
daaronder ligt bindweefsel dat bloedvaten en zenuwen bevat. Vervolgens 2 lagen gladde spieren die
ervoor zorgen dat voedsel kan verschuiven in de darm. De buitenkant is opnieuw bekleed met
bindweefsel.).
Orgaansysteem is een groep van organen die samen een specifieke taak in een organisme uitoefenen.
(vb.: hart en bloedvaten zorgen samen voor de bloedsomloop, longen en ademhalingswegen voor de
ademhaling,…).
Een mens bestaat uit een geheel van orgaansystemen, die goed op elkaar afgestemd zijn zodat het
kan functioneren.
, Kader: Voornaamste orgaansystemen bij de mens.
Stelsel Enkele organen Voornaamste functie
Ademhalingsstelsel Luchtpijn, bronchi, longen Opnamen zuurstof, afgifte
koolzuur.
Spijsverteringsstelsel Speekselklieren, slokdarm, Opnamen voedsel, vertering
maag, lever, darmen voedsel, opnamen
verteringsproducten in het
bloed.
Bloed- en lymfevaatstelsel Hart, slagaders, aders, Vervoer zuurstof,
lymfevaten verteringsproducten koolzuur,
afbraakproducten hormonen.
Uitscheidingsstelsel Nieren, urineleiders, blaas Verwijdering afbraakproducten
en andere schadelijke stoffen
Huid Zweetklieren, haren Bescherming lichaam
Geraamte Schedel, ribben Stevigheid
Spierstelsel Spieren van de arm Beweging
Hormoonstelsel Schilklier, bijnieren Regeling van verschillende
verrichtingen
Zenuwstelsel Hersenen, ruggenmerg, Regeling van verschillende
zenuwen verrichtingen en orgaan van
verstand en wil
Zintuigstelsel Oog, oor Contact buitenwereld
Voortplantingsstelsel Man: zaadklieren, zaadleiders Voortplanting
Vrouw: eierstokken,
baarmoeder
1.2 Het skelet
Functies:
Vorm en stevigheid voor het lichaam
o Maakt het mogelijk om te staan, zitten, lopen,…
Bescherming van belangrijke organen
o Beschermt de vitale organen tegen letsels.
Spieren zijn eraan vastgehecht en maakt beweging mogelijk
Vorming van witte/rode bloedcellen en bloedplaatjes (in het beenmerg)
Opslag van kalk
Bouw:
Het heeft in totaal 206 botten die allemaal met elkaar verbonden zijn door middel van
gewrichten.
Sommige beenderen zijn vlak en bieden bescherming.
Vb.: Schedel
Andere beenderen zijn slank en bieden bewegelijkheid.
Vb.: armen en benen
Soorten beenderen: