WOORD OMSCHRIJVING
A
AAIDD 'American Association on Intellectual and Developmental
Disabilities'. Amerikaanse organisatie die de huidige
internationale definitie over personen met een verstandelijke
beperking heeft geformuleerd en zo mee het beeld over deze
personen wilt bepalen. (p.17)
Adaptieve Of ook wel aanpassingsvaardigheden, bepalen voor een
vaardigheden belangrijk deel hoe een persoon in het dagelijkse leven
functioneert. (p.17/18)
De mogelijkheden die iemand heeft om te beantwoorden aan de
eisen van de omgeving, om zich aan te passen aan de
verwachtingen van zijn context en van de cultuur
1. Conceptuele: vaardigheden om zelf vorm te geven aan je
leven, om zelf te beslissen (vb: lezen, geldbegrip, schrijven,
zelfbepaling)
2. Sociale: vb. interpersoonlijk contact,
verantwoordelijkheidsbesef, kunnen inschatten van en
weerstand bieden tegen negatieve beïnvloeding, je houden aan
de geldende wetten en regels,…
3. Praktisch:
- Activiteiten van het dagelijks leven: eten,
aankleden,lichaamsverzorging, zich verplaatsen, ...
- Instrumentele activiteiten: huishouden, telefoon
gebruiken, omgaan met geld, openbaar vervoer, ...
- Activiteiten mbt werk: vermijden of voorkomen van
gevaarlijke situaties
ADL Activiteiten van het algemeen dagelijks leven (p.37)
Vb.
- Eten.
- Drinken.
- Bewegen en lopen.
- Praten.
- Horen.
- Naar het toilet gaan.
Arbeidsgerichte Arbeidsgericht werk zoals hout- of tuinwerk of semi-industriële
tijdsbesteding opdrachten die men krijgt van lokale bedrijven en die
onbezoldigd (zonder dat je ervoor betaald krijgt). Dit kan
uitgevoerd worden in het dagcentrum. (p.106)
Adaptatiefase (fase sociaal-emotionele ontwikkeling)
Fase waarin men het eigen lichaam leert kennen, grenzen van
eigen lichaam leert kennen, via lichaam de wereld ontdekt en
1
, aanpast aan die wereld. (p.78/143)
Associatief denken De ene gedachten met de anderen kunnen verbinden
Verbanden leggen tussen personen, gebeurtenissen en
voorwerpen. Mensen leren een dagritme herkennen, en weten
hoe (vaste) personen in hun leven reageren. (p.54)
Atactische/ Cerebrale parese waarbij er sprake is van verstoringen van het
Ataxischecerebrale evenwicht en de bewegingscoördinatie. (p.129)
parese
Anti-decubitus Materiaal om drukwonden tegen te gaan. Drukwonden die
materiaal ontstaan doordat een persoon vaak en lang druk uitoefent op de
zelfde plaatsen van het lichaam. Bijvoorbeeld personen die
minder mobiel zijn en die lang liggen en zitten. (p.138)
Actieve mobilisatie (in tegenstelling tot passieve mobilisatie) De cliënt wordt
(kinesitherapie) begeleid bij het stappen of bij oefeningen om spieren soepel te
houden. (p.139)
Anoxie (synoniem: langdurig zuurstoftekort)
Totale afwezigheid van zuurstofvoorziening naar een weefsel of
orgaan, wat tot schade en uitval van functies leidt. Bij hypoxie
is er een verminderde zuurstofvoorziening. Afhankelijk van de
duur van de anoxie of hypoxie kan de schade al of niet
omkeerbaar zijn.
Apraxie Stoornis ten gevolge van een hersenletsel waarbij de persoon,
ondanks intacte spieren, er niet in slaagt bepaalde bewegingen
te maken. (p.174)
Amnesie (synoniem: geheugenverlies)
Geheugenstoornissen, het niet onthouden van feitelijke info,
van wat men van plan was te doen, ... (p.174)
Agnosie Het niet herkennen wie of wat je waarneemt, terwijl je die
persoon of dat voorwerp eigenlijk zou moeten kennen. (p.174)
Afasie Taalstoornis als gevolg van een beschadiging van spraakcentra
in de hersenen door CVA, een ongeval, een tumor of ontsteking
(dus geen spraakstoornis) (p.175)
2
, Afasie van Wernicke Taalstoornis waarbij men veel moeite heeft om anderen te
verstaan en de inhoud van hun (vloeiend) gesproken taal niet
steeds logisch is. (synoniem: sensorische afasie) (p.175)
Afasie van (synoniem: motorische afasie)
Broca
Taalstoornis waarbij men geen moeite heeft met het begrijpen
van taal, men genoeg woordenschat kent en toch er niet toe
komt volkomen begrijpbaar te spreken. (p.175)
Apathie Apathisch zijn, geen initiatief nemen om iets te doen. Bv. niet
drinken als het drinken niet voor je neus wordt gezet. Dat legt
een zware druk op de omgeving (p.177)
Automutilatie Woord voor zelfbeschadiging of zelfverminking, zoals gebruikt in
de geneeskunde in het algemeen en in de psychiatrie en de
zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in het
bijzonder (p.50)
B
Beperking (ICF-stoornis/beperking/participatieprobleem);
functioneel concept, het gaat om belemmeringen in aspecten van
het dagelijkse functioneren ten gevolge van een stoornis. De
betrokken persoon kan bepaalde aspecten van het dagelijkse
leven minder goed.
Brussen Broers en zussen
Begeleid Begeleiders hebben een drang om cliënten te helpen als ze het
ontdekkend leren moeilijk hebben, moeten omzetten in een drang om deze cliënten
(of EIM) te coachen zodat ze hun probleem zelf leren oplossen. Omdat
leren bij personen met een verstandelijke beperking het best gaat
in concrete, praktische situaties, worden praktische vaardigheden
gebruikt als leersituatie. (p.88)
Bv. een cliënt snijdt groenten maar leert daarbij deze handeling
zelf plannen, nauwgezet uitvoeren en zelf evalueren
Bezigheidsgerichte Of ervaringsgerichte activiteiten, zoals bv: helpen bij taakjes in de
tijdsbesteding keuken, hout schuren, tekenen, appels plukken, snoezen, dansen,
… (p.56)
3
