.
Methoden van psychologisch onderzoek II
1. Psychologie als wijze van denken
1.1 Onderzoek produceren of consumeren
Iedereen gaat later onderzoek consumeren (indien later als klinisch psycholoog werken, is het de bedoeling om evidence
based te handelen). Evidence based handelen betekent dat de beslissingen die je maakt, gebaseerd zijn op
wetenschappelijke literatuur.
Indien later als klinisch psycholoog aan de slag gaat en één van je collega’s heeft gehoord over een therapievorm die
gebruikt kan worden bij mensen die kampen met zware vormen van autisme en moeilijk kunnen communiceren met de
buitenwereld. Uiteindelijk legt de collega faciliated communication treatment uit: tijdens de behandeling gaat de therapeut
het hand van een autistische patiënt begeleiden aan de hand van een tablet. De therapeut gaat de hand begeleiden, op de
tablet staan verschillende letters waardoor de patiënt letters kan aantikken waardoor hij/zij woorden kan vormen en kan
communiceren (communicatie is mogelijk hierdoor).
o Onderzoek stelt dat de techniek niet aan te raden valt. Een studie om na te gaan of de methode effectief werkt.
Patiënten en therapeuten die deze behandeling wouden toepassen, foto’s laten zien. Beide (therapeut en patiënt)
kregen apart, een andere foto te zien. Vervolgens werd er gevraagd wat de patiënt gezien had. Het woord dat
uiteindelijk gevormd werd, was de foto die de therapeut gezien had (niet de foto die de patiënt gezien had)
o Conclusie: de therapeut begeleid niet alleen de patiënt maar stuurt ook de patiënt. Wijst erop dat het geen juiste
vorm van communicatie is (op basis van wetenschappelijk onderzoek vaststellen dat het niet gebruikt gaat
worden).
Scared-straight approach: jongeren die in contact zijn gekomen met justitie, op het juiste pad proberen te brengen door ze
bijvoorbeeld angst aan te jagen. Jongeren worden bijvoorbeeld meegenomen naar de gevangenis, ze worden daar
geïntimideerd, de gevangenen gaan op hen roepen, hen intimideren waardoor de jongeren angst krijgen voor de
gevangenis. Zou ervoor zorgen dat het jongeren op het juiste pad terug kan brengen.
o Onderzoek toont aan dat wanneer jongeren doorheen de tijd opgevolgd worden, het niet werkt. Jongeren die de
behandeling ondergaan, gaan op latere leeftijd niet meer criminaliteit plegen (de cijfers blijken zelfs hoger te zijn).
Op basis van wetenschappelijk onderzoek stellen we dat het géén goede werkwijze is.
Mindfullness: mensen leren om in het heden te leven terwijl ze hun gevoelens, hun denkbeelden accepteren (accepteren
wat ze voelen/denken). Mindfulness kan verschillende positieve voordelen met zich meebrengen (jongeren hun schoolse
prestaties zouden verbeteren).
o Er zijn verschillende studies uitgevoerd. Op eerste zicht blijkt dat mindfulness zou kunnen werken.
o Er werd een experiment gedaan waarbij studenten op school, willekeurig in 2 groepen ingedeeld werden. De
eerste groep (conditie) kreeg mindfulness gedurende twee weken en de tweede groep (conditie) kreeg een
andere soort training (over voeding bijvoorbeeld).
o Uiteindelijk werden de resultaten van de jongeren vergeleken (examenresultaten, studieresultaten…). De groep
die mindfulness gekregen had, scoorde beter in vergelijking met de andere conditie. De wetenschappelijke
literatuur zou kunnen beweren dat mindfulness zou werken.
Het is belangrijk om onderzoek kritisch te bekijken, kritisch onderzoek te consumeren aangezien niet elk onderzoek correct
uitgevoerd is. Een kritische attitude is noodzakelijk (= kritische mindset is essentieel aangezien niet al het onderzoek dat
gepubliceerd wordt, is correct/robuust). Psychologisch onderzoek zit i/e turbulente periode.
1.2 Hoe werken wetenschappers
Wetenschap is gebaseerd op empirie: onderzoekers verzamelen data, de data kan op verschillende manieren bekomen
worden:
1) Directe zintuigelijke waarnemingen (aan de hand van een experiment het gedrag v/d proefpersoon bijvoorbeeld
observeren)
2) Meetinstrumenten (een vragenlijst afnemen is een andere manier om data te verzamelen)
Aan de hand van data, kunnen er conclusies getrokken worden (de bevindingen zijn gebaseerd op basis van data dat
verzameld is). Onderzoek op een nauwkeurige manier rapporteren waardoor iemand anders de studie op dezelfde manier
over kan doen om na te gaan of dezelfde resultaten bekomen worden.
Het basisidee: wat we concluderen in wetenschap, is gebaseerd op empirische data (niet op basis van eigen ervaringen,
intuïtie, of autoriteitsfiguren).
1
,.
1.2.1 Wetenschappers testen theorieën
Er wordt gebruik gemaakt van data om de theorie te kunnen toetsen (de empirische
cyclus en/of de theorie-data cyclus). De cyclus start aan de hand van een theorie en
op basis van een theorie kunnen er onderzoeksvragen geformuleerd worden. Er
wordt een onderzoeksdesign opgesteld, een studie met een bepaald design
(bijvoorbeeld een experiment) waarin een concrete hypothese getoetst kan
worden.
Om de hypothese te kunnen toetsen, moet er data verzameld worden. De data gaat
enerzijds de theorie ondersteunen/bevestigen (aangezien hypothese bevestigd
wordt) en/of anderzijds de theorie ondermijnen aangezien de hypothese niet
bevestigd wordt. De theorie kan eventueel herzien worden waardoor de empirische
cyclus opnieuw opgestart wordt (opnieuw onderzoek opzetten, data verzamelen…).
Onderzoek van Harlow (1985) waarbij de cupboard theory en de contact comfort
theory getest wordt. De twee theorieën worden gebruikt om hechtingsgedrag te
kunnen verklaren. Hij wou kijken welk v/d twee theorieën correct was.
o Cupboard theory stelt dat kinderen zich hechten aan ouders omdat de
ouders voedsel verschaffenen
o De contact comfort theory stelt dat kinderen zich hechten aan ouders
aangezien de ouders veiligheid, geborgenheid en warmte aanbieden.
Onderzoek opgezet waarin pasgeboren aapjes als steekproef gebruikt werden. De
pasgeboren aapjes werden in een kooitje gezet (linkse deel was er een pop die bedoeld
was om voeding te halen) (rechtse pop gaf geen voeding maar was een pop die
aangenamer gemaakt was, een soort vacht rond gedaan waardoor warmte afgaf,
gezicht..).
De hypothese: indien de cupboard theorie klopt, dan gaat het aapje het merendeel van
zijn tijd spenderen bij de linkse pop (kan voeding krijgen). Indien de contact comfort theorie klopt, gaat het aapje merendeel
tijd besteden bij de rechtse pop aangezien die daar warmte, geborgenheid… kan krijgen.
Data verzameld door het experiment uit te voeren bij verschillende aapjes en telkens te gaan observeren waar de aapjes
zich het meest gingen bevinden, waar merendeel v/d tijd doorbrengen. Zaten merendeel bij de rechtse pop: ondersteuning
voor de contact comfort theorie
Wanneer theorieën getest worden, is het de bedoeling om tot een goeie theorie te komen. Een aantal kenmerken van een
geode theorie:
o Een theorie die een verklaring geeft voor een bepaald fenomeen en ondersteund wordt door de data.
o Een goeie theorie is falsifieerbaar: theorie moet weerlegd kunnen worden (in staat zijn, de mogelijkheid hebben
om de theorie te kunnen weerleggen). Er is te weinig vertrouwen i/d therapeut en de manier waarop de
therapeut omgaat met de patiënten (hierdoor wordt de theorie niet falsifieerbaar).
Indien iemand naar jou komt met een bepaalde theorie (marsmannetjes bestaan). Gedurende een jaar
lang data verzamelen en observeren. Geen marsmannetjes gezien, maar de man zegt dat je de
marsmannetjes alleen kan zien als je er echt in geloofd. Theorie is niet falsifieerbaar hierdoor.
o Een goeie theorie is parsimonie (principe van ‘Occam’s razor’): indien een theorie/fenomeen verklaard kan
worden aan de hand van 2 theorieën. Op dat moment gaan we de gemakkelijkste theorie verkiezen (principe van
..).
Wanneer we een theorie evalueren (inschatten of we geloof moeten hechten aan een theorie), moeten we dat niet doen op
basis van 1 studie (1 studie die een theorie weerlegt, is onvoldoende om vertrouwen i/d theorie volledig op te geven), er
moet gekeken worden naar al het beschikbaar bewijs (alle beschikbare bewijs).
o Een theorie kan nooit ‘bewezen worden’ maar we vinden ondersteuning voor onze theorie. Wanneer we een
bepaald resultaat kunnen repliceren, hoe meer we zien dat wanneer we een studie opnieuw uitvoeren en
hetzelfde resultaat gevonden wordt, hoe meer vertrouwen we i/d theorie kunnen hebben.
2
,.
1.2.2 Wetenschappers vormen een gemeenschap
Wetenschappers vormen een gemeenschap: ze accepteren een aantal waarden/normen. Merton’s stelt dat er vier normen
onderliggend zijn aan wetenschappers als gemeenschap (Merton’s scientific norms):
1) Universalisme: wanneer er bekeken wordt of een bepaalde studie goed is (vertrouwen in kunnen hebben), dan
hangt dat af v/d kwaliteit v/d studie zelf (niet v/d auteur: veel ervaring, gekend…). Werk gaat beoordeeld worden
op basis van de inhoud van het werk, niet op basis van wie het werk gemaakt heeft.
2) Communaliteit: wetenschappers vormen een gemeenschap, een community. Wetenschappers maken hun werk
beschikbaar voor de gemeenschap (moeten transparant zijn, resultaten delen, data, materialen.. open delen
waardoor we gebruik kunnen maken v/d inzichten van andere).
3) Desinterestedness: wetenschappers zijn op zoek naar de waarheid, willen een bepaald fenomeen
verklaren/begrijpen. Doen dat aan de hand van intellectuele interesse, niet omdat het geld oplevert…
4) Georganiseerd scepticisme: i/d wetenschap zou alles in vraag moeten gesteld kunnen worden. Indien iets niet
meer in vraag gesteld kan worden, dan zit je in het domein van de pseudowetenschappen.
1.3 Fundamenteel en toegepast onderzoek
Er wordt vaak gesproken over fundamenteel/toegepast onderzoek. Onderzoek is meestal fundamenteel: trachten een
theoretisch inzicht in bepaalde fenomenen te krijgen. Onderzoek heeft geen directe/praktische toepassing. We willen iets
beter begrijpen (in labo onderzoek aan de hand van een neurowetenschappelijk experiment bestuderen welke delen van
het brein geactiveerd worden wanneer mensen mediteren bijvoorbeeld).
Op lange termijn gaat dat vaak leiden tot toepassingen die praktischer van aard zijn. Tijdens toegepast onderzoek, wordt er
getest of een toepassing werkt. Wanneer bijvoorbeeld i/d krant lezen dat mediatie helpt om de studieresultaten te
verbeteren waardoor in een school opstarten van een programma van meditatietraining, dan wordt er tijdens toegepast
onderzoek de vraag gesteld: werkt het programma dat wij uitgewerkt hebben en dat wij toepassen in onze context, in onze
school (er wordt gekeken of een toepassing effectief is).
➢ Wij gaan het meestal hebben over fundamenteel onderzoek
1.4 Continue ontwikkeling
Onderzoekers zijn continu hun theorie aan het toetsen. Indien we merken dat de theorie het fenomeen niet volledig
verklaard, gaan we die aanpassen. Wanneer we merken dat de data onze theorie niet ondersteund en eerder weerlegd, dan
kan het zijn dat we de theorie falsifiëren.
Onderzoek waarin er gekeken wordt naar de impact van kleur op motivatie. De eerste studies hierrond waren vrij simpel.
Een experiment waarbij studenten in twee groepen terecht kwamen. In de eerste groep werd er een bundel gegeven met
oefeningen in een rode map (woorden waarvan de letters door elkaar zijn en moesten zo snel mogelijk bepalen of het een
echt woord is of niet). De tweede groep kreeg exact dezelfde bundel met oefeningen maar in een groene map. Vergelijken
hoe goed men presteerde op de oefeningen. Uit onderzoek bleek dat de groep met de rode map slechter scoorde op de
oefeningen dan de groep met de groene map.
o Verklaring: de verklaring heeft volgens onderzoekers te maken met de kleur. Rood heet een bepaalde associatie,
gaan het associëren met gevaar (verkeersbord, stopbord,..). Rood triggert bepaald motivatiesysteem (avoidance
motivatie = het vermijden van gevaar). Groen wordt geassocieerd met approach motivatie (naar een doel gaan).
Vervolgonderzoek die de theorie aangepast heeft. Experiment waarin studenten teruggenomen werden (mannelijke
studenten), werden in 2 groepen verdeeld. Werden i/e andere kamer gezet en er werd een foto getoond van de persoon
waarmee ze een gesprek gingen hebben. Een foto van en jonge vrouw, in de eerste groep had de vrouw een rode T-shirt aan
en i/d tweede groep had de vrouw een blauwe T-shirt aan (werd gemanipuleerd). De twee groepen werden opnieuw in
twee groepen verdeeld.
o De ene groep kreeg te horen dat het gesprek dat ze gingen hebben, een
romantische date ging zijn. De andere groep kreeg te horen dat er een
interview afgelegd ging worden om intelligentie te kunnen bepalen.
o Hoe snel er naar de andere kamer gestapt werd, werd gemeten.
Wanneer ze de foto gezien hadden met de rode T-shirt, dan stappen ze sneller dan
wanneer ze dachten dat het een blauwe T-shit was (gedachten dat het een
romantische date ging zijn).
3
, .
In de context van een date heeft rood een andere connotatie (rood triggert approach motivatie waardoor sneller stappen).
In de context van een intelligentie interview, gebeurt het omgekeerd (trager stappen wanneer een rode T-shirt in
vergelijking met wanneer blauwe T-shirt). In deze context gaat rood avoidance motivatie triggeren (voorzichtiger aangezien
rood leidt tot gevaar).
Een aantal jaar terug een replicatie proberen te doen van het onderzoek. I/d replicaties blijkt het moeilijk te zijn om de
resultaten te bevestigen. De resultaten v/d oorspronkelijke studies kunnen niet meer gerepliceerd worden. Er is géén
overtuigend bewijsmateriaal dat de theorie klopt, lijkt eerder dat het gefalsifieerd is.
1.5 Publiceren
Wanneer onderzoekers studies opzetten, dan is het idee dat ze een gemeenschap vormen en dat ze hun resultaten gaan
delen met de gemeenschap. Delen van resultaten gebeurd aan de hand van wetenschappelijke tijdschriften (bijvoorbeeld
nature, science, psychological bulletin).
Er zijn een aantal consequentie verbonden aan het publicatieproces:
o Wanneer het onderzoek uitgevoerd is (experiment), dan wordt er een artikel geschreven. Het artikel wordt
doorgestuurd naar een wetenschappelijk tijdschrift en komt terecht bij een editor (persoon die een coördinerende
functie heeft).
o De editor gaat een peer-review proces starten: het artikel gaat gelezen en beoordeeld worden door een aantal
collega’s. Gaan de studie beoordelen op basis van kwaliteit (artikel waarin sterktes/zwaktes aanwezig zijn, is het
methodologisch goed uitgevoerd, theoretisch…). Een peer-review proces is i/d meeste gevallen anoniem. Als
auteur weet je niet wie de reviewers zijn en als reviewer weet je niet wie de auteur is.
o Er wordt een beslissing genomen: werk voldoet niet aan bepaalde kwaliteitsvereisten (reject: niet aanvaarden van
het artikel), er zit potentieel in maar er moeten een aantal dingen aangepast worden (revise: herwerken en
opnieuw insturen) en/of er zijn géén opmerkingen meer (accept).
Publicaties voor onderzoekers zijn belangrijk aangezien onderzoekers beoordeelt worden daarop. Er wordt gekeken naar de
hoeveelheid publicaties bijvoorbeeld. Onderzoekers worden niet betaald voor de publicaties maar de publicaties zijn
belangrijk voor de carrière van mensen. Meer dan 90% v/d onderzoeken wordt gerejec.
1.6 Communicatie
Wat er gelezen wordt i/e krantenartikel, daar moet een kritische blik op geworpen worden. Er kan elke keer tijdens de
vertaalslag die gemaakt wordt, informatie verloren gaan. Er is sprake van een Mozart effect: er werd i/d krant geschreven
dat kinderen die naar Mozart luisteren, intelligenter worden (gebaseerd op een wetenschappelijke studie).
De wetenschappelijke studie waarop het artikel gebaseerd was: jongeren/kinderen in drie groepen gedeeld. 1) 10 minuten
muziek van Mozart beluisteren, 2) gedurende 10 minuten een andere taak uitvoeren (controlegroep), 3) gedurende 10
minuten een toneelstuk doen (verschillende creatieve opdrachten).
o De groep die gedurende 10 minuten naar Mozart mocht luisteren, zag dat ze hoger scoorde op bepaalde
subschalen v/d intelligentietest (voornamelijk bij ruimtelijke intelligentie).
o Het was een kortstondig effect (effect verdween na 30-60 minuten). Het effect trad niet alleen op bij muziek van
Mozart, het effect was bij elke muziek aanwezig
4