METHODEN VAN
COMMUNICATIEONDERZOEK
1 INLEIDING
computional thinking = het praktisch en creatief inzetten van digitale tools om een probleem
op te lossen heeft geleid tot digital humanities en hashtags worden bv gebruikt om
onderzoek uit te voeren. It explains how the world is a complex of information processes in
which algorithms and invisible networks – ‘the cloud’ – are shaping knowledge and social
and cultural practices at an unprecedented scale.
1.1 WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK VS DAGELIJKS ONDERZOEK?
• Meer systematisch
• Meer gebaseerd op feiten dan gevoel
• Meer voorzichtig
• Meer focus op juistheid en waarachtigheid
Twee grote stromingen binnen comm wetenschappelijk onderzoek:
1. geestes- (menselijke cultuur)
2. sociaal- (analyse van menselijk gedrag) wetenschappelijk
• kwanitatief = getallen, effect, experimenten, metingen en manipulatie
• kwalitatief = mediateksten, interpretaties, evaluaties en etnografisch onderzoek
1.2 HET PROBLEEM VAN ZEKERHEID & OBJECTIVITEIT
• Zelfs als we statistieken hebben, de manier waarop we deze statistieken interpreteren is
open voor onenigheid. Dit verklaart waarom wetenschappelijke disciplines vol zijn van
geschillen en waarom wetenschappers ruziën met andere wetenschapers
• Alleen omdat we niet zeker kunnen zijn van onze interpretaties van data of teksten (de
term die wordt gebruikt voor werken van populaire cultuur of kunst, zoals opera's,
toneelstukken, gedichten, films, televisieprogramma’s, strips, etc.), betekent niet dat
alles kan en dat we interpretaties kunnen bieden zonder daar goede redenen voor te
geven.
• Doorgedreven onderzoek is wat ons redenen geeft om bepaalde interpretaties te maken
van teksten en data. Je hebt een transparante procedure nodig en een aanneembaar
bewijs voor je interpretatie.
• Zie ook de recente nadruk op het belang van open science
• De manier waarop je resultaten rapporteert (schrijfstijl, taalgebruik, etc.) speelt een
grote rol in de sterkte waarmee je tot conclusies komt.
,• Dit vraagt een duidelijke strategie voor je onderzoek en het maken van coherente
methodologische keuzes die bepalen hoe jij naar de sociale realiteit kijkt (bijv.
kwantitatief vs. Kwalitatief.).
1.3 VRAGEN BIJ HET EVALUEREN VAN STRATEGISCHE KEUZES
1. Welke methodologie werd bij het onderzoek gebruikt, wat zijn de strategische keuzes en
redeneringen (epistemologische en ontologische overwegingen, deductief, inductief)?
2. Hoe belangrijk is het onderwerp & vormt het een uitdagend wetenschappelijk
onderzoek?
3. Welke conclusies werden getrokken?
4. Worden de conclusies ondersteund door de gegevens? Zijn de conclusies geloofwaardig?
5. Kan men uit het onderzoek generaliseren?
6. Kunnen deze bevindingen tot praktische aanbevelingen leiden?
2 KWALITATIEVE INHOUDSANALYSE
Frances Haugen: whistleblower = klokkenluider: ze kwam met getuigenissen naar buiten
over FB (over desinfromatie etc.) en vertelde hoe ze liever winst maken ipv hun
privacyproblemen aan te pakken de samenleving is op zoek naar accountability van FB
2.1 WAT?
• Interpretatieve analyse van documenten (visueel materiaal, representaties, literatuur,
beleidsdocumenten)
• Ook documenten-analyse genoemd
• het analyseert de relaties binnen de manifeste inhoud (wat je letterlijk ziet en leest) en
de objective account of reality (je probeert de tekst zo goed mogelijk weer te geven in de
context waar die is geproduceerd)
• je moet binnen een bepaald onderwerp ingelezen zijn (en dus bepaalde concepten
kennen) om de analyses te kunnen doen
2.1.1 INHOUDSANALYSE MET PERSOONLIJKE EN OFFICIËLE DOCUMENTEN
• om reconstructies te doen worden methodes door elkaar gebruikt (interviews en
knipsels)
• knipsels moeten niet actueel materiaal zijn, kan ook bv archieven etc.
2.1.2 INHOUDSANALYSE VAN MEDIA-INHOUD
,• Kranten, tijdschriften, televisieprogramma's, films, en andere massamedia, maar ook
digitale media (bijv. Instagram feeds) zijn potentiële bronnen vr kwali. inhoudsanalyse
• Steeds meer gebruik van digitale methoden voor geautomatiseerde dataverzameling
(web content analysis: via programma’s tweets etc. filteren obv bv hashtags, ..
• Wat is de kennis die we verzamelen door middel van het analyseren van media-inhoud,
representeren zij de maatschappelijke realiteit in relatie tot een bepaald onderwerp?
• Media-inhoud is geen venster op de wereld!
2.1.2.1 VOORBEELD
• Is de inhoud van een serie als Billy & Benjamin een bewijs van toenemende ideologische
polarisering tussen links en rechts in de maatschappij?
• Neen, maar het kan wel geanalyseerd & gesitueerd w in een ruimere maatschappelijk
context, in relatie tot andere documenten, publieksonderzoek, interviews met de
scenaristen, etc.
2.1.3 HET BELANG VAN CONTEXT
• Inhoudsanalyse van documenten en media-inhoud moet rekening houden met de
context waarin zij tot stand zijn gekomen,
• Elk document en vormen van media-inhoud kunnen worden gezien als gelinkt aan
andere documenten en teksten, zij verwijzen naar en/of zijn reactie zijn op andere
documenten
• Ander betekenisvol materiaal maakt deel uit van de context of achtergrond van het
schrijven van een document.
intertekstualiteit: het verwijzen van een tekst naar een andere (bv. The Simpsons die
continu verwijzen naar literatuur en actuele gebeurtenisses waardoor je al kennis moet
hebben als kijker/analyst om dit goed te kunnen begrijpen en plaatsen)
2.1.4 INTERPRATATIE VAN DOCUMENTEN EN INHOUD
• Je zoekt naar onderliggende thema's in het materiaal
• Het proces waardoor thema’s worden geëxtraheerd, is N eenduidig (onderzoek is messy!
je moet opnieuw zoeken, teruggrijpen, weer stappen terug zetten, …)
• Wanneer je rapporteert over de studie worden thema’s gewoonlijk geïllustreerd. Bijv.
met korte citaten uit een krantenartikel of tijdschrift.
• de thema’s die je in gedachten hebt ih begin kunnen veranderen door je data te
analyseren
2.1.5 HET STAPPENPLAN VOLGENS ALTHEIDE
1. een onderzoeksvraag opstellen;
2. vertrouwd raken met de context waarin de documenten/inhoud werd geproduceerd;
, 3. vertrouwd raken met een kleine sample;
4. maak een topiclijst die als leidraad zal dienen voor de analyse
5. test het schema door het te gebruiken voor het verzamelen van gegevens van een aantal
documenten/inhoud;
6. herzie de topiclijst en scherp verder aan
2.1.6 CENTRAAL: BETEKENIS RECONSTRUEREN
• Kwalitatief-interpreterend onderzoek
• Centraal: betekenissen: beredeneerde lezing van materiaal
• Betekenisprobleem
o betekenis niet rechtstreeks uit materiaal aflezen
o nood te interpreteren
o ook verplaatsen in context van makers
2.1.7 KENMERKEN KWALITATIEVE INHOUDSANALYSE
1. Systematische analyse
• Niet rigide
• Wel systematiek expliciteren
2. Tekst als geheel bestuderen
• Niet fragmenteren
• Aandacht voor overkoepelende structuur
3. Tekst in context van productie en receptie bekijken
4. Tekst lezen vanuit vraagstelling
5. Interpretatie vanuit conceptueel kader/theorie: benadering vanuit specifiek perspectief
6. Vaak uitspraak doen over iets anders: Bv. Hoe gaan media om met maatschappelijke
polarisering?
2.1.8 CHECKLIST VOOR EVALUATIE DOCUMENTEN
1. Wie produceerde het?
2. Waarom?
3. Kende die persoon veel van het onderwerp?
4. Is het materiaal echt?
5. Zit er een standpunt in het materiaal?
6. Is het document typisch?
7. Is de betekenis duidelijk?
8. Kan je info uit het document staven met andere bronnen?
9. Zijn er verschillende interpretaties mogelijk?
2.1.9 KWANTITATIEF – KWALITATIEF