Dit document bevat alle uitwerkingen van de werkgroepen van capita selecta notarieel vermogensrecht. Waarin de volgende onderwerpen aan bod komen: volmacht, opdracht, lastgeving, borgtocht, vaststellingsovereenkomst, levensverzekering, huur, pacht en schuldsanering. De antwoorden zijn volledig en e...
Beste Lelya, graag verneem ik jouw onderbouwing voor het geven van slechts één ster als recensie. Wellicht kan ik iets voor je betekenen om je te helpen bij dit tentamen!
Vraag 1:
De interne rechtsverhouding tussen de volmachtgever en de gevolmachtigde: deze wordt
beheerst door de rechtsverhouding die de aanduiding is voor het verlenen van de volmacht.
Zoals een overeenkomst van lastgeving of een arbeidsovereenkomst.
De externe rechtsverhouding tussen de gevolmachtigde en een derde: als de
gevolmachtigde gebruikt maakt van zijn volmacht. Dit volgt met zoveel woorden uit art. 3:66
lid 2, 3:70 en 3:71 BW. Deze artikelen impliceren het ontstaan van een rechtsverhouding.
Als de gevolmachtigde in naam van de volmachtgever een rechtshandeling verricht dan
lossen de rechtsverhoudingen op in een rechtsverhouding tussen de volmachtgever en de
derde. Dat is het effect van bevoegd handelen krachtens volmacht.
De wet heeft dat rechtsgevolg van bevoegd handelen krachtens de volmacht geregeld in art.
3:66 lid 1 BW.
Vraag 2:
Het (Citco Bank Antilles/Da Costa Gomez) arrest heeft betrekking op algemene volmacht.
Het uitgangspunt van dit arrest is dat het voor de geldigheid van de rechtshandeling, die de
gevolmachtigde namens de volmachtgever verricht, niet vereist is om te handelen in het
belang van de volmachtgever. Dat vereiste wordt dan ook niet gesteld in art. 3:61 of 3:66
BW. De ratio van deze regel is dat derden moeten kunnen afgaan op de door de
gevolmachtigde verrichtte rechtshandeling, zonder dat zij zich steeds moeten afvragen of
met zo’n handeling wel in het belang van de volmachtgever is gehandeld. Met deze
gedachte wordt het handelsverkeer gediend, dit volgt uit de parlementaire geschiedenis.
Voor de algemene volmacht is op deze regel een beperkte uitzondering gemaakt in het
arrest in r.o. 3.3. Daarin overweegt de HR dat gezien het gebruik van een algemene
volmacht ten voordele van een derde, de belangen van de volmachtgever in ernstige mate
kan schaden. Kan een algemene volmacht slechts worden geacht mede ten behoeve van
een derde te zijn verleend, als dat ondubbelzinnig uit de volmacht blijkt. Dat vereiste wordt
niet in de wet gesteld en is ook in strijd met de parlementaire geschiedenis. Het arrest en de
parlementaire geschiedenis zijn dus slecht met elkaar te verenigen.
De casus die ten grondslag lag in het arrest is heel specifiek en in $19 van de monografie
over volmacht wordt de casus van het arrest heel duidelijk weergegeven.
Vraag 3:
Algemene volmacht: in de tweede volzin van art. 3:62 lid 1 BW wordt gedefinieerd wat de
betekenis is. Een algemene volmacht verleent de bevoegdheid tot het verrichten van daden
van beschikking als dat schriftelijk en ondubbelzinnig is bepaald.
Bijzondere volmacht: alles wat niet onder de definitie van art. 3:62 BW lid 1 BW valt. Een
bijzondere volmacht die is verleend in algemene bewoordingen strekt zich alleen uit tot
,daden van beschikking als het ondubbelzinnig is bepaald, maar dit hoeft niet schriftelijk te
zijn bepaald. Een volmacht verlening is vormvrij.
Wanneer ben je bevoegd tot het verrichten van daden van beschikking bij een bijzondere
volmacht? Hierbij geldt geen schriftelijk vereiste. Dat het ondubbelzinnig moet worden
bepaald geldt voor bijzondere volmacht in algemene bewoordingen. Er is echter nog een
type van bijzondere volmacht, terug te vinden in art. 3:62 lid 2 BW. Dit geldt als iets is
verleend voor een bepaald doel.
De volmacht die is verleend voor een bepaald doel strekt zich dus zonder meer uit tot alle
daden van beheer en beschikking die dienstig kunnen zijn tot het bereiken van dat doel. De
term beschikking moet niet worden begrepen als vervreemden of bezwaren van
vermogensbestanddelen. Daden van beschikking zijn daden die naar verkeersopvatting niet
als normaal beheer gelden. Wat in een concreet geval een daad van beheer of een daad van
beschikking is, hangt af van de omstandigheden. Voorbeeld: de winkelbediende die een
volmacht heeft om de voorwerpen in de winkel over te dragen aan de klanten. Dat zijn
normaal gesproken beschikkingshandelingen, maar in de context van een winkel is het
normaal om de spullen over te dragen en zal het een daad van beheer zijn. Als een
willekeurige andere gevolmachtigde zomaar de spullen van zijn volmachtgever gaat
overdragen, zal dat eerder een daad van beschikking zijn. Wanneer iets een daad van
beschikking is of een daad van beheer hangt af van de omstandigheden van het geval. In de
literatuur is erop gewezen dat het onderscheid tussen die 2 categorieën bijzondere
volmachten voor de rechtspraktijk onduidelijk is en daardoor afbreuk doet aan het stelsel
van bescherming dat art. 3:62 BW beoogt te bieden. Ook in de praktijk is het dus niet altijd
duidelijk wanneer iets een bepaalde bijzondere volmacht is.
Vraag 4:
Wanneer is er sprake van onbevoegde vertegenwoordiging?
Bijvoorbeeld als er geen volmacht is verleend of wanneer de volmacht verlening nietig is of
met terugwerkende kracht wordt vernietigd. Ook kan het zijn dat de gevolmachtigde buiten
de grenzen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid treedt. Het zal dus afhangen van een
casus met welke vorm van onbevoegde vertegenwoordiging we te maken hebben.
a. Wat is het gevolg van onbevoegde vertegenwoordiging?
Voorbeeld koopovereenkomst: de pseudo volmachtgever is niet gebonden, dit klopt op
grond van art. 3:66 lid 1 BW. De pseudo gevolmachtigde is ook niet gebonden, want hij
heeft zich niet als wederpartij voorgedaan, maar als vertegenwoordiger. De derde is wel
gebonden, want het contract is bepaalbaar en er bestaat wilsovereenstemming. Op dat
uitgangspunt dat de derde gebonden is, worden in titel 3.3 afhankelijk van de oorzaak van
de onbevoegde vertegenwoordiging een aantal verzachtingen aangebracht. Dit zijn art. 3:61
lid 2, art. 3:63, art. 3:66 lid 2, art. 3:69, art. 3:70, art. 3:73 en 3:76 BW. Van welk artikel er
sprake is dat hangt af van de casus.
b. Wat is het gevolg van terugtreding bij onbevoegde vertegenwoordiging?
Als de pseudo volmachtgever kennisneemt van de rechtshandeling die onbevoegd is verricht
in zijn naam kan hij die rechtshandeling bekrachtigen. Dit is geregeld in art. 3:69 BW. Zolang
de bekrachtiging uitblijft, verkeert de wederpartij in onzekerheid indien hij op de hoogte is
,gekomen van de onbevoegdheid van de gevolmachtigde. Die onzekerheid kan de
wederpartij tot het moment van de bekrachtiging beëindigen door eenzijdig terug te treden.
Dit is geregeld in art. 3:69 lid 3 BW. Dat houdt in dat de wederpartij een wilsverklaring richt
aan de pseudo volmachtgever dat de onbevoegd verrichte rechtshandeling als ongeldig
wordt beschouwd. Uit de wettekst vloeit voort dat de kennisgeving kan plaatsvinden tot op
het moment waarop die bekrachtiging de wederpartij bereikt. Op dat moment kan de
wederpartij terugtreden.
c. Wat is het gevolg van bekrachtiging na onbevoegde vertegenwoordiging?
In art. 3:69 lid 1 BW is bepaald dat de pseudo volmachtgever die kennisneemt van de
rechtshandeling, die onbevoegd is verricht in zijn naam, die rechtshandeling kan
bekrachtigen. Daardoor treft de rechtshandeling alsnog in haar gevolgen de pseudo
volmachtgever. Art. 3:66 lid 1 BW: alsof die pseudo gevolmachtigde direct een toereikende
volmacht had verricht. Bekrachtiging heeft dus terugwerkende kracht. De terugwerkende
kracht ziet niet op de rechtshandeling zelf, dus er wordt niet gedaan alsof de
rechtshandeling geldig was verricht vanaf het begin. Deze ziet echter wel op de
rechtsgevolgen. Door bekrachtiging worden de betrokkenen in een positie gebracht alsof de
rechtsgevolgen van het begin af aan waren ingetreden.
Art. 3:58 BW regelt bekrachtiging en art. 3:69 BW ook. Het verschil tussen deze artikelen is
dat art. 3:69 BW een lex specialis is ten opzichte van art. 3:58 BW. Dat ligt gelet op de
gelaagde structuur van het BW ook wel voor de hand. Daarnaast ziet art. 3:69 BW specifiek
op het ontbreken van vertegenwoordigingsbevoegdheid en art. 3:58 BW is het algemene
artikel dat ziet op het ontbreken van beschikkingsbevoegdheid. Bij vertegenwoordiging
passen we daarom alleen art. 3:69 BW toe.
Vraag 5:
Volmacht verlening is een eenzijdig gerichte rechtshandeling, gericht tot de gevolmachtigde.
Het is voldoende dat de eenzijdig gerichte rechtshandeling van volmacht verlening is gericht
tot de vertegenwoordiger. Voor een geldige volmacht verlening is het dus niet noodzakelijk
dat de volmacht ook is gericht tot de derde. In de Asser wordt aanvaard dat het daarnaast
geldig is als een volmacht uitsluitend is gericht tot een derde. Die opvatting wordt echter
verworpen door Van Schaik en past niet goed binnen het systeem van titel 3.3. Het is
voldoende dat de volmacht is gericht tot de gevolmachtigde. Het in naam vereiste van art.
3:60 BW brengt mee dat ook de derde kennis moet dragen van de volmacht. Dit kan
bijvoorbeeld doordat de gevolmachtigde zich als zodanig bekend heeft gemaakt, maar het is
niet noodzakelijk dat de tussenpersoon het handelen in naam van de volmachtgever
uitdrukkelijk uitspreekt. Dat eist art. 3:60 lid 1 BW namelijk niet. Voor de beantwoording van
de vraag of iemand een rechtshandeling verricht in de naam van de ander, is beslissend wat
partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars gedragingen en
verklaringen hebben afgeleid en mochten afleiden. Dus het in naam vereiste brengt mee dat
de derde op de hoogte moet zijn van het handelen krachtens volmacht, maar het hoeft niet
letterlijk uitgesproken te zijn.
In de casus heeft Patricia namens Victor gehandeld dus het lijkt erop dat we er hiervan uit
mogen gaan dat aan het in naam vereiste is voldaan, omdat Patricia volgens de casus ook
heeft gehandeld binnen de grenzen van haar bevoegdheid betekent dat dat de
,vertegenwoordiging perfect is. Dus art. 3:66 lid 1 BW. Er kan dus worden geconcludeerd dat
het standpunt dus onjuist is.
Vraag 6:
a. Als er wordt gedaan alsof er een volmacht is verkregen dan geldt art. 3:70 BW. Dan is
Myra op grond van dat artikel wel aansprakelijk, omdat ze dan op grond van dit artikel
instaat voor de inhoud en de omvang van de volmacht.
Het uitgangspunt is dat de volmacht persoonsgebonden is en de gevolmachtigde is niet
bevoegd om de bevoegdheid te verlenen aan iemand anders. Op dat uitgangspunt wordt
slechts heel beperkt uitzondering gemaakt in art. 3:64 BW. Hier worden drie uitzonderingen
genoemd, die in de casus allemaal niet van toepassing zijn. Wel is het zo dat art. 3:64 BW
van regelend recht is, dat blijkt uit de woorden tenzij anders is bepaald. Dat betekent dus
dat de volmachtgever ruimere bevoegdheden tot substitutie kan verlenen, maar substitutie
ook helemaal zou kunnen uitsluiten.
Als er in strijd met art. 3:64 BW een substituut gevolmachtigde wordt aangewezen dan is de
pseudo substituut gevolmachtigde, Myra, niet in staat om door haar handelen een
rechtsverhouding tussen Ayyur en Bela tot stand te brengen. Er wordt in het boek gezegd
dat Bela vrijwel per definitie, juist vanwege art. 3:64 BW, had kunnen weten dat een
toereikende volmacht ontbrak. Dus Bela ontleent geen bescherming aan art. 3:61 lid 2 BW
en ook niet aan art. 3:70 BW. Bela had kunnen weten dat Myra niet bevoegd was. Eventueel
kan het zo zijn dat Myra op grond van art. 3:70 BW instaat voor het bestaan en de omvang
van de volmacht, als ze pretendeert niet te handelen krachtens de substituut
gevolmachtigde van de hoofd gevolmachtigde, Nador, maar krachtens een volmacht van de
volmachtgever, Ayyur. De casus geeft echter geen aanleiding dat daarvan sprake is, dit had
de situatie kunnen veranderen.
b. Gesteld de door Myra verrichte rechtshandeling was onbevoegd verricht, wie kan dan
deze onbevoegd verrichte rechtshandeling bekrachtigen?
Op grond van art. 3:69 BW is vastgesteld dat uitsluitend de oorspronkelijke volmachtgever
kan bekrachtigen. Bekrachtiging is eerder behandeld bij vraag 4c.
Het uitgangspunt is dat de volmacht persoonsgebonden is en dat art. 3:64 BW daar maar
heel beperkt uitzondering op maakt. Als je niks regelt dan geldt art. 3:64 BW en dan is het
maar in een paar gevallen mogelijk om een substituut volmacht te verlenen. Als iemand
pretendeert te handelen krachtens zo’n substituut volmacht dan moet de derde dus nagaan
of dat wel valt onder art. 3:64 BW. Bijvoorbeeld doordat art. 3:64 helemaal buiten
toepassing is verklaard, want dat is mogelijk op grond van de woorden tenzij anders is
bepaald. Art. 3:64 BW zal vaker helemaal worden uitgesloten en dat dan het verlenen van
een substituut volmacht in zijn geheel niet mogelijk zal zijn. Dit komt vaker voor dan dat de
bevoegdheden worden uitgebreid. Er is wel een bepaling in de wet, art. 3:74 lid 3 BW ->
onherroepelijke volmacht. Daarin is het uitgangspunt precies omgekeerd. Dan kan zonder
meer een substituut volmacht worden verleend, tenzij anders is bepaald. Dan kan ook daar
de bevoegdheid weer beperkt worden.
Zie hierbij de Asser deel 3.3.
,Vraag 7:
Als de naam van de meester niet tijdig wordt genoemd, daarmee wordt bedoeld binnen de
termijn die art. 3:67 lid 1 BW stelt, dan wordt de achterman met terugwerkende kracht een
contractspartij van de wederpartij. Behalve als die volmacht niet toereikend was. Als de
volmacht niet toereikend was dan is weer sprake van onbevoegde vertegenwoordiging en
dan geldt hetgeen wat er bij vraag 4 is besproken.
Als de naam van de volmachtgever, dus de meester, niet tijdig wordt genoemd dan wordt
de tussenpersoon geacht de overeenkomst voor zichzelf te hebben gesloten. Tenzij uit de
overeenkomst anders voortvloeit. Dus vraag 7 ziet specifiek op art. 3:67 BW.
Vraag 8:
In welke gevallen het mogelijk is staat in art. 3:74 lid 1 BW. De volmacht moet strekken tot
het verrichten van een rechtshandeling in het belang van de gevolmachtigde of een derde.
Wanneer aan dat belang vereiste is voldaan is niet altijd even duidelijk. Van Schaijk is daarin
in de monografie over volmacht nogal kritisch. De Asser is een stuk milder hierover. Uit de
parlementaire geschiedenis vloeit voort dat een louter financieel belang bij de uitvoering
van de volmacht, zoals loon of provisie voor de gevolmachtigde, geen belang is in de zin van
art. 3:74 lid 1 BW.
Waarin wijkt een herroepelijke volmacht af van een onherroepelijke volmacht?
Dat staat vermeld in art. 3:74 lid 1 BW in het slot: de onherroepelijke volmacht eindigt niet
door onder curatele stelling of door overlijden van de volmachtgever, tenzij de
volmachtgever anders heeft bepaald. Dus een onherroepelijke volmacht kan voortbestaan
na het overlijden van de volmachtgever, maar dit hoeft niet. Het hangt er dus vanaf wat er is
bepaald. Art. 3:74 lid 1 BW wijkt hierin dus af van art. 3:72 sub a BW. De onherroepelijke
volmacht beschermt dus niet tegen faillissement of schuldsanering van de volmachtgever.
Het beschermt echt slechts tegen de dood of ondercuratelestelling.
Vraag 9:
Het hangt af van de bewoording van de volmacht. In principe is de hoofdregel dat de nietige
onherroepelijke volmacht gesplitst wordt en heeft de ongeldigheid alleen betrekking op de
onherroepelijkheid. In zoverre is de onherroepelijke volmacht partieel nietig. Dit staat in art.
3:41 BW. Dit gebeurt van rechtswege, daar hoeft geen beroep op te worden gedaan.
Dit is anders als er sprake is van een onverbrekelijk verband tussen de onherroepelijkheid
en de volmacht. Van zo’n verband kan bijvoorbeeld blijken als in de volmacht alleen maar is
bepaald dat A aan B onherroepelijk volmacht verleent om een rechtshandeling in het belang
van A te verrichten. Dan is er zo’n verband tussen de volmacht verlening en de
onherroepelijkheid. Dat het in de literatuur wordt het aangeduid als onverbrekelijk en dit
betekent dat er eventueel conversie kan plaatsvinden op grond van art. 3:42 BW. Dan wordt
de onherroepelijke volmacht geconverteerd in een herroepelijke volmacht. Dit kan niet
altijd, want aan het slot van art. 3:42 BW staat dat het belang van de wederpartij conversie
kan verhinderen. Dus het uitgangspunt is partiele nietigheid en wanneer dit niet mogelijk is
door een onverbrekelijk verband tussen de onherroepelijkheid en de volmacht, kan er
eventueel conversie plaatsvinden. Art. 3:41 en 3:42 BW.
,Vraag 10:
Deze vraag heeft betrekking op een discussie in de literatuur. Het niet mogen herroepen
houdt in dat de volmachtgever zich tegenover de gevolmachtigde heeft verbonden om de
volmacht niet te herroepen. Dat ziet op de interne verhouding. Het niet kunnen herroepen
houdt in dat tegenover de wederpartij met wie de gevolmachtigde handelt het geen effect
heeft. In de Asser over vertegenwoordiging wordt verdedigd dat er geen onderscheid moet
worden gemaakt tussen het niet kunnen en het niet mogen herroepen, omdat het stelsel
van art. 3:72 sub c BW en art. 3:74 BW meebrengen dat alleen in het geval van art. 3:74 BW
kan worden bepaald dat een volmacht niet kan worden herroepen.
Vraag 11:
Een boedelvolmacht is een volmacht die aan een van de erfgenamen wordt verleend, om
over de goederen van de nalatenschap te beschikken en vorderingen van de nalatenschap
te innen. Dit komt regelmatig voor bij de afwikkeling van erfenissen.
De casus geeft geen informatie over de inhoud van de boedelvolmacht. Er zal dus moeten
worden nagegaan of de boedelvolmacht ook betrekking heeft op daden van beschikking?
Wat in een concreet geval een daad van beheer of een daad van beschikking is, hangt af van
de omstandigheden. Zie hier ook vraag 3. Een boedelvolmacht kan het verkopen van activa
omvatten, dat kan een beheers handeling zijn. Dit zal vaak ook het geval zijn. De
omstandigheden kunnen echter ook zo zijn dat het een daad van beschikking is. In dat geval
strekt een algemene boedelvolmacht zich daar slechts toe uit als dat schriftelijk en
ondubbelzinnig is bepaald.
Het is ook verdedigbaar dat het hier gaat om een bijzondere volmacht die is verleend voor
een bepaald doel. Dat zou betekenen dat zondermeer alle daden van beheer en beschikking
kunnen worden verricht die dienstig zijn aan het bereiken van dat doel (het afwikkelen van
de nalatenschap). Het komt er hier dus ook op aan hoe je je antwoord motiveert. Motiveer
aan de hand van art. 3:62 BW.
De casus aangepast: beantwoord de vraag uit het perspectief van Marga. Kan Marga nog
over de bestanddelen van de nalatenschap beschikken ondanks de zij een
vertegenwoordiger heeft aangewezen? Volmacht verlening heeft geen privatieve werking,
ook niet als het een onherroepelijke volmacht betreft.
Stel dat de moeder van Birgit en Marga een volmacht had verleend aan Henk, een derde. Is
die volmacht geëindigd door het overlijden van moeder? De onherroepelijke volmacht
eindigt niet altijd door de dood of onder curatelestelling van de volmachtgever. In het slot
van art. 3:74 lid 1 BW blijkt dit. Er kan dus worden bepaald dat een onherroepelijke
volmacht, ondanks dat het onherroepelijk is, eindigt door de dood. De hoofdregel hiervan
staat in art. 3:72 sub a BW. Als het een gewone volmacht is en geen onherroepelijke
volmacht, eindigt de volmacht zondermeer door het overlijden van de moeder. Als het gaat
om een onherroepelijke volmacht, hangt het af van de inhoud of het eindigt of niet. De
opsomming van art. 3:72 BW is niet limitatief. In de volmacht verlening is het mogelijk om
gronden op te nemen die niet staan vermeld in art. 3:72 BW. Er kunnen dus andere redenen
aan worden toe worden gevoegd.
, Stel dat de volmacht die de moeder had verleend aan Henk inderdaad is geëindigd, kan
Henk dan niet te min geldig rechtshandelingen verrichten? Zo ja, welke en tot wanneer?
Zie hier art. 3:73 lid 1, 2 en 3 BW. Als Henk niet op de hoogte was van het overlijden van de
moeder dan kan hij nog steeds geldig rechtshandelingen verrichten, op grond van art. 3:76
BW. Dit kan best nog wat langer voortduren. Dit artikel is limitatief.
Zijn de erfgenamen gebonden aan de rechtshandelingen die Henk rechtsgeldig verricht? In
art. 3:77 BW staat dat Birgit en Maria als erfgenamen gebonden zijn aan de
rechtshandelingen die rechtsgeldig zijn verricht door de gevolmachtigde na het overlijden.
Vraag 12:
Voor het aangaan van een huwelijk geldt art. 1:66 BW. Dit wordt ook wel het huwelijk met
de handschoen genoemd. Op basis van dit artikel kan de minister van justitie op grond van
gewichtige redenen aan partijen toestemming geven door bijzondere, bij authentieke akte,
gevolmachtigde te voltrekken. Met bijzondere wordt in dit verband bedoeld dat de
volmacht uitdrukkelijk betrekking moet hebben op het aangaan van het huwelijk.
Het overeenkomen van huwelijkse voorwaarden kan op grond van art. 1:115 lid 2 BW. De
volmacht moet schriftelijk zijn verleend en moet de in de huwelijkse voorwaarden op te
nemen bepalingen bevatten. Die bepalingen moeten zo letterlijk en volledig mogelijk
worden opgenomen in de volmacht. De bepalingen die niet door de volmacht worden
gedekt zijn ongeldig. Ten aanzien van die bepalingen kan bekrachtiging plaatsvinden op
grond van art. 3:69 BW, dit hebben we aan het begin van de werkgroep gezien. In dit geval
geldt op grond van art. 3:69 lid 2 BW een vormvoorschrift. In dit geval zou de bekrachtiging
schriftelijk dienen plaats te vinden en moet het schriftelijke stuk de in de huwelijkse
voorwaarden op te nemen bepalingen alsnog bevatten.
Het opmaken van een testament kan op grond van art. 4:42 lid 3 BW slechts door de erflater
persoonlijk worden gemaakt en herroepen. Hieruit blijkt dat vertegenwoordiging niet is
toegelaten. Schending van deze regel leidt tot nietigheid van het testament.
Vraag 13:
a. Uit de casus blijkt dat Dennis aan Henk de bevoegdheid heeft verleend om in zijn naam
rechtshandelingen te verrichten. De casus zegt namelijk dat het toegestaan is namens hem
rechtshandelingen te verrichten met een maximale waarde van 500 euro. Dus hier is sprake
van een volmacht (art. 3:60 BW). Hoe de volmacht is verleend, of dat mondeling,
uitdrukkelijk of stilzwijgend is, blijkt niet uit de casus. Dit maakt verder ook niet uit voor de
geldigheid van de volmacht. Volmacht verlening is namelijk vormvrij.
b. Zijn Dennis en Henk gebonden aan de verkoop van het aquarium? De casus is best wel
open dus het hangt af van de onderbouwing wat het juiste antwoord is. Het bedrag
waarvoor het wordt verkocht is geen reële prijs. Als je dit redeneert, dan zou dit erin
resulteren dat er geen wilsovereenstemming is als er ook geen koopovereenkomst tot stand
komt. Het is hierbij dan niet heel logisch om ermee te eindigen dat Dennis alsnog is
gebonden aan die verkoop. Het is wel zo dat als je dit redeneert, het wel zo is dan Henk zelf
wel is gebonden aan de overdracht van het aquarium. Op grond van art. 3:70 BW geldt dit
namelijk als Henk de schijn heeft gewekt dat hij een toereikende volmacht heeft.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper notarieelstudent. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,99. Je zit daarna nergens aan vast.