Samenvatting Filosofie 2022 – 2023
INLEIDING
De verwondering = wezenlijk voor de filosofie, de wereld is niet wat het lijkt
‘vervreemding’: we zien het gewone als het vreemde
Als mens kunnen we afstand nemen van de onmiddelijke situatie en het
vanzelfsprekende op zijn geldigheid onderzoeken
Plato’s grot
Wat kan het voorwerp van verwondering zijn? => ALLES
Plato vergelijkt onze dagelijkse leefwereld met een grot waarin we tegen een
muurtje vastgekluisterd zitten, het enige uitzicht = vlakke wand voor ons
Alles wat we zien zijn schaduwen van voorwerpen die op de muur worden
geprojecteerd, voor ons zijn deze schaduwen de werkelijkheid, terwijl voor de
mensen achter het muurtje de voorwerpen op zich de werkelijkheid zijn.
Op een dag wordt een grotbewoner losgemaakt en ziet hij de ‘ware’
werkelijkheid, daardoor wordt hij nieuwsgierig en vraagt hij zich af of er nog een
andere werkelijkheid bestaat dan deze die hij nu ziet. Daarom verlaat hij de grot
en ziet dat er een veel intenser licht bestaat dan het vuur waardoor de
schaduwen ontstonden, namelijk de zon.
De grotbewoner gaat opnieuw de grot in om zijn vrienden ervan te overtuigen
van deze ‘werkelijkheid’. Maar deze willen de nieuwe werkelijkheid niet
aanvaarden en beslissen om in de grot te blijven.
Filosofie en ideologie
De verwondering = begin en beginsel van filosofie, maar toch komt de filosofie
over als een afgewerkt vertoog, alsof er geen verwondering in het spel is. Maar
niets is minder waar, de filosofie wil de verwondering overwinnen zonder haar te
miskennen of neutraliseren.
De verworven inzichten worden telkens opnieuw aangevochten in de
filosofie
Maar: indien de zekerheden klakkeloos worden overgenomen zodat de
antwoorden luider gaan klinken dan de vraag waaruit ze voorkomen, is er
sprake van een ideologie
Ideologie: geheel van definitieve zekerheden die het bestaan ordenen
Is niets dan definitief in de filosofie? => jawel: vb. slavernij die vroeger normaal
was en nu is iedereen het erover eens dat dit niet rechtvaardig is. Dit werd eerst
zo gezien door enkelingen, daarna door de meerderheid, en daarna werd het
geschrapt in de wet.
Filosofie kan dus wel leiden tot definitieve resultaten
1
,De historiciteit van de filosofie
De filosofie is afhankelijk van haar spatio-temporele context
Tijd en ruimte afhankelijk
Steeds veranderde bestaanscontext zorgt voor verandering van vragen en
antwoorden
Bij sommige problemen is de maatschappelijke consensus bereikt vb.
Slavernij en vrouwenrechten, maar deze vragen komen wel terug in een
andere vorm vb. Is de vrouwenemancipatie voltooid?
De filosofische vragen en antwoorden zijn dus ALTIJD afhankelijk van een
welbepaalde tijdsgeest, als je filosofische vragen interpreteert, is dit altijd
in samenhang met de context
Maar de interpretatie van historische feiten is ook zelf aan een historische
evolutie onderhevig
DEEL I: DE LOTGEVALLEN VAN DE FILOSOFISCHE RATIONALITEIT
Wereldbeeld: elke tijd, cultuur heeft een eigen specifieke zienswijze
Het heden wordt geordend, verwachtingen voor de toekomst worden
gevormd en het verleden wordt geïnterpreteerd
Wordt niet bewust gekozen, je wordt erin geworpen
Hoofdstuk 1: Wijsbegeerte binnen de antieke bestaanshorizon
1. Het ontstaan van de wijsgerige rationaliteit
Ontstaan => 6e eeuw voor Chr. In Griekse cultuurgebied
De rede (logos, ratio) wordt als nieuw verklaringsprincipe ontdekt, hiervoor werd
alles verklaard aan de hand van mythes ipv de rede
Mythes verwezen naar gebeurtenissen in het verleden die een verklaring
moet bieden op allerlei fenomenen (meestal met goden of halfgoden)
Mythische wereldbeeld werd vastgelegd door Hediodus en Homerus
De orde van de werkelijkheid wordt afgeleid uit de genealogie van de
goden. De natuurkrachten en hemellichamen worden beschreven als
antropomorfe goden, en de wereldorde is het effect van hun contingente
beslissingen en relaties.
Mythen delen waarheid mee, maar deze verklaringsmethode is echter apart:
- Mythe is niet kritisch: trekt de geldigheid van verklaringsmethode niet in
twijfel
- Mythe is normatief: verklaart waarom dingen zijn wat ze zijn, maar ook
waarom ze zo moeten zijn!
- Het bestaande wordt bevestigd en gelegitimeerd
2
, 1.1 Van mythos naar logos
In 6e eeuw => cultuurshock door contact met vreemde volkeren. Dit zorgde voor
kritiek op vanzelfsprekendheid op de mythe, verhalen moesten worden
geïnterpreteerd.
Zo is er voornamelijk kritiek op de goden en hoe deze worden afgebeeld en dus
ook hoe de verklarende waarde van de mythen moeten worden gerelativeerd
Er moet dus gezocht worden naar nieuwe verklaringsmodellen die niet
langer gebonden zijn aan lokale tradities en mythen, maar die een
universeel inzicht bieden
Ook manier van overlevering verandert: zo zijn de verhalen niet meer
enkel oraal maar worden ze ook opgeschreven, hierdoor is er nood aan
standaardisering, homogenisering en codificatie. De teksten krijgen dus
een objectieve status
Maar waarom was er deze plotse verandering? => er was nood aan logos:
met rede verklaarde fenomenen. Deze bevat universaliteit, objectiviteit en
systematiek
Zo kwamen ze tot de overgang van mythos naar logos, ook wel het Griekse
wonder genoemd: het doordenken van de consequenties ervan voor de mens en
maatschappij
Lévi-Strauss:
Hij beweert dat de mythe het ‘wilde denken’ is en dat de logos staat voor het
‘getemde denken’
De bedoeling bij de mythe is dus hetzelfde als bij de logos: beheersing
mysterieuze wereld
Maar wat met rationalisering binnen de mythe zelf? In sommige mythen werd
rationalisering en homogenisering nagestreefd => hier spreekt men van mytho-
logie
Ook het goddelijke zelf kreeg een andere status:
- Griekse religie = natuurgodsdienst
- Hebben antropomorf uiterlijk: lijken op mensen
- MAAR ze kunnen niet lijken op mensen EN verbonden zijn aan 1 bepaald
natuurfenomeen => daarom ‘verhuizen’ deze antropomorfe goden naar de
Olympus
Desacralisering van de natuur, goden verliezen hun plaats in de wereld en
verplaatsen zich naar symbolische ‘bovennatuurlijke’ plaats, hier vindt een
interactie plaats tussen de natuur, mensen en met elkaar.
Door deze desacralisering verliest de wereld haar betovering en is er
plaats voor de objectiverende blik van de rede
Een verdere ontwikkeling naar theoria:
3
, - Griekse cultuur onderscheidde zich van andere volkeren zoals de
Babyloniërs en de Egyptenaren omdat ze de kennis niet louter praktisch
gebruikten
- Weten omwille van het weten: Griekse cultuur
- Theoros: toeschouwer die van op afstand zonder zelf deel te nemen, het
schouwspel gadeslaat
- Theoria: activiteit van de wetenschapper => de verschillende
deelaspecten worden geïntegreerd en gesystematiseerd, zodat de
wetenschap met zo weinig mogelijk principes zoveel mogelijk fenomenen
kan verklaren.
1.2 De natuurfilosofen: het ontstaan van een kosmologie
- Logos en theoria zijn nu de motor van de nieuwe wetenschappelijke
mentaliteit
- Grote behoefte aan kennis en kunde
- Geleerdheid => ambacht en men spreekt van wijzen (doen onderzoek
naar allerlei fenomenen)
- Desacralisering van de natuur zorgt ervoor dat de natuurverklaring en
kosmologie de belangrijkste taken zijn van deze wijzen
- Eerste filosofen: natuurfilosofen, zij proberen de orde die in de natuur
aanwezig is, op een rationele manier uit te leggen
De ‘kosmos’ is dus zelf een rationeel geordende logos
Verklaringsmodel eerste filosofen is materialistisch: opzoek gaan naar
(materiële) oerbeginsel, de ‘oerstof’ waaruit de gehele werkelijkheid
bestaat (voor sommige filosofen was dit lucht, voor anderen water,…)
Ontstaan kosmologie (door de interesse in natuurverklaringen)
MAAR: Heraclitus en Parmenides denken hier verder over na:
De ontdekking van orde in de werkelijkheid leidt bij hen tot een
spectaculaire reflectie over hoe het zijnde kan bestaan, en hoe het zich
verhoudt tot de wereld van het worden.
Heraclitus: ‘Alles vloeit’
De wereld is volgens Heraclitus onderhevig aan een permanente flux, die het
onmogelijk maakt om tweemaal in dezelfde stroom af te dalen
Door deze verandering kan de wereld als kosmos bestaan
De spanning door tegengestelden zorgt voor deze flux
Kosmos = resultaat van steeds verschuivende krachten
Parmenides: ‘Het zijnde is’
Is in vele opzichten de tegenpool van Heraclitus
Parmenides was de eerste die het zijnde op zichzelf thematiseerde, als het
unieke fundament van de vele zijnden.
‘Het zijnde is, en het zijnde is niet’
Hij stelt zijn lezers voor een keuze tussen 2 wegen;
4