Module 1: Computer- en internettechnologieën
Module 1A: Computersystemen en software
1. Beschrijf de Von Neumann-architectuur van computers. Voor welke toepassingen zijn deze
computers uitermate geschikt en voor welke niet?
Beschrijft een architectuur voor een werkende computer zoals we die vandaag nog steeds kennen.
Deze architectuur werd beschreven in het document “First draft of a report on the EDVAC”. Hierin
wordt een ontwerp architectuur voor een elektronische digitale computer beschreven die bestaat uit:
- een centrale verwerkingseenheid (central processing unit, CPU) die op zijn beurt bestaat uit
een rekenkundig-logische eenheid (arithmetic/logic unit, ALU) en processor registers naast
een besturingseenheid (control unit) met instructieregister en programmateller
- een computer geheugen (RAM memory unit) om zowel data als de instructies op te slaan
- invoer- en uitvoer mechanismen (input en output devices) en externe massaopslag (vb. harde
schijven)
Computers gebaseerd op de Von-Neumann-architectuur zijn zeer geschikt voor het uitvoeren van
numerieke berekeningen maar veel minder efficiënt in het uitvoeren van cognitieve taken.
- Voorbeeld numerieke berekeningen: evolutie van het weer voorspellen via het uitrekenen van
wiskundige modellen die het weer beschrijven
- Voorbeeld cognitieve taken: herkennen en classificeren van personen of dieren op foto’s
2. Wat zijn neuromorfe computers? Wat is het basisprincipe van hun werking? Voor welke
toepassingen zijn ze geschikt en voor welke niet?
Dit zijn computers die architecturaal zo zijn opgebouwd dat ze de neurobiologische architectuur en
werking van onze hersenen en zenuwen proberen na te bootsen of te emuleren.
Een belangrijke eigenschap is dat:
- ze net zoals het menselijk brein (zelf)lerende systemen zijn die via training voortdurend hun
werking kunnen verbeteren
- ze zich kunnen aanpassen aan de omstandigheden of aan veranderende situaties
(plasticiteit)
- ze beslissingen kunnen nemen op basis van nieuwe gegevens ontvangen van bijvoorbeeld
externe sensoren (“zintuigen” van de computer).
Neuroforme computers worden gebouwd volgens de werking van het brein:
- Groot aantal verbonden neuronen: contact van neuronen die elkaar info geven om bepaalde
functies te realiseren. Een deel zal onze beweging controleren, een ander de gezichten.
- Gewichten van verbindingen zijn dynamisch aanpasbaar: dus veranderlijk in de tijd. Netwerk
van neuronen moeten we trainen totdat het doet wat we verwachten.
- Vormen samen een neutraal netwerk
Dergelijke “artificiële neurale systemen” die gebaseerd zijn op ons menselijk brein
worden gebruikt voor toepassingen zoals visie, gehoor, autonome robots, autonome
auto’s etc. → NIET goed in numerieke berekeningen.
1
,men kan deze artificiële neurale systemen ook op klassieke computers programmeren maar:
implementaties in specifieke neuroforme hardware = sneller & verbruiken minder energie
3. Schets op welke manier informatici denken over de "efficiëntie" van algoritmes. Illustreer voor
het voorbeeld van het “raad het getal”-spel.
Efficiënte algoritmes zijn nodig om grote hoeveelheden data te kunnen verwerken of om uit veel
mogelijke beslissingen de meest intelligente te kiezen.
We kunnen spreken van een ‘goed’ algoritme wanneer het een probleem kan oplossen en dit op een
efficiënte manier kan doen, vaak zal ook de efficiëntie van een algoritme voorrang krijgen op de
juistheid van de oplossing. Een algoritme is namelijk veel handiger als het snel een goede oplossing
kan vinden dan wanneer het heel lang een berekening moet maken om tot de meest perfecte
oplossing te kunnen komen.
4. Leg het onderscheid uit tussen broncode en objectcode bij software.
Het grote voordeel van computers is dat ze niet beperkt zijn tot één specifieke taak, maar dat ze
programmeerbaar zijn om meerdere taken uit te voeren. Dit programmeren gebeurt met een
softwareprogramma, dat geschreven wordt in een programmeertaal die voor de programmeur of
informaticus handig is om mee te werken (vb. Java, Python,...) Dit programma (= broncode, source
code) is dus typisch computeronafhankelijk. De software wordt dus geschreven in een
programmeertaal maar deze kan zo niet worden uitgevoerd door een computer, deze moet worden
omgezet door een compilor naar een taal dat de computer wel begrijpt. Maar de oorspronkelijke code
is dus de broncode.
Deze wordt dan gecompileerd (omgezet) door een compilor (dit is zelf een
softwareprogramma) naar een machinetaal (bits en bytes) → dit is de objectcode
(execution code). Deze omzetting door het programma gebeurt automatisch. Zo kan de computer
overgaan tot het uitvoeren. Zelf kunnen wij deze objectcode niet lezen.
5. Welke van de volgende beweringen over de wet van Moore is fout?
A. De wet van Moore stelt dat het aantal transistoren op een elektronische chip elke
24 maanden (vroeger elke 18 maanden) verdubbelt.
B. De wet van Moore impliceert een exponentiële toename in rekenkracht van
computers over de jaren heen.
C. De wet van Moore heeft het huidig succes van softwaretoepassingen mogelijk
gemaakt.
D. Elektronische producten in de winkel blijven over de jaren heen ongeveer
evenveel kosten dankzij de wet van Moore.
2
,Module 1B: Internet en cloud
1. Hoe werkt het internet? Leg beschrijvend uit welke processen er plaatsvinden als je
bijvoorbeeld een email stuurt naar een kennis die in Canada woont.
Het internet is gegroeid uit de nood om computers met elkaar te verbinden. Wat is het nut
hiervan? Een computernetwerk is een systeem voor communicatie tussen 2 of meer computers.
Fysisch verloopt deze communicatie via netwerkkabels of via een draadloos netwerk. Het
netwerken van computers maakt vele toepassingen mogelijk.
- Communicatie: informatie of bestanden doorsturen (vb. email, skype, wetransfer,...)
- Vanop afstand werken op andere computers (vb. berekeningen uitvoeren op een
rekenserver of supercomputer)
- Computers laten samenwerken (vb. processen die te zwaar zijn opsplitsen in deeltaken
en die op aparte computers laten uitvoeren, of een supercomputer maken door aparte
computer in een cluster te laten samenwerken)
- Middelen (resources) op afstand beschikbaar stellen (vb. clouddiensten, database
centers, gezamenlijk delen van documenten,...)
Twee aansluitpunten op een computernetwerk zijn meestal via verschillende paden met elkaar
verbonden. Als we een bericht of gegevens (data) wensen door te sturen van het ene punt naar
het andere punt, wordt het bericht of de data opgesplitst in kleine pakketjes. Deze pakketjes
worden individueel van één van de routes naar de eindbestemming gestuurd. Bij het
ontvangstpunt worden de pakketjes netjes weer samengevoegd tot het oorspronkelijke bestand
of data. Het doorsturen over het gedistribueerd netwerk noemen we schakelen (switching), en dit
kan op 2 manieren gebeuren:
- Circuitgeschakeld netwerk (circuit switching): alle pakketjes volgen dezelfde weg door
het netwerk van de zender naar de ontvanger en arriveren dus in de juiste volgorde. Dit
maakt het makkelijk om de boodschap te reconstrueren. Het is echter makkelijker voor
een hacker om de data te onderscheppen.
- Pakketgeschakeld netwerk (packet switching): de verschillende pakketjes kunnen een
verschillend pad volgen, wat maakt dat ze in willekeurige volgorde kunnen arriveren en
de boodschap of data dus iets moeilijker terug te recombineren zijn. Tegelijk is het voor
een hacker moeilijker om alle pakketjes en dus de volledige data te onderscheppen.
Om computers volgens bovenstaande manier met elkaar te laten communiceren zijn er
afgesproken technische standaarden nodig. Standaard communicatieprotocol = TCP/IP
(transmission control protocol / internet protocol). Dit is de standaard geworden voor
netwerkcommunicatie. Alhoewel het internet een pakketgeschakeld netwerk zonder enige
garantie van service en op zich dus onbetrouwbaar is, zorgt het TCP-protocol ervoor dat over dit
internet een ogenschijnlijke communicatie wordt verzorgd.
Het globale netwerk bestaat uit deelnetwerken die via gateways verbonden zijn. Elke computer
of apparaat dat een volledige tweewegcommunicatie kan uitvoeren met een andere computer of
apparaat op het internet noemt men een host. Elke host krijgt een uniek IP-adres ter identificatie
om data door te sturen. Computers rechtstreeks verbonden met het netwerk zijn servers; onze
computers thuis zijn geen rechtstreekse servers maar cliënten die via een internet aanbieder
(internet service provider, ISP) met het netwerk verbonden zijn.
3
, Korter antwoord:
Het internet is een kabel en als 2 computers zich verbinden met deze kabel kunnen ze met
elkaar communiceren (dit is dan een server). Een webpagina is een bestand op deze server.
Elke server heeft een eigen Internet Protocol address (IP-adres). Dit is zoals een postadres:
dankzij het IP-adres kunnen computers elkaar vinden en met elkaar communiceren.
Een computer thuis is geen server, want deze computer is niet rechtstreeks verbonden met het
internet. Onze computers zijn cliënten en deze gebruiken een Internet Service Provider om via
deze te connecteren met het internet.
Als ik een e-mail wil sturen naar mijn kennis (die AOL als ISP en als e-mailprovider heeft) en ik
hem een gmail account:
- Inloggen met gmail = via ISP naar de website gmail
- Ik schrijf mijn e-mail
- Als ik op verzenden duw dan zal de e-mail door gmail.com worden verzonden naar
aol.com (want haar e-mailadres is @aol.com)
- Als mijn kennis via haar ISP tot het internet connecteert zal de e-mail worden gehaald
van de AOL-server tot haar cliënt-computer.
De e-mail (de informatie) wordt in packets gebroken om hem te kunnen verzenden van de server
van Gmail naar AOL. Als ze dan toekomen op de bestemming worden de pakketjes weer
samengevoegd tot de e-mail (of foto of bestand) die je net hebt verstuurd.
Nog een belangrijk onderdeel is de router: die zorgt ervoor dat alle informatie-packets op de
juiste IP-adressen toekomen. Ze begeleiden als het ware de pakketjes tot het juiste adres.
2. Het internet is vrij chaotisch georganiseerd en tot stand gekomen. Welke onderliggende
gevaren of bedreigingen zie je bij de huidige structuur van het internet?
Door het gedistribueerd karakter van het internet is er geen centrale autoriteit.
Er zijn toch enkele vragen die naar boven komen bij het gebruik van het internet:
- Wie controleert de data allemaal die wordt verzonden? (vb. in een email)
- Wie heeft allemaal toegang tot data die wordt verzonden? (vb. email: ISP,
Google/Microsoft/routers)
- Wie is verantwoordelijk voor de data die wordt verstuurd? (vb. hate speech/kinderporno
wordt verstuurd)
- Territorialiteit van de gegevens (vb. voor onderzoek naar misdrijven, vrijgeven van data,
waar is de date opgeslagen?)
- Betrouwbaarheid van verbindingen
- Privacy (vb. cookies)
- Neutraliteit (= alle data moet hetzelfde worden behandeld)
Men probeert toch afspraken te reguleren:
- Internet Corporation for Assigned Names and Numbers: beslissingen over domeinnamen
- Internet Engineering Task Force: IT-protocol
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper FCJ21. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,99. Je zit daarna nergens aan vast.