Eerste master rechten VUB 2022-2023
SAMENVATTING INTERNATIONAAL
PRIVAATRECHT: ALGEMEEN DEEL
INHOUDSOPGAVE
Inleiding ........................................................................................................................... 3
Praktische richtlijnen ........................................................................................................ 3
Het internationaal privaatrecht ......................................................................................... 4
IPR: internationaal en privaat ................................................................................................. 4
De grote drie/ vier ................................................................................................................... 4
Rechtsbronnen: hiërarchie ...................................................................................................... 6
Europese bronnen ................................................................................................................... 7
Europeanisering van het IPR ................................................................................................... 9
Internationale bronnen ......................................................................................................... 12
Enkele relevante IPR-begrippen ............................................................................................ 16
Nabeschouwing ..................................................................................................................... 19
Internationale bevoegdheid ............................................................................................ 21
Toetsing internationale bevoegdheid ................................................................................... 21
Meerdere rechters bevoegd .................................................................................................. 21
Methode voor het vinden van de juiste bron ........................................................................ 22
Toepassingsgebied verordeningen en verdragen ................................................................. 24
Casussen ................................................................................................................................ 36
Hoe werken de regels van internationale bevoegdheid? ...................................................... 36
De bevoegdheidsladder ......................................................................................................... 37
Nabeschouwing ..................................................................................................................... 46
Toepasselijk recht ........................................................................................................... 48
Conflictenrechtelijke methode .............................................................................................. 48
Complicaties bij de conflictenrechtelijke methode ............................................................... 54
1
, Eerste master rechten VUB 2022-2023
Toepassing van het aangewezen materieel recht ................................................................ 55
Waar vinden we de verwijzingsregels? ................................................................................. 61
Nabeschouwing ..................................................................................................................... 68
Erkenning en uitvoerbaarverklaring ................................................................................ 69
Erkenning en uitvoerbaarheid: wat? ..................................................................................... 69
Onderscheid tussen rechterlijke beslissingen en authentieke akten .................................... 69
Gradaties van doorwerking................................................................................................... 70
Hiërarchie van de regels ........................................................................................................ 76
Verdragen over onderhoudsgeld .......................................................................................... 82
Nabeschouwing ..................................................................................................................... 85
Gastcollege: Effective Enforcement of Cross-border Debt Recovery within the EU ........... 86
I. Introduction ........................................................................................................................ 87
II. Regulatory Instruments ..................................................................................................... 87
III. Empirical perspective: SCAN Project ................................................................................ 97
IV. The way forward: SCAN II Project and the prominent role of technology ....................... 99
Concluding remarks on Regulations.................................................................................... 100
De eengemaakte procedures .............................................................................................. 101
Nabeschouwing ................................................................................................................... 104
2
, Eerste master rechten VUB 2022-2023
INLEIDING
PRAKTISCHE RICHTLIJNEN
Er zijn voor dit vak drie werkcolleges, 2 digitale en 1 fysiek. Deze zijn niet verplicht maar
worden wel aangeraden.
Bij het afleggen van het examen mag er gebruik gemaakt worden van wetgeving. Je mag ook
zelf extra wetgeving afdrukken. Kruisverwijzingen zijn toegelaten, evenals post-its.
Het examen is deels meerkeuze (12 punten voor 10 vragen) en deels open vragen
(casussen). De casussen komen aan bod in de werkcolleges.
Het onderwijsteam bestaat uit prof. dr. Jachin Van Doninck en dra. Anna Maria Wilmot
(assistent).
De hoorcolleges vinden plaats op donderdag van 11h-14h: on campus of digitaal.
Het lesmateriaal zijn slides (worden samen met lesopname op Canvas gepost), handboek
(Th. Kruger en J. Verhellen, Internationaal Privaatrecht. De essentie, die Keure, 2021) en
een bronnenbundel (mag gebruikt worden op examen).
3
, Eerste master rechten VUB 2022-2023
HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT
IPR: INTERNATIONAAL EN PRIVAAT
Het IPR is nodig bij de regeling van ‘internationale’ rechtsverhoudingen. Er is een
grensoverschrijdend (internationaal) element nodig om IPR te activeren (woonplaats,
nationaliteit, plaats handeling, ligging goederen,..).
Het IPR geldt enkel voor ‘private’ rechtsverhoudingen.
Het gaat dus over rechtssubjecten die internationale rechtverhoudingen inhouden.
IPR: NATIONAAL RECHT
Het IPR regelt internationale rechtsverhoudingen, maar is nationaal recht (zie vb. WIPR). Dit
tenzij er een eenvormige benadering is (met verschillende gradaties). Het zijn dus de
nationale staten die het IPR bepalen. Zij kunnen ook toetreden tot internationale
organisaties.
DE GROTE DRIE/ VIER
1. INTERNATIONALE BEVOEGDHEID
De internationale bevoegdheid behandelt de ‘waar’-vraag. Deze onderafdeling van
het IPR bevat regels die bepalen in welke feitelijke omstandigheden de Belgische
rechters een internationale zaak kunnen behandelen.
2. TOEPASSELIJK RECHT (CONFLICTENRECHT)
De regels van het toepasselijk recht (soms ook de regels van het conflictenrecht
genoemd) bepalen welk recht een bepaalde internationale situatie zal regelen.
3. ERKENNING EN UITVOERBAARHEID VAN BUITENLANDSE RECHTERLIJKE
BESLISSINGEN EN AUTHENTIEKE AKTEN
De regels over de erkenning en uitvoerbaarheid hebben te maken met het effect dat
een buitenlandse rechterlijke beslissing of een buitenlandse authentieke akte in België
zal hebben.
4
, Eerste master rechten VUB 2022-2023
Erkenning: de feiten of de rechtsverhoudingen die vastgesteld zijn in een buitenlands
vonnis of een buitenlandse akten kunnen ook in België gelden.
Uitvoerbaarheid: een buitenlandse rechterlijke beslissing krijgt dezelfde werking in
België als in het land van oorsprong.
4. ADMINISTRATIEVE EN GERECHTELIJKE SAMENWERKING
Administratieve samenwerking houdt in dat overheidsorganen van verschillende
landen rechtstreeks met elkaar in verbinding treden om de burger bij te staan in
internationale zaken. Ook rechters van verschillende landen moeten steeds meer
rechtstreeks met elkaar in contact treden. Dit luik kan pragmatische oplossingen
bieden voor grensoverschrijdende problemen.
Belangrijk aan dit drieluik is om de drie verschillende strekkingen goed te kunnen
onderscheiden. Zie het voorbeeld van “De Slegte” (supra). Hier kan men zich de vraag stellen
of deze forumclausule geldig is. Dit is een vraag van toepasselijk recht (luik 2). Maar, stel dat
de prof een boek bestelt en betaalt en dit wordt niet geleverd, dan kan hij een zaak
aanhangig maken bij het vredegerecht. Zal er dan een gedwongen tenuitvoerlegging kunnen
plaatsvinden, aangezien De Slegte een Nederlandse rechtspersoon is? Dit is een vraag van
het derde luik, de uitvoerbaarheid van buitenlandse rechterlijke beslissingen.
WERK- EN DENKMETHODE
Eerst gaat men bepalen of het gaat om:
1. Internationale bevoegdheid
2. Toepasselijk recht
3. Erkenning en uitvoerbaarheid
4. Administratieve/ gerechtelijke samenwerking
Dan gaan we opletten voor rechtsbronnen op verschillende niveaus:
- Internationale verdragen
- Europese regels
- Nationale wetgeving
5
, Eerste master rechten VUB 2022-2023
RECHTSBRONNEN: HIËRARCHIE
België heeft een Wetboek Internationaal Privaatrecht (WIPR). Dit is een eerste volledige
codificatie van het Belgische IPR, en trad in werking op 1 oktober 2004.
MAAR: internationale verdragen en EU-wetgeving hebben voorrang op het WIPR!
Zie art. 2 WIPR
Dus: niet zomaar teruggrijpen naar het WIPR; altijd eerst kijken of er geen internationale
verdragen of Europese regels bestaan!
Het WIPR verwijst naar bepaalde verdragen en Europese verordeningen, maar doet dit niet
altijd!
Voorbeeld: voor contracten, art. 98, § 1 WIPR verwijst naar de Rome I-Verordening.
Voor echtscheiding, art. 55 WIPR verwijst niet naar de Rome I-Verordening.
Daarom moet je dus altijd nagaan of er verdragen/ EU-verordeningen bestaan, ongeacht of
het WIPR er melding van maakt.
Een verordening is rechtstreeks toepasselijk, ook al wordt er niet naar verwezen!
PRIMEERT HET VERDRAG OF DE EU-WETGEVING?
Hierop bestaat geen eenduidig antwoord. Er moet telkens worden gekeken naar de
Europese verordeningen.
EU-wetgeving heeft wel vaak voorrang in de verhoudingen tussen de lidstaten; vb. Brussel
Ibis-Verordening primeert op een aantal verdragen (art. 69).
Soms zijn de bronnen complementair (naast elkaar toepasselijk); vb. Brussel IIter-
Verordening verwijst naar het Haags Kinderontvoeringsverdrag (1980) en vult dit verdrag
aan (art. 22).
6
, Eerste master rechten VUB 2022-2023
EUROPESE BRONNEN
EU-BEVOEGDHEDEN INZAKE IPR:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
o EU-bevoegdheid inzake IPR (zie art. 81 VWEU)
o Medebeslissingsprocedure wordt normale wetgevingsprocedure, ook voor IPR-
aangelegenheden (m.u.v. familierecht: eenparigheid in de Raad, zie art. 81.3
VWEU, dit sluit geen nauwere samenwerking uit, zie art. 326 e.v.)
o Uitleggingsbevoegdheid HvJ op verzoek van alle gerechten lidstaten (prejudiciële
procedure).
o Handvest van de grondrechten juridisch bindend
Denemarken en Ierland hebben nog steeds hun speciaal statuut. Dankzij de Brexit is het
Verenigd Koninkrijk niet langer gebonden door EU-wetgeving.
Overw. 30 Rome III: “Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen
die zijn erkend bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name bij
artikel 21 daarvan, dat elke discriminatie met name op grond van geslacht, ras, kleur,
etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke
of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een
handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid verbiedt. Deze verordening moet door de
rechterlijke instanties van de deelnemende lidstaten worden toegepast met eerbiediging van
deze rechten en beginselen.”
In 1968 werd het Verdrag van Brussel intergouvernementeel opgericht. Hetzelfde gebeurde
in 1980 met het Verdrag van Rome.
Sinds het Verdrag van Amsterdam hoort het IPR tot de communautaire pijler. Sinds het
Verdrag van Lissabon zijn dan ook de gewone regels van de mededingingsprocedure van
toepassing, zonder unanimiteit! Dit gebeurt via verordeningen, die rechtstreeks toepasselijk
zijn zonder omzetting.
Er zijn ook verordeningen die enkel van toepassing zijn op lidstaten die nauwer zijn gaan
samenwerken. Het Verdrag van Lissabon heeft er bovendien ook voor gezorgd dat alle
gerechten van lidstaten prejudiciële vragen kunnen stellen, vroeger waren dit alleen de
hoogste rechtscolleges.
7
, Eerste master rechten VUB 2022-2023
ARTIKEL 81 VWEU
1. “De Unie ontwikkelt een justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met
grensoverschrijdende gevolgen, die berust op het beginsel van wederzijdse erkenning
van rechterlijke beslissingen en van beslissingen in buitengerechtelijke zaken.
Deze samenwerking kan maatregelen ter aanpassing van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten omvatten.
2. Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de
gewone wetgevingsprocedure, met name wanneer dat nodig is voor de goede
werking van de interne markt, maatregelen vast die het volgende beogen:
a) de wederzijdse erkenning tussen de lidstaten van rechterlijke beslissingen en van
beslissingen in buitengerechtelijke zaken en de tenuitvoerlegging daarvan;
b) de grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van gerechtelijke en
buitengerechtelijke stukken;
c) de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor collisie en
jurisdictiegeschillen;
d) samenwerking bij het vergaren van bewijsmiddelen;
e) daadwerkelijke toegang tot de rechter;
f) het wegnemen van de hindernissen voor de goede werking van burgerrechtelijke
procedures, zo nodig door bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten
geldende bepalingen inzake burgerlijke rechtsvordering;
g) de ontwikkeling van alternatieve methoden voor geschillenbeslechting;
h) de ondersteuning van de opleiding van magistraten en justitieel personeel.
3. In afwijking van lid 2, worden maatregelen betreffende het familierecht met
grensoverschrijdende gevolgen vastgesteld door de Raad, die volgens een bijzondere
wetgevingsprocedure besluit. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na
raadpleging van het Europees Parlement. De Raad kan op voorstel van de Commissie
bij besluit vaststellen ten aanzien van welke aspecten van het familierecht met
grensoverschrijdende gevolgen handelingen volgens de gewone wetgevingsprocedure
kunnen worden vastgesteld. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na
raadpleging van het Europees Parlement.”
8