ONDERWIJSKUNDE
DEEL 1 DE BASISPIJLERS VAN HET VLAAMSE ONDERWIJSBELEID.
1.HORIZONTALE PIJLERS
Bepaalde thema’s keren terug bij elke discussie over veranderingen in het onderwijsbeleid. Heel wat
stakeholders bijten zich er ook in vast en leiden er rechttoe, rechtaan een onderhandelingspositie uit
af.
Deze 7 pijlers zitten sterk verankerd in de wettelijke, decretale basis van het onderwijs als
maatschappelijke sector.
2. VERTICALE PIJLERS
De verticale pijlers verwijzen naar de basisstructuur van het onderwijs, ingericht volgens niveaus die
niet alleen een afgeleide zijn van een meer omvattende kwalificatiestructuur, maar die ook sterk
bepaald zijn door een aantal leeftijdsgrenzen.
,3. EEN DIAGONALE PIJLER
Zonder een analyse en een aanpassing van de regelgeving kan je in heel wat onderwijsdossiers weinig
beweging krijgen. De diagonale pijler in onze beleidsanalyse verwijst naar een brede waaier aan
aanpakken in de regelgeving. Het gaat zowel over de Grondwet, de Belgische wetgeving, Vlaamse
decreten, memories van toelichting bij decreten, als reglementen van koepels en netten, en zelf van
schoolbesturen.
Juridische basis
4. HET COMPLEXE SAMENSPEL VAN DE VERTICALE, HORIZONTALE EN DIAGONALE PIJLERS
Brengen we de drie soorten pijlers samen; dan benadrukken we hoeveel beslissingen over het
opzetten en functioneren van verschillende onderwijsniveaus direct beïnvloed worden door de
horizontale pijlers.
,5. ONDERWIJSBELEID ALS HET MACRONIVEAU IN EEN ONDERWIJSKUNDIG REFERENTIEKADER.
Tot slot benadrukken we dat het onderwijsbeleid een bepalende factor is in een onderwijskundige
referentiekader dat leren en instructie helpt beschrijven. Waar we in discussies over leren en
instructie vooral het mirconiveau benadrukken, leggen we in discussies over onderwijsbeleid vooral de
nadruk op het macroniveau en het mesoniveau. (macroniveau heeft invloed op meso en microniveau.)
Wat op het macroniveau opvalt, is dat het ‘interne’ functioneren van het onderwijs en het
onderwijsbeleid sterk beïnvloed wordt door de context. Het onderwijs als ‘sector’ wordt beïnvloed,
belaagd, versterkt, gehinderd, afgeremd, verstoord,… door heel wat stakeholders in die context, zoals
vakbonden, leerkrachtorganisaties, politieke partijen, ideologische groeperingen,… die invloed is soms
heel expliciet of verloopt veeleer impliciet en indirect. (Die context bepaalt ook het budget dat
beschikbaar is voor onderwijs in Vlaanderen.)
DEEL 2 HORIZONTALE
PIJLERS
1.VRIJHEID VAN ONDERWIJS
1.1 DE GRONDWETTELIJKE VRIJHEID VAN ONDERWIJS
Het feit dat onze grondwet de materie ‘onderwijs’ regelt, houdt het legaliteitsbeginsel in. Dat betekent
dat alle ingrepen in het onderwijs moeten terugvallen op die basis.
Article 17. L’enseignement est libre; toute
mesure préventive est interdite: la répression des
délits n’est réglée que par la loi. L’instruction
publique donnée aux frais de l’État est également
réglée par la loi.
- Zo grijpen onderwijskoepels maar al te graag terug naar de grondwet om ideeën naar voren te
schuiven of ideeën van anderen te verwerpen.
, 1.2 VAN VRIJHEID VAN ONDERWIJS NAAR RECHT OP ONDERWIJS
• Article 6: Il n’y a dans l’état aucune distinction d’ordres. Les Belges sont égaux devant la loi; seuls ils
sont admissibles aux emplois civils et militaires, sauf les exceptions qui peuvent être établies par une
loi pour des cas particuliers.
• Article 14: La liberté des cultes, celle de leur exercice public, ainsi que la liberté de manifester ses
opinions en toute matière, sont garanties, sauf la répression des délits commis l’occasion de l’usage de
ces libertés.
- De combinatie van vrijheid en de noodzakelijke zorg voor onderwijs door de staat leidden er ook
toe dat de discussie over de kosten van onderwijs steeds meer op de voorgrond trad.
1.3 VAN RECHT OP ONDERWIJS NAAR DISCUSSIES OVER FINANCIERING: DE SCHOOLSTRIJD
De grondwet voorzag enkel in een financiering van het onderwijs dat door de staat werd ingericht: het
rijksonderwijs. Daarnaast investeerde het katholieke onderwijs – zeker op gemeentelijk vlak – zeer
sterk in het lager onderwijs. (dus niet gefinancierd) -> wet 1842 zorgde ervoor dat elke gemeente
bestaande katholieke scholen kon overnemen. Het verschil in financiering tussen onderwijs dat door
de overheid werd ingericht versus vrij onderwijs werd daarbij een politiek struikelblok.
1.3.1 DE EERSTE SCHOOLSTRIJD
De vermenging van discussies over de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van godsdienstbeleving
legde de klem van de eerste schoolstrijd. Tegenover de katholieke ideologie stonden de vrijzinnigen,
die vooral de liberale partij beïnvloeden.
10 juli 1879 stemde een liberale regering (wet-Van Humbeeck) voor een grondige aanpassing van de
eerste organieke wet op het lager onderwijs. (11 juni 1881 werd dit ook gedaan voor het secundair
onderwijs) Daarbij werd elke gemeente verplicht een officiële lagere school in te richten en werd het
verboden om nog een vrije school ‘aan te nemen’ of te subsidiëren. Bovendien moesten alle leraren
een diploma hebben van een rijksnormaalschool en moest het godsdienstonderwijs buiten de school
worden verzorgd. -> Dit strijd barstte los en het kwam zelf tot een diplomatiek breuk met het
Vaticaan.
De ‘scholen zonder ziel’ versus de vrije scholen van het katholieke onderwijs. Vanaf dat moment is een
breuklijn ontstaan on het onderwijsbeleid van België.
- De katholieke kerk won deze strijd, door het volk massaal te mobiliseren. (volgende verkiezingen
werden voor de liberalen catastrofe, massale sluiting van rijksscholen -> zaadje gepland voor
tweede schoolstrijd)
- 28 februari 1911 werd het inschrijvingsgeld voor het lager onderwijs afgeschaft.
- 14 mei 1914 de leerplicht ingevoerd (6 tot 14 jaar), in aansluiting op de financiering van het lager
onderwijs volgde het secundair onderwijs.
1.3.2 DE TWEEDE SCHOOLSTRIJD (1950 – 1958)
Deze schoolstrijd leidde tot schoolpact dat zorgde voor schoolvrede. Acht jaar duurde deze
schoolstrijd, met als inzet de financiering van de secundaire scholen. Enerzijds waren er te weinig
officiële scholen en anderzijds was het katholieke secundair onderwijs onder gefinancierd. (de
katholieken vroegen dan ook inschrijvingsgeld)