Prof P. Adriaens
DENKEN OVER DENKEN
- WIJSBEGEERTE VOOR PSYCHOLOGEN
VOORWOORD – ONZEKERHEID KOESTEREN
“Absolute zekerheid bestaat nergens,
ook niet in de wetenschap.”
~ Coen Simon
De wetenschap ontlenen hun tomeloze energie aan het ideaalbeeld van een kennis die is afgerond of voltooid.
Volgens sommigen zal er ooit een moment zijn waarop wetenschappers alles weten, dat wil zeggen een moment
waarop de wetenschap al onze vragen zal kunnen beantwoorden. Het is leuk om te fantaseren over dat moment,
ook al is het onduidelijk of het zich ooit echt zal voordoen.
9 Het probleem is dan ook niet dat we naar die voleindigging streven, maar wel dat we voortdurend verleid
worden om te denken dat we die hebben bereikt. In haar huidige staat is de wetenschap geen fabriek die
aan de lopende band absolute zekerheden produceert. Die gedachte is een gevaarlijke illusie. Wanneer
we ons zeker wanen, hoeven we immers niet verder te zoeken. We weten het toch al?
Hetzelfde gevaar doet zich voor wanneer we ons tot de wetenschappen wenden in onze zoektocht naar morele
zekerheden. Veel mensen denken dat de wetenschappen ons vroeg of laat zullen vertellen wat we moeten doen
om een goed leven te leiden. Zowel vroeger als vandaag deden allerlei zelfverklaarde autoriteiten een beroep op
‘de natuur’ om bepaalde fenomenen goed te keuren of af te keuren.
Ook vandaag nog zijn er mensen die bv. homoseksualiteit walgelijk vinden omdat het volgens hen onnatuurlijk is.
9 De natuur is voor zulke mensen een moreel kompas – een gids die consensus en zelfs de wet overbodig
maakt. Alsof de natuur ons vertelt wat we moeten doen …
Wetenschappers zijn zich vaak bewust van de beperkingen van hun bevindingen, maar ze zijn in het algemeen
niet zo happig om over hun werk te communiceren. Dus laten ze het vuile werk opknappen door wetenschaps-
journalisten, die op hun beurt geklemd zitten tussen de complexiteit van het wetenschappelijk onderzoek aan de
ene kant, en de hang naar zekerheden van het grote publiek aan de andere kant.
Als filosofen al iets kunnen, is het dit: onzekerheid zaaien en koesteren. Ze doen
dat, met veel plezier, in zowel wetenschappelijke als morele kwesties. Die stelling
werd eerder al verdedigd door de beroemde twintigste-eeuwse Engelse filosoof
Bertrand Russell. In zijn “Geschiedenis van de westerse filosofie” zei Russell het
volgende:
Bertrand Russell De exacte wetenschap laat ons zien wat we kunnen weten, maar dat is slechts weinig, en als we
uit het oog verliezen hoeveel we niet weten worden we ongevoelig voor allerlei dingen die van
het grootste belang zijn. (…) Waar wij intens hopen en vrezen is onzekerheid pijnlijk, maar wij
moeten die onzekerheid aanvaarden, als wij ten minste willen kunnen leven zonder de steun van
geruststellende sprookjes. De mens te leren hoe hij kan leven zonder zekerheid, maar
zonder zich, anderzijds, te laten verlammen door onzekerheid, dat is misschien wel het
voornaamste dat de filosofie tegenwoordig (…) kan doen. (Russell, 2008 [1946], 16; mijn
cursivering)
,Volgens Russell leert de filosofie ons om pijnlijke onzekerheden te verdragen. Je kunt dit handboek lezen als een
illustratie van die gedachte. Het boek heeft een dubbele structuur:
ENERZIJDS ANDERZIJDS
Enerzijds is er een historisch gedeelte, waarin vijf Anderzijds is er een thematisch gedeelte, waarin vijf
kopstukken uit de moderne wijsbegeerte de revue thema’s worden behandeld die aansluiten bij het
passeren: René Descartes, Friedrich Nietzsche, Charles gedachtegoed van die kopstukken: het probleem van
Darwin, Sigmund Freud en Ludwig Wittgenstein. lichaam en geest, de relatie tussen moraalfilosofische en
morele psychologie, de aard en evolutie van de mense-
lijke geest, het probleem van seksuele geaardheid, en ten
slotte de relatie tussen (psychische) ziekten en gezond-
heid.
9 De inleiding van het boek maakt duidelijk dat niemand eigenlijk weet waar wijsbegeerte over gaat.
Soms gaat dit boek nog een stap verder dan wat Russell aanbeveelt. Filosofie heeft immers niet alleen de taak om
ons onzekerheden te leren verdragen. Ze heeft ook de taak om onzekerheden op te zoeken. We hoeven niet te
wachten tot de twijfel ons besluipt; we kunnen er zelf naar op zoek gaan. Het is dan ook niet toevallig dat vele
filosofen in het verleden werden afgeschilderd als brutale, betweterige, cynische en soms zelf ronduit marginale
figuren, die van op de zijlijn luidruchtig commentaar geven op het spel van het leven.
9 Ze lachen met de stelligheid en de beslistheid waarmee anderen uitspraken doen. En ze genieten er
zichtbaar van om hun zekerheden te doorprikken.
2
,1. HOOFDSTUK 1 – WAT IS FILOSOFIE?
“Filosofie is (…) een enigszins verwarrende bezigheid.”
~ Thomas Nagel
De Amerikaanse satiricus Ambrose Bierce (1969 [1911], 37) omschreef de
Ambrose Bierce filosofie ooit als volgt: “Een stelsel van vele wegen die van nergens naar niets
leiden.” Hij sloeg de nagel op de kop.
9 Veel filosofen houden zich inderdaad bezig met onmogelijke vragen – vragen waarop geen eensluidend
en sluitend antwoord kan gegeven worden.
In dit eerste hoofdstuk bespreken we een voorbeeld van zo’n onmogelijke vraag: Wat is filosofie? Elk ernstig
handboek begint met een korte voorstelling van zijn kennisdomein, die meestal gepaard gaat met een vorm van
afbakening.
Een voorbeeld:
POSITIEVE definitie NEGATIEVE definitie
Wat is ontwikkelingspsychologie? Waarin verschilt ontwikkelingspsychologie van pak-
weg functieleer en sociale psychologie?
9 Filosofen hebben de neiging om zich op dit punt in hun inleiding al vast te rijden. Het blijkt immers erg
moeilijk te zijn een lijst van kenmerken op te stellen die voorkomen bij alle filosofen en hun opvattingen,
en enkel bij filosofen en hun opvattingen.
M.a.w. blijkt er niet zoiets te bestaan als de essentie van de filosofie. Daardoor wordt het ook moeilijk om filosofie
af te bakenen van andere kennisdomeinen, zoals wetenschap en religie.
In dit hoofdstuk doen we tegen beter weten in toch enkele pogingen om de eigenheid van de filosofie te schetsen.
EERSTE paragraaf TWEEDE paragraaf DERDE paragraaf
In een eerste paragraaf bespreken In een tweede paragraaf leggen we In een derde en laatste paragraaf
we drie kenmerken die daarbij een immers uit dat er vier filosofische bespreken we in recordtijd de
rol zouden kunnen spelen: deeldomeinen zijn en dat het on- geschiedenis van de filosofie. Die
mogelijk is te bepalen wat de geschiedenis is één van de ver-
1. attitude,
essentie is van elk van die deel- klaringen voor de veelvormigheid
2. methodologie,
domeinen. en ongrijpbaarheid van de filosofie.
3. domein.
Even lijkt het erop dat het laatste
kenmerk ons uit de nood kan
helpen, maar die hoop is vergeefs.
3
, A. Drie kenmerken: attitude, methodologie, domein
Het is opvallend hoeveel definities van filosofie er momenteel in omloop zijn en
vooral hoezeer de definities van elkaar verschillen. Die veelheid ontlokte de
Nigel Warburton Britse filosoof Nigel Warburton (2010, xii) de volgende (moeilijk vertaalbare)
verzuchting: “Philosophy is an unusual subject in that its practitioners don’t agree
what it’s about.”
9 De etymologie van het woord ‘filosofie’ wijst op een liefde voor de wijsheid of een verlangen om te weten,
maar die definitie brengt ons niet veel verder.
De Griekse filosoof Aristoteles zei al dat alle mensen van nature naar wijsheid
Aristoteles verlangen – dat geldt dus niet enkel voor filosofen. En wat bedoelt men hier
precies met ‘wijsheid’?
9 In de volksmond is een filosoof in de eerste plaats iemand die een zekere levenswijsheid aan de dag legt,
maar die vorm van wijsheid is niet enkel typerend voor filosofen (en zeker niet voor alle filosofen). Ook
politici, wetenschappers, kunstenaars en religieuze leiders kunnen levenswijs zijn.
In sommige definities wordt de kritische kracht van de filosofie benadrukt, in die mate zelfs dat filosofie
wordt vereenzelvigd met kritisch denken. Filosofen zouden zich dan vooral bezighouden met piekeren over
de vele dingen die andere mensen als vanzelfsprekend beschouwen.
9 In een oneerbiedige bui zou je kunnen zeggen dat filosofen party-poopers zijn. Ze zijn nefast voor de
feestvreugde omdat ze zich ergeren aan de banaliteiten waarop ons dagelijks leven rust, en omdat ze zich
niet kunnen of willen neerleggen bij overgeleverde inzichten. Autoriteiten worden uitgedaagd en hun
uitspraken in twijfel getrokken. Dat geldt voor de autoriteit van personen, zoals andere filosofen of
wetenschappers of politici, maar ook voor de autoriteit van de eigen vermogens, zoals onze zintuigen en
onze cognitieve vermogens.
De Franse filosoof René Descartes merkte op dat ons gezichtsvermogen ons vaak
bedriegt, bijvoorbeeld bij optische illusies.
Een eenvoudig vb. van zo’n illusie is de beroemde Müller-Lyer illusie:
Veel proefpersonen uit westerse landen zien de twee
evenwijdige horizontale lijnen als verschillend in lengte,
René Descartes terwijl ze in werkelijkheid precies even lang zijn. Zelfs
wanneer iemand er de meetlat bijhaalt, blijft de illusie
overeind.
9 Descartes redeneerde vervolgens dat het best mogelijk is dat onze
zintuigen ons vaker bedriegen dan we denken. Nu spelen onze zintuigen
een belangrijke rol in het verwerven van kennis.
9 Als onze zintuigen onbetrouwbaar zijn, is dan ook onze kennis onbetrouwbaar? Al onze kennis? Daarover
meer in het volgende hoofdstuk. Maar kritiek is niet altijd het einddoel van filosofen; ze opent ook de
mogelijkheid dat de dingen anders zouden (of hadden) kunnen zijn. Filosofen leren ons dat we ons niet
hoeven neer te leggen bij de status quo.
4