SOCIOLOGIE VAN SOCIALE GELIJKHEID EN ONGELIJKHEID
LES 1: inleidende les
Hoofdstuk 1: Begripsverduidelijking
Sociale ongelijkheid
Sociale ongelijkheid verwijst naar zowel: (Jan Berting)
(1) De ongelijke verdeling in samenlevingen van schaarse en hooggewaardeerde goederen zoals
macht, inkomen, vermogen, opleidingskansen, kennis en privileges, die toevallen aan of toegeëigend
worden door bezetters van onderscheiden sociale posities
(2) De ongelijke waardering en behandeling van personen en groepen op grond van hun
maatschappelijke positie en hun levensstijl
1. Sociale posities, geen individuen
- De sociale en maatschappelijke situaties: een persoon kan verschillende posities (rollen)
hebben
- De ongelijkheid in positie impliceert niet altijd een ongelijke waardering, maar toch krijgen
bepaalde groepen meer waardering dan andere
- Jan Berting geeft in zijn definitie geen antwoord op wat een belangrijke positie is (zie def
Weber & Marx)
- Grotendeels een consensus over posities, maar is toch persoonlijk voor iedereen
- We leren de maatschappij kennen/begrijpen adhv deze posities. Onze maatschappij legt een
focus op de arbeidsmarkt, de beroepsposities bepalen
- Posities zijn niet enkel belangrijk in de publieke sfeer maar ook in de privésfeer vb
genderrollen in huishouden
2. Sociale verschillen en natuurlijke verschillen
- Natuurlijke verschillen = verschillen die te maken hebben met lengte, breedte, BMI,
huidskleur,…
- Sociale verschillen = verschillen die te maken hebben met macht of met je sociale positie
- Wanneer wordt een natuurlijk een sociaal verschil? definitie Jan Berting geeft hier geen
antwoord op
3. Schaarse en hooggewaardeerde objecten/goederen
- Schaarse en hooggewaardeerde goederen = abstracte begrippen die moeilijk te definiëren
zijn, ze zijn niet vastgesteld. Wat is schaars en wat niet?
- We hebben duidelijkere criteria nodig om mensen te onderscheiden)
- We moeten concepten afbakenen waardoor we naar die posities kunnen kijken
4. Ongelijke waardering en ongelijke behandeling
- Ongelijke behandeling = mensen behandelen elkaar anders naargelang zijn/haar positie
,Sociale posities en sociale rangorde (Béteille)
Sociale ongelijkheid verwijst naar een rangorde van sociale posities
Hij onderscheidt twee bronnen van sociale ongelijkheid:
1. Sociale waardering (waarden, status, eer, respect, …) wat vinden we als samenleving
waardevol
Cultureel bepaald & status staat centraal
Het is relevant hoe mensen naar jou kijken
2. Organisatie (macht, gezag, …)
Structureel bepaald en macht staat centraal
Ongelijkheid is nodig voor organisatie
vb. universiteit: er zijn onderzoekers, decaan, proffen, rector, studenten,… waar
verschillende machtsposities zijn waarbij bepaalde mensen iets te zeggen hebben
over anderen
Die twee bronnen versterken elkaar vaak. Macht en status kunnen samengaan, maar moet
niet
Sociale stratificatie
- Verwijst naar structuur van de samenleving: verschillende lagen, strata (cfr. geologie)
- Het onderscheid tussen strata afhankelijk van de gebruikte criteria, theoretische invalshoek
en doelstelling (typeren van een samenleving, universele typologie, … ?)
- De lagen in de samenleving ga je pas zien als je kijkt door een bepaalde bril met theoretische
kennis
Hoofdstuk 2: Moderne samenleving: egalitaire samenleving?
- Gelijkheid en ongelijkheid, klassieke thema’s in de sociologie
- Gelijkheid is een moderne, progressieve waarde (= fundament) in het verleden was dit
niet zo, nieuwe waarde verschillende manieren van denken over gelijkheid en over
verschillen en hoe dat dat gelegitimeerd is en dat is veranderd tov vroeger
- Ongelijkheid (en niet gelijkheid) dient moreel gerechtvaardigd
- Gelijkheid is een criterium van moderniteit
Pre-moderne (of traditionele) waarden vs. waarden van de Moderne samenleving
Rechtvaardiging van zekere mate van ongelijkheid adhv 4 waarden van Parsons
Pre moderne of traditionele samenleving Moderne samenleving (meritocratie)
De ongelijkheid tussen mensen die als boer De ongelijkheid tussen mensen die heel veel
geboren worden en nooit kunnen opklimmen verdienen en anderen die nooit in die klasse
tot bv priester wordt gerechtvaardigd door terecht gaan komen wordt gerechtvaardigd door
Ascribed (toegeschreven) Achieved (verworven)
= Ongelijkheid wordt toegeschreven door het = Ongelijkheid wordt verworven obv verdienste,
geboren worden in een prestigieuze familie succes/aanzien/loon/bezittingen moet je voor
(= afkomst) werken om deze te kunnen bezitten
BV: toegang tot onderwijs had vroeger te BV: sport, iedereen start aan dezelfde lijn en
maken met dat je een man bent uit een krijgt in principe evenveel tijd om de wedstrijd te
bepaalde familie zichtbare kenmerken doen, toch gaan er beter zijn dan anderen
! nog steeds elementen van ascribed in onze sv door
bv middelen van de ouders, trainingscapaciteiten, …
, Diffuus Specifiek
= Criteria obv subjectieve = Criteria moeten specifiek zijn
kenmerken BV: beoordeling op BV: iedereen krijgt evenveel en duidelijke
kledij, afkomst, … uitleg voor een examen zodat iedereen
evenveel kans heeft tot slagen
! Onbewust ook diffuse criteria bv bij sollicitaties
worden eigenschappen toegekend obv uiterlijke
kenmerken
Particularistisch Universalistisch
= Behandeling aanpassen obv de = Gelijke kansen/behandeling/toegang geven
persoon Bv: reflexstudenten, beurzen, aan iedereen
subsidies Geen verschil tussen geslacht, etniciteit
Anonimiteit garanderen = manier om dit te
Garanderen vb geen naam op cv
Affectief Affectief neutraal
= Voordelen obv (familiale) banden = Affectieve/emotionele banden uitschakelen
Individuen moeten zich bewijzen los van hun
achtergrond
! Banden/connecties (familie en vrienden) spelen
soms nog steeds een rol
Als iemand op deze manier zijn macht, status verwerft vinden we
dat verdient, legitiem meritocrate waar soc mobiliteit mogelijk is
= ideaaltype
Natuurlijk kunnen we deze tabel niet zo zwart wit zijn en zijn sommige principes nog
verweven met elkaar. Zoals ‘ascribed’ is nog steeds aanwezig in onze samenleving.
- Vb. als je ouders een hoog diploma hebben is de kans groot dat jij betere slaagkansen
hebt dan iemand waarvan de ouders niet gestudeerd hebben.
Ongelijkheid bestaat dus nog steeds maar wordt gerechtvaardigd obv van deze waarden.
Hoofdstuk 3: Theorieën over sociale ongelijkheid en sociale stratificatie
Functionalistische vs Marxistische benadering
Functionalistische (harmonie) benadering Marxistische (conflict) benadering
Culturele elementen & Harmonie Structurele elementen & Conflict-model
Functionalistische benadering gaat zeggen dat Benadering is een conflict gericht model waarbij
ongelijkheid in de maatschappij een functie heeft en er twee groepen zijn die verschillende belangen
dat deze functie harmonie in de maatschappij hebben
brengen is en het gaat meer over culturele
elementen omdat het over waarden en normen
heeft je kan pas een harmonie in je samenleving
hebben wanneer iedereen dezelfde culturele
waarden en normen nastreeft
Functionalistische benadering: Talcott Parsons
- Sociale orde & stabiliteit is een gevolg van een relatieve waardenconsensus mensen die zo
goed mogelijk naar die waarden streven mogen veel eer, macht, geld,… krijgen
, - Sociale stratificatie is een afgeleide van en ondersteuning voor gemeenschappelijk
waardenpatroon
- Succesvolle prestaties in termen van deze waarden worden beloond
- Moderne maatschappijen hechten veel belang aan efficiëntie en productiviteit (waarden)
achievement, universalisme, …
Meritocratische samenleving we hebben respect voor mensen die onze waarden
nastreven en opklimmen in de samenleving
- Aangezien ongelijkheid verantwoord wordt vanuit gemeenschappelijke waarden: weinig
verzet of conflicten
Wij hebben hier respect voor omdat er zo jobs gecreëerd worden of rijkdom wordt
vergaard voor de samenleving waardoor er een zekere harmonie wordt gecreëerd ipv
dat er protest ontstaat
- Ongelijkheid ook functioneel voor maatschappelijke organisatie en samenwerking obv
arbeidsdeling
Ongelijkheid is functioneel door het feit dat we moeten samenwerken als mensen
- Verschillende taken en functies moeten op elkaar afgestemd worden: planning en coördinatie
We zijn met zo veel dat er planning en coördinatie en leiderschap moet zijn
- Leidinggevenden moeten macht en autoriteit hebben
We geven iemand macht en wordt efficiënt uitgeoefend omdat de leider dezelfde
waarden en normen nastreeft als de bevolking
- Deze ongelijkheid wordt aanvaard omdat ze efficiënt is en het algemeen belang dient
Sociale stratificatie is:
- Onvermijdelijk: vloeit voort uit gemeenschappelijke waarden
- Functioneel: bijdragen tot de integratie van groepen en gemeenschappelijk belang
Functionalistische benadering: Davis & Moore
Sociale stratificatie is:
- Universeel
- Functioneel in het vervullen van een functionele voorwaarde van elke samenleving aangezien
de effectieve en efficiënte uitvoering van essentiële rollen vereist is
Alle belangrijke, essentiële rollen moeten zo goed mogelijk worden verdeeld (niet iedereen kan
zomaar een leider worden) & deze rollen moeten zo goed mogelijk worden vervuld Hoe?
1. Noodzakelijke training en opleiding Je wilt dat de beste mensen op die leidersplaatsen
komen door mensen te trainen en op te leiden
2. Verantwoordelijke uitoefening van deze rollen
Sociale stratificatie zeer meritocratisch idee van de samenleving
Hoe het maatschappelijk belang van een rol bepalen?
- Functionele uniciteit
De persoon moet een uniek talent hebben
Bv arts die meer prestige bezit dan een verpleegster omdat er wordt vanuit gegaan dat een
arts de job van een verpleegster kan uitvoeren maar niet omgekeerd
- Afhankelijkheid van andere posities (beslissingen binnen je beroep hebben een invloed op
anderen)
Als je een directeur bent van een fabriek en een foute beslissing maakt heeft
dit gevolgen op alle werknemers en dan is se vraag of je ontslagen zal
worden mate waarin je verantwoordelijk bent over de maatschappij
Kritiek op functionalistische benadering: Melvin Tumin