Agogische methoden
GROEPSWERK
Groepswerk geldt naast social casework en community development als een van de 3
‘klassieke’ methoden van het sociaal werk.
Groepswerk van bij de oorsprong
Eén van de founding mothers (naast Mary Richmond, casework) van het sociaal werk:
Jane Addams.
Hull House (opgericht door Jane Addams): in een wijk met Europese migranten,
het eerste Amerikaanse settlement house. Dit groeide snel uit tot een echt
actiecentrum, met veel aandacht voor kinderen, vorming voor volwassenen,
cultuureducatie, gericht op sociale en maatschappelijke strijd.
Ze was hiermee de voorloper van het social groupswork, die methode kende
vanaf de jaren 30 een grote opgang in het Amerikaans social work.
Groepswerk en sociaal werk
Sinds eind jaren 90 merken we in het sociaal werk 2 evoluties die bepalend zijn:
1. Eén loket gedachte (integrale hulpverlening)
2. Vraaggerichte hulpverlening
Het werken met groepen is nu, in de 21 ste eeuw, niet meer weg te denken uit het
hulpverleningsaanbod van veel instellingen voor maatschappelijk werk (Van Riet,
2006).
Evoluties in de maatschappij hebben een invloed op de verwachtingen van het sociaal
werk, en dus ook op de methoden die we gebruiken.
De opdracht van het sociaal werk is al lang niet meer enkel ‘hulp te verlenen’ aan
individuen met ‘hun individuele problematiek’, maar ook aan groepen mensen die in
een gedeelde probleemsituatie verkeren.
We zien voor het ontstaan van groepswerk binnen het sociaal werk bij ons, 3
brongebieden:
Vormingswerk en sociaal-cultureel werk: de groep hanteren als een middel tot
vorming en educatie waarbij de leervraag van de betrokkene centraal staat.
Jeugdhulpverlening: de leefgroep en behandelgroepen.
, Geestelijke gezondheidszorg: therapeutische groepen – groepswerk in sociaal
werk is niet hetzelfde als groepspsychotherapie.
We zien dat ook groepswerk zelf evolueert van:
Een eenzijdige aanpak om de groep als middel in te zetten om individuen te
ontwikkelen naar een bredere aanpak waarbij groepswerk ook een middel
tot participatie in de samenleving voor burgers is geworden.
Bij dat laatste is het Amerikaanse social groupwork onze inspiratiebron.
Groepswerk valt op te delen in 2 stromingen:
Correctiemodel
= als preventieve en revaliderende methode waarbij vooral de sociaal werker zal
bepalen wat er valt te gebeuren. Alle interventies zijn hier gericht op de individuele
ontwikkeling (vertrekt vanuit individueel-psychologisch denken).
Wisselwerking-model
= ook wel de interactionele benadering genoemd. De groepswerker treedt hier minder
sturend op en focust ook op de groepsprocessen, noden betrokkenen en breder
maatschappelijk perspectief.
Meerwaarde van groepswerk in sociaal werk
Je bent méér dan ‘cliënt’ alleen (er wordt appel gedaan op ‘nodig zijn’).
o Als deelnemer ben je helper en geholpene tegelijk.
o Voor een ander iets betekenen is ook heel helpend in de eigen
problematiek.
o Belang van gelijkwaardigheid (cliënt/hulpverlener).
Leermoment (door feedback, ervaringen, informatie van anderen).
Emanciperend, politiserend karakter: persoonlijk falen maakt plaats voor de
gedachte dat de maatschappij niet om kan met bepaalde zaken, tekorten,
beperkingen… In de groep wordt duidelijk dat de maatschappij niet goed om
kan met anders zijn.
Veilig klimaat voor experiment met nieuw gedrag.
Informatieoverdracht: is efficiënter en effectiever, maar leidt ook tot een
groepsbesef.
Preventieve werking: uit ervaring weet men dat mensen niet zo diep in e
problemen raken als ze tijden een adequate groep aangeboden krijgen.
Anonimiteit: de groep is neutraler, er zijn geen persoonlijke dossiers, geen één
op één relatie.
Altruïsme: voor de ander iets kunnen betekenen (is goed voor je eigen
zelfbeeld).
Groepscohesie: in een groep voelen leden zich geaccepteerd, ze hebben en
plek, niet alleen.
Bondgenootschap
Ontwikkelen van een eigen netwerk.
Aanwezigheid van groepswerk: meer differentiatie in het hulpaanbod:
o Methodische verfijning en verrijking
o Meer differentiatie mogelijk
o In het belang van de doelgroep
Hoeveel impact kan een groep hebben?