lOMoARcPSD|18464746
1. INLEIDING TOT DE FINANCIËN
1.1. DE TRANSFORMATIE FUNCTIE VAN DE BANK
De bank is een tussenpersoon tussen personen die financiële middelen heeft en
personen die ze vragen. De taak van de tussenpersonen was dus om die beide partijen
met elkaar in contact te brengen. Op die manier zorgden ze voor het dichten van die
‘financieringskloof’.
Deposito’s (bank geeft % interest)
- Zichtdeposito
- Spaardeposito
- Termijndeposito
- Kasbons
Omgezet naar (kosten aan verbonden voor de bank bv: personeel, IT, netwerk)
Kredieten voor particulieren, gezinnen, ondernemingen, overheid etc (bank vraagt %
interest, winst)
Schaalomzetting: kleine deposito’s worden gegroepeerd zodat ze een grootschalig
krediet kunnen vormen
Termijnomzetting: lange kredieten worden ondersteunt door deposito’s van korte
termijnen
Valutaomzetting: deposito’s bepaalde munt worden omgezet nr krediet in een andere
munt
Risico’s voor het transformatiesysteem (3):
1. Kredietrisico: kredietnemer gaat failliet en kan geleende som niet terugbetalen
2. Liquiditeitsrisico:
Spaarders kunnen direct geld opvragen, bank moet zorgen dat dit lukt
3. Renterisico:
de bank heeft bepaalde rentemarge die ze positief moet houden. Deze marge is
verschil tussen i van krediet en i van deposito.
De bank kan ervoor kiezen de risico’s voor eigen rekening te nemen. De bank kan zich er
echter ook voor indekken. Bv een renteswap met een andere bank, vaste rente wordt
omgezet naar variabele rente.
1.2. GESCHIEDENIS
Mesopotamië en Babylonië
Mensen gaven offers aan goden, priesters kampten met overschot dus werd er een soort
leensysteem toegepast.
1
, lOMoARcPSD|18464746
Grieken
Elke handelsstad had zijn eigen munt, na uitbreiding kwam er 1 munt drachme
verdeeld in 6 obolen.
Elk product kreeg een waarde tov drachme bv. Een paar schoenen 8 dr.
Eerste Griekse bankiers trapezieten=(geldleners, bankiers) en
collubisten=(geldwisselaars) (verzamelen deposito’s en lenen geld uit)
+ ontwikkeling efficiënt betalingssysteem (met documenten door Atheense bank) De
houder van een document dat bijvoorbeeld door een Atheense bank wordt uitgegeven,
kan dankzij dit document een bepaalde geldsom afhalen van een cliënt van een bank in
een andere staat.
Openbare banken Hun functies zijn: de overheidsfondsen beheren, de ontvangsten innen en de
uitgaven van de stadstaten betalen.
Rome
Aanvankelijk weinig interesse in ontwikkeling van financiële systemen
Maar door de vele veroveringen werd dit toch belangrijk (contact andere volkeren,
internationale handel, belastingen, betaling leger, etc.).
Er ontstaan geleidelijk
aan:
o Privé bankiers:
Vestigen in factorijen die
de staat aan hen verhuurt.
Hun activiteit is vooral op
de interne markt
afgestemd.
o Openbare banken: Hun taak bestaat in de inning van de belastingen, de uitgifte
van geld en het toezicht op de wisselkoersen.
Romeinen hebben vooral gezorgd voor een sterke juridische basis
Middeleeuwen
- Veel verschillende munten, feodale samenleving met weinig behoefte aan krediet
- Geldwisselaars vonden een gat in de markt (maar hun rol werd uitgespeeld na
het verbieden van het innen op interesten van uitgeleend geld, Karel de GR)
- Er bleef wel echter nog nood aan kredieten, via Joden en kloosterordes. Leningen
tegen onderpand. =>Dit vormt de aanzet tot een hoofdactiviteit van de bank,
met name het verstrekken van krediet. Dankzij het krediet dat via de wisselbrief
wordt verstrekt, doet de bank aan geldschepping.
Midden 11e eeuw kruistochten zorgden voor een heropleving van handel tussen Oost
en West
2
, lOMoARcPSD|18464746
10-13e eeuw jaarmarkten met doel betaalmiddelen ter financiering van handel
Centrale rol van Lombarden: vestigen van wisselkantoren
Door toename internationale handel: ontwikkeling van systemen voor internationale
betaling (via financieringstechnieken)
Tempeliers zorgden voor betalingen op termijn (lettera di pagamento een
voorloper vna de wisselbrief) geldwisselaars Ontstaan van kredietverleningen
(interest vragen mocht nog altijd niet) Aanleiding tot geldschepping
Lombarden: Door kennis in banktechniek en vestigen ze wisselkantorene en
handelskantoren. naast leningen aan handel nu ook kredieten aan particulieren en de
overheid
In felle concurrentie met de tempeliers (zullen nr de katholieke kerk gaan bleiten)
De Lombarden financieren niet alleen de handel, maar verstrekken ook leningen aan
particulieren en aan de overheid. Ze hebben een grote politieke invloed en gebruiken die
tegen de Tempeliers
De Renaissance
Belangrijkste feit is de herkomst van de openbare banken
Financiering van de steden (uitgifte van leningen)
Schuldeisers van de banken: deponenten (gezamenlijke schuldeisers)
Eerste openbare bank: Taula di Canvi (tafel van wissels) om het monopolie van de
Joden te breken
Eerste banken van lening in Italië: vooral leningen tegen onderpand aan armen
Steeds grotere verspreiding van privé-bankiers (vaak woekerinteresten)
Kregen meer en meer cliënteel
Steeds meer groei meer kapitaal nodig
(Privébanken in de handen van vooraanstaande families bv Bardi’s, de Medici)
Einde 15e eeuw: snelle groei handel in Noord-Europa leidt tot permanente instellingen
voor dagelijkse transacties
Ook handel op wissels en aandelen van vennootschappen (ontstaan van <<de beurs>>)
Onderscheid tussen financiële markten en banken
Fin markten=> waar koper en verkoper elkaar ontmoeten, handel drijven
Banken=> onderhandelen met elke partij afzonderlijk
Brugge en Lyon worden belangrijke centra jaarmarkten (ontmoetingsplaats handelaars
en banken) na Brugge kwam Antwerpen oprichting beurs
Einde 16e eeuw: ondergang Antwerpen, opkomst Amsterdam
3
, lOMoARcPSD|18464746
17e en 18e eeuw
Wettelijkheid van intrestvoet (zelfs bij de katholieken)
Veel bankinstellingen worden opgericht
De emissiebanken: ontstaan van papiergeld
1. Bank van Venetië: deposito’s tegen certificaat (1637)
2. Bank van Amsterdam: zelfde principe toegepast maar in rekenmunt uitgedrukt
(1640) florin banco
3. Bank van Stockholm: deposito’s krijgen vorm van certificaten. certificaten
worden echt papiergeld eerste geldschepper (kan geld in omloop brengen
zonder vooraf deposito’s in te zamelen) liquiditeitsrisico (door verplichting
biljetten contant terug te kopen)
4. Bank of England via goudsmeden die bankiers worden
Ze staan aan hun deponenten certificaten af, staan leningen toe aan de staat
alsook
aan industriëlen en handelaars, tegen overgave van wisselbrieven.
- certificaten onderverdeeld in gelijkwaardige coupures
- endossement (overdragen van document /nieuwe eigenaar) van handelspapier
The Governor and Company of the Bank of England:
Deze bank mocht deposito's innen,
biljetten aan toonder uitgeven met een vaste waarde
haar middelen aanwenden ter discontering van nationale of
internationale wisselbrieven.
Vooravond 18e eeuw: alle instrumenten van banktechniek bestaan reeds (cheque,
endossement, overschrijving, wisselbrief, valutahandel, arbitrage, …)
19e eeuw
Waarde van het geld kan uitgedrukt worden in edelmetaal, periode van groei en
stabiliteit
4 grote stromingen:
1. Uitgifte instellingen: via monopolie in een land
2. Snelle groei zakenbanken: adviseurs of makelaars kracht berust op
persoonlijke vermogen van de bestuurders. Bankinstellingen die geen
bankbiljetten uitgeven noch deposito’s inzamelen.
3. Handelsbanken: deposito’s aantrekken en kredieten verstrekken maar ook
deelnemen in kapitaal van vennootschappen = gemengde banken kapitaal van
die bank in aandelen
4. Para-bancaire instellingen: vb spaarkassen
4