Sociologie
DEEL 1: Op verkenningstocht naar de sociologie
Hoofdstuk 1: Sociologie, een poging tot definitie
Definitie sociologie
Géén eenduidige definitie
Een greep uit meer dan 80 verschillende definities:
o “Sociologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het analyseren, beschrijven en
verklaren van:
1. het gedrag van en tussen mensen voor zover dat beïnvloed wordt door het feit
dat zij in bepaalde verhoudingen tot elkaar staan;
2. de daaruit voortgekomen –min of meer vaste- gedragspatronen, structuren en
bindende opvattingen in hun ontstaan, voortbestaan en veranderen.” (De Jager
& Mok)
o “De sociologie is de wetenschap van de enigszins stabiele structuren en processen
van sociale aard.” (Van Doorn & Lammers)
Sociologie is een samenstelling van
o Socius (Latijns woord voor ‘metgezel’) / societas (‘samenleving’)
o Logos (Grieks woord voor ‘wetenschap’)
=> voorlopige definitie: wetenschap van de menselijke samenlevingen
Sociologie bestudeert de sociale werkelijkheid
Sociologie heeft haar spelregels (vgl. sport)
Sociologie binnen de wetenschap
Wetenschapskennis versus ervaringskennis
o Beperkt: gaat uit van 1 individuele ervaring
o Onbeperkt, aselect: wetenschap probeert representatief te zijn voor de bevolking
(kunnen veralgemenen naar grote groepen mensen, zelfs de volledige bevolking)
o Absoluut: iemand vindt dat dus dat is zo in zijn opzicht (niemand kan hem daarover
overtuigen/aanvechten)
o Aanvechten: theorieën ontkrachten, weerleggen…
, o Gericht op totale object: pizza was lekker want het was van mijn favoriete pizzeria,
de haard was aan, het was aan het sneeuwen focust zich op het totaal plaatje
o Aspectueel: bv. man met hersenschade: psychologen gaan kijken wat d eman nog
kan, neurologen onderzoeken wat de oorzaak is van hersenschade, sociologen gaan
onderzoeken wat de man nog in het samenleven kan ze focussen zich eerder op
één apsect/domein
o Wetenschapskennis: vertrekt vanuit onderzoekcyclus
Sociale wetenschappen versus natuurwetenschappen
o Onderzoekselementen: identiek (NW: allemaal dezelfde cijfers) versus verschillend
(SW: iedere mens is uniek en dus een beetje anders nooit identiek dezelfde
onderzoekselementen)
o Wetmatigheden: overal en altijd geldig (NW: universeel bv. ijs smelt overal, niet
enkel in 1 land) versus niet universeel (SW: verschil in bv. cultuur)
o Onderzoeker: buiten het veld (NW: los van zijn onderzoeksveld, emoties komen niet
van pas) versus deel van onderzoeksveld (SW: niet altijd neutraal tegenover
onderzoeksonderwerp)
o Uitdaging sociologie = om als sociale wetenschap, waardevrij, voor 100% objectief,
te zijn reactie hierop:
Sociologie moet waardevrij, objectief en neutraal onderzoek doen.
Sociologie moet niet waardevrij zijn. Een waarde is immers een essentieel
bestanddeel van de sociale werkelijkheid omdat wat in bepaalde samenlevingen
gewaardeerd wordt, in andere niet gewaardeerd wordt. Het feit dat sommige
dingen gewaardeerd worden, is dus een belangrijk gegeven.
Er bestaan verschillende menswetenschappen. Wat hebben ze gemeen?
o Studieobject: de mensen, individuen, de mensensamenleving
o De zoektocht naar wetmatigheden
o Wetenschappelijke analyse
Waar ligt het verschil tussen sociologie en andere menswetenschappen?
o Sociologie kijkt vanuit de samenleving naar het menselijk gedrag, vanuit de sociale
structuur en cultuur en probeert zo het menselijk gedrag te verklaren.
o Sociologie heeft oog voor vaste gedragspatronen. Minder aandacht voor het
particuliere, het hoogst persoonlijke.
o ≠ psychologie: kijkt naar het menselijke gedrag vanuit persoonlijke factoren.
In onze maatschappij groeiende nadruk hierop (=psychologisering)
, Bv: dyslexie, burn-out, slaagkansen in het onderwijs
!!! Interdisciplinariteit: elk huisje (sociologie, pedagogie…) is een discipline kijken
allemaal naar hetzelfde plein (een casus) elk vanuit hun eigen discipline kijken naar
situatie (je kan dus vanuit verschillende invalshoeken naar een casus kijken maar ze
staan wel allemaal in verbinding met elkaar)
Onze definitie van sociologie:
Sociologie is de menswetenschap die op een systematische wijze kennis en inzicht wil
verwerven in sociale relaties tussen mensen, meer bepaald de vaste gedragspatronen.
Sociologie analyseert op 3 niveau’s:
o Micro: niveau van de individuen en hun sociale relaties binnen bv. het gezin,
vriendengroep
o Meso: niveau van sociale groepen (vb ondernemingen, scholen, verenigingen,
geloofsgemeenschappen)
o Macro: niveau van het maatschappelijk systeem (vb verzorgingsstaat, (post)moderne
maatschappij)
Taken van een sociologie
Empirisch-analytische taak: cijferaar
o Betrouwbare kennis verzamelen over de samenleving
Is dat echt zo?
Is dat een nieuw verschijnsel?
Doet zich dat ook elders voor?
Hoe kunnen we dat verschijnsel verklaren vanuit de cultuur en structuur van
een samenlevingsverband?
o Ideaal voor beleidsvoorstellen: wat kunnen we eraan doen? (advies van sociologen
meenemen om er iets tegen te doen)
Kritische taak: mythejager
o Ingaan tegen vooroordelen, tegen mythes
o Bv:
Velen zijn ervan overtuigd dat ze uniek zijn en individueel kiezen
Maar ook
Velen zijn ervan overtuigd dat een diploma verwerven enkel het gevolg is van
talent en inzet (dit is deels waar maar sommige mensen met leerachterstanden
kunnen zich geen bijstand veroorloven en andere wel omgeving telt ook
mee)
Velen denken dat werklozen ervoor kiezen om werkloos te zijn: “Wie wil, vindt
werk.”
…
, Hoofstuk 2: Ontstaan van de sociologie (niet in detail kennen, gewoon de grote
lijnen)
Jonge wetenschap: °19e eeuw, met grondslagen in 18e eeuw (Verlichting en tegen-
Verlichting)
Voordien werd ook al nagedacht over de samenleving, maar gebeurde dat in de filosofie,
de rechtsgeleerdheid, de politieke leer.
In deze periode:
o Industriële Revolutie
o Urbanisatie (vb Chicago School): mensen trokken naar steden om daar te gaan
werken en moesten kort op elkaar leven nieuwe samenlevingsverbanden
nieuwe sociale problemen (armoede, sociale onrusten…)
o Opkomst van wetenschap als verklaringsmechanisme (vroeger: god als
verklaringsmodel je kunt geen tegenbewijs leveren dat God niet bestaat dus is niet
weerlegbaar wetenschap werd steeds meer gebruikt om zaken te verklaren)
o Nadruk op het sociale
Grondleggers van de sociologie
A. Comte (1798-1857) = oervader sociologie:
o physique sociale: wetenschap die de maatschappelijke verschijnselen waarneemt en
ordent en komt tot algemene wetten.
o Elke samenleving doorloopt 3 stadia:
Religieus stadium
Metafysisch stadium
Wetenschappelijk stadium: menselijk handelen wordt geleid door de rede, door
wetenschappelijke kennis
Karl Marx (1818-1883):
o Samenleving is gekenmerkt door conflict (conflictsocioloog) legde de
ongelijkheden in een samenleving bloot
o Samenleving wordt gekenmerkt door klassenconflict: kapitalisten versus proletariaat
(werkende bevolking)
Emile Durkheim (1858-1917):
o Oprichter van de moderne sociologie
o Elke samenleving heeft een collectief bewustzijn
o Vergelijkende studie over zelfdoding in Frankrijk (zelfdoding werd vroeger gezien als
louter persoonlijk probleem Durkheim zei dat er een sociale factor meespeelde)
Max Weber (1864-1920):
o Sociologie is nooit waardenvrij
o Studie over link protestantisme en kapitalisme
DEEL 2: De bouwstenen van de sociologie
Hoofstuk 1: Sociaal handelen, sociale interactie en communicatie