Domein 1: Algemene vaardigheden
Domein 2: Historisch besef, tijds- en referentiekader
Beschaving: Persoons-/groepsontwikkeling ogv kunst, tech, wetenschap en soc rechtvaardigheid
Moderniteit: Vernieuwende stromingen in kunst en westerse maatschappij tijdens 1ste helft 20e E
Nationalisme: Pol stroming met voorkeur voor eigen volk. Verbonden via taal, afkomst, cult., land
Liberalisme: Pol stroming, zo veel mogelijk vrijheid voor individu zonder andere te beperken
Socialisme: Pol stroming gebaseerd op gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en solidariteit
Marxisme: Basis modern socialisme&communisme. Middenklasse komt op tegen kapitaalbezitters.
Communisme: Soc, pol, eco ideologie. Staat- en klasseloze socialistische samenleving.
Produceren naar vermogen en nemen naar behoefte. (Engeland, 16e E)
Leninisme: Soc stroming binnen marxisme. Snellere arbeidersrevolutie olv voorhoedepartij
Stalinisme: Periode in Sovjet-Unie olv Stalin. Totalitair regime, onderdrukking.
Fascisme: Anticommunistisch, antiliberaal en extreem nationalistisch beleid in Italtie, 1922-1943
Nationaal socialisme - Nazisme: Antiparlementair en antiliberaal (behalve op eco vlak),
antimarxistisch, racistische elementen.
Imperialisme: Macht verspreiden door gebieden te veroveren. (Europa 15e E)
Kolonisatie: Staten hebben koloniën
Dekolonisatie: Kolonies worden onafhankelijk
Neokolonialisme: Rijke landen schuldig aan zelfstandige kolonies. Laatste fase imperialisme.
Revolutie: Plotse verandering
Contrarevolutie: Tegenomwenteling
Proletarisering: Arbeidersklasse (Industriële Revolutie, 18e E, Engeland)
Secularisering: Vermindering kerkelijke invloed (19e/20e E)
Federalisme: Staatsvorm, soevereiniteit gedeeld ts centrale/nat/fed en deelstaten. (VS, 18e E)
Confederalisering: Statenbond: samenwerking onafhankelijke staten die 1 staat vormen
Internationale samenwerking: Werken aan zelfde doel met meerdere landen
Globalisering: Proces van wereldwijd worden
Pol(itiek) / Soc(iaal) / Eco(nomisch) / Tech(niek) / Cult(uur) / Nat(ionaal) / Fed(eraal) / E(euw) 1
, Domein 3: Politiek-territoriaal
3.1 Het Congres van Wenen (en de restauratie)
Vooraf: Franse Revolutie 1789
Napoleon: macht in Europa tijdens politieke chaos
Waterloo 1815: einde Napoleon
1814: Men zag Napoleon als verslagen, congres in Wenen: wat met Napoleons rijk?
→ Belangrijkste deelnemers: Groot-Brittanië, Rusland, Pruisen en Oostenrijk
Genomen beslissingen:
1. Herstel macht vorstenhuizen
Napoleon deed in veroverde landen vorsten aftreden, vervangen door familielid.
Congres wou dit herstellen, ideeën Franse Revolutie vergeten, terug Ancien Regime
2. Herstel Europese machtsevenwicht
Napoleon: Franse macht uitgebreid, Europees machtsevenwicht verstoord.
Hersteld door bufferstaten rond Frankrijk. Rijk herverdeeld onder overwinnaars.
- GB: eilanden / Rusland: Finland, Bessarabië, groot deel Polen
- Pruisen: Danzig, deel Rijngebied / Zweden: staat Finland af, Noorwegen
- Denemarken: staat Noorwegen af, vorstendommen Holstein en Lauenburg
Rijk bestond uit 300 vorstendommen, 39 werken samen: Duitse Bond.
Bestuurd door Bondsraad, zelfstandige deelstaten.
3. Nieuwe bondgenootschappen
Heilige Alliantie: Pruisen, Oostenrijk, Rusland (door tsaar Alexander I)
Elkaar steunen in strijd tegen revolutie, geleid door christelijke principes.
Grote Alliantie: Oostenrijk, GB, Frankrijk, Pruisen, Rusland
Doel: gewapende interventies bij revoluties (bemoeien met andere landen)
Gevolgen en belang Congres van Wenen:
Ernstige spanningen door roep naar politieke vrijheid te negeren.
Geen rekening gehouden met volk bij herverdeling Europa:
Polen gesplitst, Belgie en Noorwegen bij ander land, Italianen en Duitsers willen nationale eenheid..
Door tegenstrijdige belangen moeizame samenwerking Grote Alliantie.
1830: revoluties in Frankrijk en België, Grote Alliantie betekenisloos
→Eerste internationale samenwerking met als doel vrede handhaven en oorlog voorkomen
3.2 Het liberalisme tijdens de 19e E
Politieke ideologie, ontstaan in 19e E. Mens zo veel mogelijk vrijheid, zonder andere te beperken.
Vanuit die kern verworpen:
Politieke en maatschappelijke privileges
Standenmaatschappij
Absolutisme
Inperking economische vrijheid
Dogmatische religies (zeggen hoe je moet denken en je gedragen)
1. Politiek vlak: Persoonlijke vrijheid best gerealiseerd door parlementair-constitutionele
regeringsvorm (grondwet & parlement). Staat: openbare orde en voorkomen van anarchie.
2. Sociaal vlak: Iedereen mogelijkheid tot positie in samenleving kiezen, verbeteren en beleven.
Wel zelf verantwoordelijk hiervoor.
3. Economisch vlak: Recht op eco initiatief en particulier eigendom is belangrijk.
2