MOB 3A
Wat is lage rugpijn?
“Low back pain is a symptom not a disease”
Kan de uiting zijn van verschillende gekende of niet-gekende onderliggende mechanismes of van een
bepaalde aandoening.
Definitie obv locatie:
Costale grens – boven de onderste gluteale plooi.
Soms ook pijn in 1 of 2 benen:
gerefereerde pijn: verklaard door ‘convergenite’, typisch voor lies, voor-, zij- of achterkant van het
bovenbeen. = pijn dat naar hersenen gaat en terugkomt maar niet goed meer weet waar die pijn
ontstaan is dus het uitzet. Vaker doffe pijn, kunnen niet echt aftekenen waar de pijn stopt.
Radiculaire pijn: neuropatisch, directe prikkeling zenuwwortel samen of apart met radiculopathie.
Sensibele stoornis, functies zenuw, lijn in verloop van zenuw.
Indeling op basis van duur
Acuut (< 6w)
Subacuut (6-12w)
Chronisch (>12w)
‘LBP flare’ (opflakkering) wordt minder vaak beschreven, maar geeft beter het klinisch beeld weer
van een persoon met lage rugpijn dan de conventionele definitie van acute, sub-acute en chronische
LRP = recurrente LRP.
Prognose
Traditionele visie:
Acute lage rugpijn heeft een goede prognose (90% gunstig herstel – 10% evolutie naar chronisch LRP)
Meer recente literatuur:
33-56% van acute LRP binnen een jaar een flare-up LRP (1/3 geraakt niet van acute LRP)
13-28% van de mensen met acute lage rugpijn niet volledig hersteld op 1j.
Levensprevalentie: 80-85%
Puntprevalentie: 18% (1 op de 5 heeft LRP)
Chronische LRP:
belangrijkste oorzaak ter wereld waarom mensen beperkingen ervaren tijdens hun dagelijks leven.
- Chronische LRP belangrijkste rede voor vervroegd pensioen.
- Enorme socio-economische kosten gerelateerd met chronische LRP.
- Continue zoektocht naar betere interventies.
90-95% heeft aspecifieke LRP = Specifieke nociceptieve bron kan niet geïdentificeerd worden.
5-10% heeft specifieke LRP: Patho-anatomische oorzaak:
Maligniteit, Traumatisch letsel (bv. wervelfractuur), Structurele houdingsafwijking, Spinale infectie,
Inflammatoire aandoeningen zoals axiale spondyloartritis, Metabole aandoening (bv osteoporose),
Gerefereerde pijn vanuit viscerale structuren (urogenital, gastrointestinaal, cardiopulmonaal),..
1
,Onderscheid naar dominant pijntype
25% van de personen met chronische lage rugpijn heeft dominante nociplastische pijn.
5-10% heeft dominant neuropatische pijn (bv. Radiculaire pijn – specifieke pijn)
65-70% heeft dominant nociceptieve pijn
Chronische pijn ≠ nociplastische pijn ≠ aspecifieke pijn
Pijn
Eenvoudig
Concept van acute pijn
Waarbij er enige mate van weefselbeschadiging of overbelasting is, waardoor er nociceptieve
prikkeling si en pijn gevoeld wordt, waarbij weefsels vervolgens herstellen, de pijn zakt en azaken min
of meer opnieuw normaal worden.
Complex
Pijn kan ervaren worden/ wordt effectief ervaren zonder dat er nociceptieve input is.
Discus protrusie zonder pijn, disproportionele pijn i.v.m. geïdentificeerde schade.
Betrokkenheid van zenuwstelsel (incl. hersenen), immuun- en endocrien systeem:
Functieveranderingen, biochemische veranderingen, structurele veranderingen.
Verklaring waarom pijn kan blijven voortduren:
Deze systemen worden meer efficiënt (werken te goed) om pijn te laten ervaren.
Geen nociceptieve bron meer nodig om pijn te ervaren (pijn ≠ schade).
Verklaren ook andere geassocieerde klinische tekenen:
Wijdverspreide pijn – hyperalgesie
Veranderingen in perceptie, emotie, motorische functies, neuro-endocriene functies,
neuro-immuniteit, slaap.
Pijntypes
Definiëring van 3 pijntypes door IASP
“three mechanistic descriptors of clinical pain”
65-70% van de cLRP is nociceptief
5-10% van de cLRP is neuropatisch
25% van de cLRP is nociplastisch
Mixes pain
Herkennen van het dominante pijntype 🡪 invloed op type van behandeling
pharmacologisch & non-pharmacologisch
Nociceptieve pijn
Pijn die voortkomt uit werkelijke of dreigende schade aan niet-neuraal weefsel
en te wijten is aan de activering van nociceptoren.
Lokaal – anatomisch logisch
Mechanische pijn: link houdingen/bewegingen, pijn in relatie tot belasting
Bij trauma: pijn volgt weefselherstel (proportioneel)
Analgetica – NSAIDs werken
2
,Neuropatische pijn
Pijn veroorzaakt door een laesie of ziekte van het centrale of perifere
somatosensorisch zenuwstelsel.
Bewijs schade zenuwstelsel, volgt fases van weefselherstel
Medische oorzaak
Neuro-anatomisch logisch
Brandend, stekend, prikkend, elektrische shock
Locatie sensorische dysfunctie logisch
Hoe lang heeft het weefsel nodig
om te herstellen?
Bv. Radiculopathie
6 weken: 33%
12 weken: 50%
6m: 65%
11m: 70%
Nociplastische pijn
Pijn die voortkomt uit veranderde nociceptie ondanks geen duidelijk bewijs van werkelijke of
dreigende weefselschade die de activatie van perifere nociceptoren veroorzaakt of bewijs voor ziekte
of letsel van het somatosensorische systeem dat de pijn veroorzaakt.
Inconsistente uitkomsten in KO (bv. Variabele pijnlokatie)
Pijn is disproportioneel (constant, meer intens, reactief)
Pijn is wijdverspreid
Pijn is niet gelinkt aan weefselherstel
Analgetica – NSAIDs werken niet
Comorbiditeiten aanwezig (slaapproblemen, vermoeidheid, depressie)
Vaak niet-helpende emoties en cognieties
Hypersensitiviteit allerlei prikkels; reuk, smaak, licht, geluid, tast, medicatie, koude/warmte
Conclusie
LRP is zeer frequent, meestal natuurlijke heling, verschillende indelingen (naar duur en
onderliggende pijntype waarschijnlijk belangrijk voor bepalen van behandeling)
3
, Bijdragende factoren LRP
Veel mensen met lage rugpijn hebben uiteenlopende problemen waarbij waarbij psychologische,
sociale en biofysische factoren alsook comorbiditeiten en pijnverwerkingsmechanismen van invloed
zijn op zowel de pijnervaring en de daarmee gepaard gaande invaliditeit.
Complexe interacties tussen verschillende bijdragers.
De kans om hulp te zoeken is groter bij angst mijdende personen met LRP, zelfs wanneer wordt
gecontroleerd voor andere vastgestelde voorspellers 🡪 benadrukt het belang van het aanpakken van
dergelijke overtuigingen tijdens het consult.
De kans dat volwassenen met acute of subacute aspecifieke lage rugpijn en negatieve
herstelverwachtingen afwezig blijven van het werk door progressie naar chronische lage rugpijn twee
keer groter is dan voor degenen met positievere verwachtingen (Hallegraeff, 2012).
4