psychodiagnostiek bij kinderen en jongeren les 12
Angst en angststoornissen
1. Onderkenningsvraag: is er sprake van een angststoornis
1.1. Normale ontwikkeling van angst
aangeboren basisemotie
negatieve emotie
adaptieve emotie: overlevingsfunctie in bedreigende situatie
bronnen van angst variëren:
o (mentale) leeftijd van kind
o kindkenmerken: zintuiglijke of motorische beperkingen
meestal milde angst van korte duur (< 6 maanden)
meer angstklachten bij meisjes
1.2. Culturele en maatschappelijke invloeden
in alle culturen:
komt angst voor (universele basisemotie)
komt angst vaker voor bij kinderen in gezinnen met lage SES
culturele verschillen:
invloed van religie: bv. PTSS komt minder vaak voor bij kinderen met Boeddhistische of
Hindoeïstische religie dan bij kinderen met christelijk geloof
invloed van schoolsysteem: 1,2% schoolfobie (‘futoko’) en hikikomori (Japan), hoge
waardering voor kinderen met sociale angst (China)
1.3. Angststoornissen
lange tijd weinig aandacht gekregen wegens ‘zal vanzelf overgaan’
meest voorkomende psychische klacht bij kinderen en jongeren (vaker bij meisjes)
niet alle kinderen komen terecht in hulpverlening aanleiding is meestal:
overlast voor kind en/of ouders
aanwezigheid van meerdere angststoornissen
angststoornis: afwijking van wat normaal is (op bepaalde leeftijd) Wat is normaal? Wat is een beetje
angst? = subjectief gegeven
wanneer is angst nog normaal, wanneer is het pathologisch?
criteria:
sociale, emotionele en schoolse ontwikkeling w belemmerd (belangrijkste criterium)
angst is buitenproportioneel
o bv. angstig zijn voor presentatie of examen is normaal, moeten braken van angst is
buitenproportioneel
angst is niet onder controle te brengen
o bv. ouder slaagt er niet in om kind te laten stoppen met huilen
angst duurt langer dan 6 maanden
angst leidt tot vermijden van situatie
o bv. kind weigert om naar school te gaan
angst is niet functioneel: beetje angst kan prestatie verhogen, veel angst niet
1
, psychodiagnostiek bij kinderen en jongeren les 12
angst past niet bij ontwikkelingsfase
o bv. nachtlampje bij kind van vier is oké, niet bij iemand van 16 jaar
angststoornissen volgens DSM-5
1. separatieangststoornis
één van meest voorkomende angststoornissen: 3-5% kinderen; 2,5% adolescenten
= extreme angst om gescheiden te w van thuis of gehechtheidsfiguren en die het
functioneren belemmert
uitingen zijn leeftijdsgebonden:
o jonge kinderen: extreem gedrag zoals vastklampen, woedebui, lichamelijke
klachten (buikpijn)
o oudere kinderen: nachtmerries over scheiding, piekeren dat gehechtheidsfiguren
iets overkomt, schoolweigering, niet met leeftijdsgenootjes willen spelen, bij
ouders willen slapen, fysieke klachten (buikpijn, misselijkheid) op moment van
separatie
start meestal tussen 7 – 9 jaar
is goed behandelbaar
maar op langere termijn risico op paniekstoornis, obsessief-compulsieve stoornis, sociale
fobie en depressie
let op: normale separatieangst kan erger w bij erg stressvolle situaties: jong kind dat
opgenomen w in ziekenhuis, levensbedreigende situaties (PTSS met kenmerken van
scheidingsangst)
2. specifieke fobie
komt vrij veel voor: 3,5 % bij kinderen
= extreme angst voor:
o dieren (slangen, honden, insecten)
o natuurlijke omgevingen (hoogte, storm, water)
o bloed, inspuitingen, verwondingen
o situaties (moeten vliegen, in een lift moeten, afgesloten ruimtes)
o overige (voor overgeven, voor slikken, voor harde geluiden, …)
jonge kinderen snappen meestal niet dat angst buitenproportioneel is, adolescenten wel
uitingsvorm is verschillend naar leeftijd:
o jonge kinderen: huilen, driftbuien, verstijven, vastklampen
o oudere kinderen: vermijdingsgedrag
komen pas naar hulpverlening als dagelijkse functioneren van kind en gezin w belemmerd
start gemiddeld op leeftijd van 8 jaar (maar kan verschillen naargelang soort fobie) – iets
meer meisjes
stabieler dan separatieangststoornis, blijft vaak jaren bestaan
goed behandelbaar naar intensiteit
3. sociale angststoornis/sociale fobie
= extreme angst voor sociale situaties en mogelijk kritische beoordeling van andere
kinderen en volwassenen (‘ze vinden me stom, lelijk, raar, zien dat ik bloos,...) en dit
veroorzaakt duidelijke belemmeringen in het functioneren of verder ontwikkelen
angst moet optreden in interactie met leeftijdsgenoten, niet alleen met volwassenen
uitingen zijn leeftijdsgebonden:
o jonge kinderen: huilen, woedebuien, wegrennen, verstoppen
o adolescenten: kleine vriendenkring, onderpresteren op school, gebrekkige sociale
vaardigheden, paniekaanval, sociaal contact vermijden ondanks contactwens
ongeveer 3% van kinderen en adolescenten, vaker bij adolescenten
start gemiddeld op leeftijd van 11,5 – 12,5 jaar (maar kan ook op jongere leeftijd)
2