Alle leerdoelen van alle zeven problemen + jurisprudentie uitgewerkt in 21 pagina's. Na de onderwijsgroepen telkens toevoegingen en aanpassingen gemaakt.
Cijfer voor het tentamen: 8.
Tentamen Staatsrecht 2 tweede kans 27 juni 2024 vragen en officiële antwoorden
Alles voor dit studieboek (13)
Geschreven voor
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Rechtsgeleerdheid
Staatsrecht (RR214)
Alle documenten voor dit vak (57)
2
beoordelingen
Door: martijnvenema • 9 maanden geleden
Compleet en beknopt overzicht van alle stof! Buitengewoon goed geschreven!
Door: soraeur • 9 maanden geleden
Bedankt voor de review!
Door: soraeur • 9 maanden geleden
Bedankt voor de review!
Door: rmatalouka • 9 maanden geleden
Verkoper
Volgen
soraeur
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
Jaar 2 | Blok 4: Staatsrecht | Samenvatting
Probleem 1: “In den beginne…”
1. Wat is staatsrecht en wat is de definitie van een staat?
Staatsrecht (constitutioneel recht) is het recht dat uitsluitend relaties regelt waarbij de overheid betrokken is. Het
typerende van het staatsrecht als onderdeel van het Nederlandse positieve recht is dat het altijd betrekking heeft
op relaties waarbij de overheid is betrokken. Het onderwerpt de overheid in die relaties aan het recht. Tevens
regelt het de machtsuitoefening van de overheid over de onderdaan; dus het heeft ook betrekking op de relatie
tussen overheid en onderdaan. Let op: de overheid wordt in het privaatrecht onderworpen in hun hoedanigheid
als rechtspersoon en niet als overheid.
+ Overheid: macht (een feitelijke potentie tot dwang) + bevoegdheid (rechtens geregelde macht). Het staatsrecht regelt
betrekkingen binnen en met die overheid. Dit betekent dat er personen of groepen daarvan binnen die overheid aan
te wijzen moeten zijn met welke betrekkingen kunnen bestaan.
+ Ambt: kenmerkt zich door (een zekere mate van) duurzaamheid en welomschrevenheid voor wat betreft inrichting,
taken en bevoegdheden.
• Staatsrecht: Het primaire recht (secundair: bestuursrecht) dat overheidsambten instelt, daaraan bevoegdheden
toekent en hun onderlinge betrekkingen alsmede die tot de onderdanen regelt.
a. De samenstelling van de ambten.
b. De verhoudingen van de ambten tot elkaar.
c. De bevoegdheden van de ambten.
Een staat kan worden gezien als een in de externe verhoudingen onafhankelijk, door het recht geregeld complex
van ambten. Maar wanneer is er sprake van een staat?
I. Een groep personen (kleine/grote bevolking);
II. die leven op een bepaald grondgebied (klein/groot afgebakend territorium);
III. waarbij geregeerd wordt door een overheid die effectief en daadwerkelijk onafhankelijk gezag uitoefent
over die personen (effectief gezag);
+ Het duidt er op dat een overheid feitelijk bij machte is haar wil aan de bevolking op te leggen en deze met
een zekere permanentie daaraan te doen gehoorzamen. Er is dus sprake van onafhankelijk gezag, ofwel
soevereiniteit; dat de overheid niet onderworpen is aan de overheid van een andere staat.
IV. en die in staat is om betrekkingen aan te gaan met andere staten.
De erkenning van een staat geschiedt door een of meer andere staten. Deze erkenning vindt plaats door gedragingen van een
of meer staten, waaruit blijkt dat zij de (te erkennen) staat beschouwen als een subject van volkenrecht. Het kan dus relatief
zijn; voor de ene wel een staat en voor de ander niet (Taiwan, Kosovo, Israël). Er is dus veeleer sprake van politieke voorwaarden.
Als een staat niet voldoet aan deze cumulatieve criteria dan gaat hij teniet. Daarvoor zijn er drie manieren:
I. Wanneer een bestaande staat zich opdeelt in kleinere staten. De oorspronkelijke staat gaat daarbij teniet (SU).
II. Het opgaan van twee of meer staten in één staat (Nederland en België).
III. Een staat ontstaat op een territoir met een bevolking, dat daarvoor niet onder enige staat viel (theoretisch).
2. Wat is de staatsrechtelijke geschiedenis van Nederland tot 1814?
Men kan de constitutionele geschiedenis van Nederland op diverse tijdstippen doen aanvangen:
- 1579: Unie van Utrecht - een staatkundige structuur die een zekere eenheid vormde, met name op het
gebied van de defensie en de buitenlandse betrekkingen.
+ De Staten-Generaal: waarin afgevaardigden van de gewestelijke staten als hun lasthebbers zitting hadden, een
permanent ambt. Zij besloten over oorlog en vrede, over de daarmee verbonden financiën en over verdragen.
+ De stadhouder: ieder gewest bevat er één een formele ambtenaar, benoemd door de provinciale staten. In 1747 een
erfelijke stadhouder.
+ Raadpensionaris van Holland: een ambtenaar van de staten. Hij woonde de vergaderingen van de ST steeds bij en
speelde een belangrijke rol bij het dagelijkse buitenlandse beleid.
+ De Raad van State: bestaande uit afgevaardigden van de gewesten, die hoofdelijk stemden.
+ De Rekenkamer: spreekt voor zich.
+ Het college van provinciale staten: stadhouder als legeraanvoerder. College van gedeputeerde staten dat niet permanent
was. Geen eenheid van recht! Er was provinciaal en lokaal burgerlijk- en strafrecht.
- 1581: Plakkaat van Verlatinge tegen Philips II van de Unie van Utrecht.
- 1648: Vrede van Münster, de Unie werd volkenrechtelijk erkend.
- 1795-1813: Nederland leefde onder Franse overheersing.
+ 1795-1797: Federalisten (wilden oude staatsstructuur handhaven) VS. Unitarissen (wilden centraal
geleide staat vestigen).
1
,Jaar 2 | Blok 4: Staatsrecht | Samenvatting
+ 1798: De Fransen steunden een staatsgreep van de federalisten. Bataafse Republiek: wordt
gekenmerkt door sterke centralisme, ver doorgevoerde democratische besluitvorming en een aantal
grondrechten. De provincies werden afgeschaft en vervangen door centraal gezag.
+ 1801: nieuwe beknopte staatsregeling. Niet succesvol.
+ 1805: nieuwe poging.
+ 1806: Onschendbare koning Lodewijk Napoleon, broer van Napoleon. Dit duurde ook niet lang.
+ 1810: Nederland werd decreet ingelijfd bij Frankrijk. Er werd een gouverneur-generaal benoemd;
geregeerd vanuit Parijs. Voor het eerst maakte Nederland echt kennis met ver doorgevoerde
centralisatie en rechtseenheid.
- 1814: De Nederlandse Grondwet gaat van kracht + diverse checks and balances + grondrechten.
3. Wat is soevereiniteit?
In het volkenrecht duidt soevereiniteit aan op de onafhankelijkheid van een staat van andere staat, zodanig dat de staat op zijn
rechtsgebied de overheidsmacht zonder inmenging van andere staten uitoefent.
Er is binnen de Nederlandse constitutie geen ambt aan te wijzen dat de hoogste niet meer herleidbare bevoegdheid bezit. Ook
de grondwetgever is niet als zodanig te beschouwen sinds 1814. Alle ambten zijn naar Nederlands staatsrecht geconstitueerde
ambten, van welke geen enkel ongenormeerde, onbeperkte bevoegdheden bezit.
• Soevereiniteit: (gedoeld op ambten) die binnen het nationale constitutionele recht, niet aan toezicht of normen
afkomstig van derden onderworpen zijn. Hier resteren twee soevereinen:
I. Soevereine overheidsambten: zijn als soeverein te beschouwen. Het Nederlandse centrale
overheidsverband (een structuur waarin overheidsambten in een rechtens bepaalde verhouding tot elkaar staan en
in een al dan niet wederkerige relatie tot onderdanen of groepen daarvan) is niet soeverein voor zover zijn
bevoegdheden (ingevolge artikel 92 Gw) zijn overgegaan op het supranationale verband der EU.
II. Soevereine niet-overheidsambten: zijn niet als soeverein te beschouwen. Zij en hun ambten zijn aan
toezicht en normen van centrale ambten onderworpen.
Dus zodra essentiële nationale bevoegdheden worden afgestaan, is er sprake van inbreuk op de nationale
soevereiniteit en is voorafgaande grondwetsherziening vereist. Het soevereiniteitsbegrip verliest scherpte en
wordt een politiek strijdmiddel voor of tegen verbanden als de EU.
4. Wat zijn de functies van staatsrecht?
Er zal allereerst een overheid, in de vorm van een of meer ambten, moeten worden ingesteld (constitueren).
Vervolgens kunnen aan een ingesteld ambt bevoegdheden worden toegekend (attribueren). Ten slotte kan de
uitoefening van deze bevoegdheden aan beperkingen en begrenzingen worden gebonden (reguleren).
I. De constituerende of instellingsfunctie: Het instellen van ambten, hiervoor moeten er een of meer
specifieke ambten zijn. Deze functie omvat eveneens de regeling van de omvang en samenstelling of
inrichting van de ambten, alsook de wijze waarop de dragers van het ambt, worden aangewezen, van
hun ambt worden ontheven of verliezen.
Vier bronnen van deze functie (lijst is limitatief):
a. Grondwet: voldoet aan artikel 81 Grondwet. De gewone wetgever mag hier niet van afwijken, ook al
bestaat daarop krachtens artikel 120 Grondwet geen (rechterlijke) controle.
b. Organieke besluiten: hierin worden opdrachten krachtens door de Grondwet bepaalde onderwerpen
geregeld. Onder dit begrip vallen alle besluiten, wetten of niet, die een primaire constituerende functie
vervullen.
c. Ongeschreven recht: legisme van de negentiende eeuw. Dit houdt in dat al het recht geschreven moet zijn,
hierbij sluit artikel 107 Grondwet aan.
+ Vertrouwensregel: het kabinet en haar bewindslieden genieten op het moment van aantreden het vertrouwen van het parlement.
+ Eenzelfde kabinet naar aanleiding van hetzelfde conflict de Tweede kamer slechts éénmaal mag doen ontbinden.
d. Statuut: de grondwet van een samenwerkingsverband tussen Nederland, de NL Antillen en Suriname.
e. Internationaal en EU-Recht: er is sprake van een statenverbond.
II. De attribuerende of bevoegdheidsverlenende functie: Het gaat om toekenning aan, schepping van
bevoegdheden ten behoeve van de geconstitueerde ambten (net zoals de constituerende functie kan het
plaatsvinden door vele typen besluiten). Maar: aan een geconstitueerd ambt kan nieuwe bevoegdheden
worden geattribueerd (constitutie in ruime zin), maar bevoegdheden kunnen ook worden ontnomen.
Kenmerken van attributie:
a. Schepping: constitutie in ruime zin schept bevoegdheden die vóór die schepping niet bestonden.
b. De attribuerende instantie voert niet zelf de bevoegdheden uit die zij attribueert.
2
, Jaar 2 | Blok 4: Staatsrecht | Samenvatting
c. De ambten die constituerende en attribuerende bevoegdheid bezitten, kunnen deze onder
omstandigheden overdragen aan andere ambten.
d. Attributie draagt een limitatief karakter. Zoals er rechtens slechts ambten kunnen bestaan krachtens de
constituerende functie, zo kunnen deze rechtens slechts bevoegdheden bezitten krachtens attributie.
III. De regulerende of matigende functie (zowel inzake de ambten onderling als met betrekking tot de relatie
tussen ambt en onderdaan): Er is sprake van een systeem van checks and balances. De drie machten
van Montesquieu zijn niet volledig gescheiden van elkaar, maar zij delen bevoegdheden en controleren
elkaar over en weer.
a. Regulering onderlinge betrekkingen van overheidsambten: er wordt dus geregeld hoe de
ambten onderling tot elkaar verhouden.
b. Betrekking van overheidsambten tot de onderdanen: de bevoegdheid van overheidsambten
moeten beperkt worden en dat gebeurd vaak door middel van grondrechten. Hierdoor krijgen
overheidsambten niet te grote bevoegdheden ten opzichte van burgers.
+ Constitutionalisme: kenmerkt zich door een zodanige constitutie verankerde
organisatie van de overheid, dat er diverse ambten zijn die niet alle hiërarchisch
onderworpen zijn aan één ambt en van welke niet één de uiteindelijke
beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het gehele ambtencomplex heeft.
Komt tot uiting in een staatsvorm (gedecentraliseerde eenheidsstaat) of
regeringsvorm (constitutionele monarchie met een parlementair stelsel).
Nederland kent vier soorten overheidsverbanden:
a. het Rijk (land, staat): het centrale overheidsverband in Europa.
b. het Koninkrijk: het federale overheidsverband op grond van het Statuut.
c. het supranationale overheidsverband van de EU,
d. de vele gedecentraliseerde overheidsverbanden (provincies gemeenten,
waterschappen of uit de Wet gemeenschappelijke regelingen of bijzondere wetten).
+ Rechtsstaat: heeft betrekking op grenzen die zijn opgesteld aan het optreden van de
overheid (anders dan politiestaat en totalitaire staat). Zes elementen:
a. Het legaliteitsbeginsel: overheidsoptreden moet berusten op een algemene, voor
herhaling vatbare regel, hetzij krachtens attributie of delegatie.
b. Er moet sprake zijn van een voorafgaande algemene regel ten aanzien van burgers
belastend overheidsoptreden.
c. Regelgeving en uitvoering dienen niet in één hand (ambt) worden gelegd.
d. Het democratieprincipe: de (belangrijke) wetgeving moet door de kiezers zelf of
(mede) door een volksvertegenwoordiging tot stand worden gebracht.
e. Trias Politica: scheiding van de drie machten.
f. De klassieke grondrechten: deze vrijheidsrechten beogen een totalitaire staat te
voorkomen door bepaalde privé-sferen te beschermen tegen overheidsbemoeienis.
Een legitimerende functie is eerder primair een psychologisch verschijnsel. Het (staats)recht kan wel een
bijdrage leveren aan de aanvaarding van de uitoefening van overheidsmacht door de onderdanen, aan de
legitimiteit van de overheid. De aanvaarding van het overheidsgezag is een feitelijk verschijnsel.
De machtenscheiding bevat gebaseerd op de Grondwet drietal kenmerken:
I. Er zijn drie afzonderlijke, gelijkwaardige en zelfstandige ambtencomplexen, te weten de
Staten-Generaal als vertegenwoordigend ambt, de regering (ambt) als hoogste bestuursambt en een
onafhankelijke rechterlijke macht.
II. De machtenscheiding is zowel organisatorisch als functioneel gezien niet absoluut. Op het terrein van
wetgeving en bestuur is sprake van gedeelde bevoegdheden voor regering en Staten-Generaal.
Rechtspraak is voorbehouden aan de rechter.
III. De constitutie voorziet niet alleen in gedeelde bevoegdheden, maar ook in diverse andere vormen van
controle (checks and balances) om te voorkomen dat een van de staatsmachten ongecontroleerde
macht uitoefent.
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper soraeur. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.