Diversiteit van hogere planten
Sporangiën:
Sporen-vormende organen in sporofyt
Gametangiën:
Gameet-vormende organen in gametofyten
Antheridiën (♂) en Archegoniën (♀)
Aanpassing aan leven op land: sterk ontwikkelde sporofyt, retentie van de eicel en jonge sporofyt, cuticula, poriën
(~stomata)…
Varenachtigen (Pteridofyten) = zaadloze
Parafyletische groep, tijdens carboon met drassige omstandigheden: fossielen dus veel bekend over de
diversiteit.
1) Rhyniofyten (oervarens), groeiden in de nabijheid van water.
Vegetatieve cormus: oerteloom, ze waren klein met dichotome vertakkingen (Y),
ongedifferentieerd (geen stengel, wortel, bladeren), primitieve epidermis met huidmondjes en
cuticula, vasculair systeem: protostele (endarch xyleem). Xyleem bevind zich binnenin floeem.
Rhizoïden ondergronds, meerlagig schors tussen vasculair weefsel en epidermis.
Sporangiën: kaulien (= op de hoofdas) en isosporen
Gametofyt: horizontale, rhizoomachtige delen met archegoniën.
2) Trimerofyten
Vegetatieve cormus: oerteloom, tot 1 m hoog, dichotome vertakkingen (Y), vasculair systeem:
protostyle (endarch xyleem), sporangiën terminaal met vorming …
3) Zosterophyllofyten
Sporangia: lateraal, niervormig, isospoor
Vasculair systeem: protostyle (exarg xyleem)
4) Lycophyten (wolfsklauw)
Dichotoom vertakte stengels en wortels
Bladeren: microfyllen; klein, bijdrage in fotosynthese beperkt t.o.v. de stengel
Sporofyllen: morfologisch verschillend van microfyllen, dragen sporangiën gegroepeerd in
aarvormige, eindstandige strobilus.
Lycopodiaceae
Protostyle met stervormig xyleem actino-of plectostele
Levenscyclus: sporofyte bestaat uit cormus met eindstandige strobuli microfillen aan de
buitenzijde, binnen de sporangia zitten de sporen en deze worden vrijgezet in het milieu. Spore
ontwikkelt via mitotische deling tot gametofyt (protanium), deze is éénzijdig (mannelijk en vrouwelijk)
er ontstaan mannelijke en vrouwelijke gameten die versmelten (water nodig!) tot één zygote die zich
ontwikkelt binnen de gametofyt tot de sporofyt.
Selaginellaceae (mosvarens)
Blaadjes met ligula
Anisosporie (heterosporie: twee typen sporen)
Ensosporische ontwikkeling van gametofyt
Ondersteuning van vaatweefsel door trabeculae
Levenscyclus: microspore en megaspore ontwikkelen tot microgametofyt en megagametofyt,
die mannelijke en vrouwelijke gameten maken,
, Isoetaceae (biesvarens)
Hydrohemikryptofyten in ondiepe moerassen
Dichotoom vertakte wortels
Diepe inzinkingen (fovea) in de bladeren (buiten: mega, binnen: micro)
Lepidodendrales (boomwolfsklauw)
Carboon, 40 m hoog, bladeren tot 1 m lang, sifonostele met centraal merg, xyleem
omgeven door dunwandig floeem.
Lycofyten
Sporofyllen: verenigd tot strobili, heterosporen, ontwikkeling van prothalliën
Sporangium bij varenachtigen: eusporangium ontstaan uit meristematisch geworden epidermale initiaalcellen,
buitenste cellaag is de sporangiumwand, buitenste cellaag zijn de sporocyten. Leptosporangium komt enkel voor
bij de “echte varens”, het ontstaat uit één apicale cel die een top cel aanmaakt die schuin deelt wat aanleiding
geeft tot een steeltje, annulus aanwezig (ring rond de steel) katapulteert sporen weg.
Antheridiën (op mannelijke gameten): wandcel is epidermaal en geeft aanleiding tot antheridiumwand,
spermatogene cel ligt subepidermaal en geeft aanleiding tot spermatozoïden. De spermatozoïden kunnen enkel
aan een eicel geraken als ze in water zijn !
Archegonia (op vrouwelijke gameten): wandcel is epidermaal en geeft aanleiding tot archegoniumwand,
centrumcel deelt periklien en geeft aanleiding tot halskanaalcellen en buikkanaalcellen + eicel.
Embryo ontwikkeling: exoscopisch, endoscopisch (met suspensor) of dwars (eerste deling axiaal).
5) Psilofyten
Psilotum: bovengronds verticale vertakkingen met bladachtige structuren en synangium.
Doorsnede heeft veelhoek vorm (xyleem = vervoer van water, floeem = vervoer van
voedingsstoffen)
Levenscyclus: sporofytische en gametofytische generatie, sporangia worden gevormd en
rijpen, de spoor moeder cel deelt verder tot haploïde sporen die uitgroeien tot gametofiet
(pothalium) die rhizoïden bevat, ze is tweeslachtig en vormt mannelijke en vrouwelijke
gameten, na de fertilisatie ontstaat de gametofyt.
Tmesipteris
6) Equisetofyten (paardenstaarten)
Equisetales: grote gaten in de stengels (hol), carinale en valleculaire kanalen.
Levenscyclus: strobulus op niet fertiele streng bevat sporangia, sporen met elateren komen
vrij (elateren helpen de sporen bij bijvoorbeeld droogte), gametofyt is tweeslachtig maar de
archegonia ontwikkelt eerst (zelfbestuiving tegengaan), na de fertilisatie ontstaat een
exoscopisch embryo.
Sphenophyllales: in Carboon, stengel bevat centraal, driestalig xyleem (protostyle).
7) Pterofyten (echte varens): gameten kunnen aan fotosynthese doen, bevat trofofyllen en sporofyllen
(geordend in sori/ sorus enk). Microfyl ontstaan door uitgroeing uit de stengel, macrofyl ontwikkelt uit
een dichotroom takpatroon dat steeds complexer worden.
Eusporangiatae
Ophioglossales: 1 blad met steriel (fotosynthese) en fertiel (stengel en strobulus)
gedeelte
Marattiales: tropisch,