Algemene rechtsleer samenvatting 2022-2023
Deel 1 Wat is Recht?
= een ontologische vraag
Inleiding: een moeilijke vraag
Immanuel Kant (2e helft 16e E): “nog steeds zoeken juristen naar een definitie van hun rechtsbegrip”
→ Juristen weten niet hoe ze rechtsbegrip moeten definiëren (ook definitie basisbegrippen is niet
volledig)
Def. basisbegrippen: “een geheel van gedragsregelen en ermee samenhangende institutionele
voorschriften, uitgevaardigd en gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag, met
het oog op een doeltreffende, rechtszekere en rechtvaardige ordening van de maatschappij.”
-> ze relativeren deze definitie door erop te wijzen dat het recht niet overal als een geheel van
gedragsregels wordt gezien
Is er een definitie nodig?
In sommige vakgebieden: geen behoefte aan een definitie
(bv. chemie: een chemicus kan perfect werken als chemicus zonder zich ooit af te vragen wat precies
‘de chemie’ juist is)
In het recht: wel behoefte aan een definitie!:
− Rechters en juristen: moet ‘het recht’ toepassen op de feiten, interpreteren en verder te
ontwikkelen (zonder begrip is het onduidelijk wat ze moeten doen)
− Onderzoek naar ‘het recht’ riskeert verkeerd te worden begrepen zonder
begripsomschrijving, aangezien versch. onderzoekers het onbewust over iets anders kunnen
hebben (zonder begrip zal onderzoek voor meer verwarring zorgen, dan voor inzicht)
Om soort recht te kunnen duiden -> Twee opvattingen:
− Essentialistische opvatting: recht heeft een essentie (=kernelement dat altijd en overal
aanwezig is en dat toelaat ‘recht’ te onderscheiden van andere fenomenen)
Bv. Een bepaald religieus geïnspireerde vorm van recht zullen recht pas erkennen als het in
overeenkomst is met een opvatting van een bepaalde ‘god’.
− Conventionalistische opvatting: vergelijking met ‘families’
▪ Recht kent vele vormen (statelijk, gewoonte-, religieus natuur- en internationaal
recht) -> die vormen zijn als familieleden van elkaar
▪ Verhouden zich tov elkaar zoals familie (niet per se genetisch) -> vormen van recht
evenmin
▪ Gevolg: moeilijk te definiëren omdat er geen specifiek, gemeenschappelijk kenmerk
is dat ze met elkaar delen. (zo zie je dat sommige vormen van recht een beetje
gelijkenis tonen, maar zeker niet alles)
bv. Een ‘spel’ -> we veronderstellen dat elk ‘spel’ een harde kern met elkaar delen, maar zo
een harde kern is niet te vinden voor alle spelletjes. Er zijn spelen met een dobbelsteen, maar
niet elk spel heeft een dobbelsteen.
Recht? Geen essentiële kenmerken
→ Recht heeft geen essentiële kenmerken die altijd en overal waar zijn
Brian Tamanaha: “Recht is eender wat mensen door hun sociale praktijken identificeren en
behandelen als recht”
,Recht = conventie (≈ wat men gewoonlijk doet of moet) en dus ‘standpunt- of
maatschappijafhankelijk
“Wat is recht?” Hangt af van standpunt EN omschrijving die men aan ‘recht’ geeft
- Of iets als recht geldt, hangt af van het ‘familielid’ dat men voor ogen heeft
- Antwoord op ‘Wat is recht?’ hangt af van persoon aan wie je het vraagt (volgens welk recht)
- Kwestie abortus!
o “Is Abortus toegelaten volgens het recht?”
▪ Over welk recht heeft men het ?:
• Religieus recht -> negatief antwoord
• Belgisch statelijk recht -> positief antwoord
- Hoe biologie of chemie wordt gedefinieerd, hangt niet samen met uitkomst van onderzoek
-> bij recht WEL (onderzoeksobject = standpuntafhankelijk)
=> Je kan niet spreken over wat geldt als recht zonder zelf een standpunt in te nemen over wat recht
is
Gevolgen conventionalistische opvatting
Recht is niet absoluut te omschrijven: recht is relatief naar tijd en plaats
- Doorheen tijd en geografische ruimte: verschillende vormen van recht
- Recht is een Sociale constructie (geconstrueerd door handelingen van mensen) met
geschiedenis
Moeten we nu zwijgen over ‘recht’? -> Neen: Nieuwe focus op recht
- Niet op essentie van recht (recht in universele en tijdloze geheel)
- Wel op diverse kenmerken die ermee in verband staan
o Geheel aan regels?
o Gericht op normatieve ordening?
o Rol handhaving?
o Rol rechtvaardigheid
Titel 1: fundamentele transformaties van de
mensenmaatschappij
Proloog: Mensen zijn sociale wezens
Mensen zijn sociale wezens: ons leven krijgt betekenis in relatie tot anderen en we zijn op elkaar
aangewezen (<-> iemand op een onbewoond eiland heeft geen behoefte aan recht)
Sociale ontwikkeling binnen een gemeenschap? Gevolg van:
1. Materiële facetten (vb. ecologische, technologische, economische grondstoffen)
2. Ideële facetten (vb. kennis, overtuigingen, waarden, concepten, gewoonten die ons gedrag
vormen en sturen)
Bv. Hoe omgaan met klimaatverandering hangt af van hoe je denkt
Samenspel van materiële en ideële samenwerking met sociale instituten en praktijken maakt sociale
ontwikkeling binnen een gemeenschap mogelijk
, ▪ Sociale instituten = Patronen van sociale orde die maatschappelijke behoeften
lenigen/voldoen
(bv. ‘gezin’, ‘kinderopvang’, ‘onderwijs’, ‘gezondheidszorg’, ‘sportclub’…)
→ Concreet voorbeeld: binnen een gezin wordt tegemoetgekomen aan bepaalde sociale en
emotionele behoeften (plicht om voor ontplooiing te zorgen), economische behoeften
(onderhoudsplicht, erfrecht,...)…
▪ Sociale praktijken = alledaagse handelingen en de manier waarop die gebruikelijk
worden verricht in (groot deel van een) bepaalde maatschappij: gedragspatronen
(bv. schaken, met andere in de wachtkamer bij de dokter wachten, ruzies oplossen, op
kraambezoek gaan …)
Niet elke samenleving is sociaal even complex: Hoe groter, hoe meer organisatorische structuur
uitgewerkt. Elke gemeenschap neemt basisbehoeften van maatschappij voor haar rekening
− Vb. Watervoorziening, voedselbedeling, bescherming gezond- en veiligheid, behoud van
interne orde en verdediging tegen buitenstaanders …
− Hoe? Via Sociale instituten -> 2 vormen van specialisatie:
o Horizontale = macht en bevoegdheden verdeeld worden onder functionele
eenheden die elk op hetzelfde niveau staan (planning, inrichting en uitvoering
verdeeld over hetzelfde niveau)
o Verticale = planning, inrichting en uitvoering verdeeld over hiërarchisch
verschillende niveaus -> Belgische staat, bedrijf, gezin …
Betekenis en functie van ‘recht’ is niet altijd en overal hetzelfde
− hangt af van organisionele structuur van gemeenschap
− ‘Recht’ is iets anders en vervult in weinig complexe gemeenschappen andere functies dan in
complexere
Hierna vier soorten gemeenschappen
− Samenlevingen van jager-voedselverzamelaars
− Chiefdoms
− Rijken
− Moderne staten
→ Chronologisch overzicht, maar niet teleologisch
1.1 Jager-voedselverzamelaars
(manier waarop men samenwerkt in woonwagengemeenschappen is erg gelijkend aan SJVV)
Wanneer?:
Vanaf ontstaan mensheid tot intrede landbouwsamenleving (+- 12.000 v.Chr.)
Kenmerken (zorg dat je de link kunt leggen):
− Clans van +- 25 mensen (gebaseerd op familiebanden)
− Clans maken deel uit van groter netwerk (leven niet in isolatie van de rest) -> komen op
bepaalde tijdstippen samen
− Grotendeels egalitair (geen hiërarchie: hoop mensen die allemaal iets in de pap te brokken
hebben) problemen -> leiderschap kan zich manifesteren
, − Basis voor leiderschap: persoonlijke kwaliteiten
− Goederendeling en wederkerigheid: erg gebruikelijk (heel sterk op elkaar aangewezen, goederen
worden verdeeld en steunen elkaar)
Regels en gebruiken over persoonlijk letsel, huwelijksbeperkingen…
→ Bv. regels over diefstal, overspel, incest en fysiek geweld (doodslag, moord…)
Regels en gebruiken over bezit en gebruik van goederen -> 5 categorieën:
1. Geschoten wild, geoogst voedsel en dergelijke
2. Mensen (hun arbeid en hun seksuele en reproductieve capaciteiten)
3. Heilige kennis
4. Land en waterbronnen
o Aanspraken op/verplichtingen jegens variëren naargelang culturele opvattingen vd stam
en ecologische omstandigheden waarin die zich bevindt.
o Vaak collectieve aanspraken; individuele aanspraken? Ook mogelijk, maar dan op één
specifiek iets bv. Waterput
o Heilige plekken? Niet voor iedereen toegankelijk (vb. Ontzegt aan vrouwen, kinderen,..)
o Andere clans vragen toegang tot land? Afspraken (in principe wederkerig) -> schending
afspraken kan doodstraf tot gevolg hebbenµ
5. Roerende goederen (gereedschap, wapens, kookgerei, vergaard voedsel…)
o Individuele aanspraken op de goederen (weerspiegelt investering voor
verwerving/vervaardiging)
o Daardoor: basis om roerende goederen te kunnen schenken en uitwisselen (ook tussen
clans)
→ In samenlevingen van jager-voedselverzamelaars (SJVV): kosteloze hulpverlening; in
andere samenlevingen: contractenrecht
2 soorten clans, afhankelijk van korte- dan wel langetermijnoriëntatie:
= mate waarin ze uitgestelde genoegdoening aanvaarden voor behoeften
− Onmiddellijk wederkerige clans
o Goederen en voedsel worden onmiddellijk verbruikt
o In gereedschappen wordt weinig tijd gestoken
o Amper langdurige engagementen: afspraken/ruilen moeten onmiddellijk opbrengen
− Uitgestelde wederkerige clans
o Voedselverwerking en –bewaring: Goederen en voedsel worden onder bewaring
gebracht en plekken worden onderhouden
o Arbeidsintensieve artefacten: Gereedschappen worden arbeidsintensief ontwikkeld
(leveren pas op lange tijd op)
o Onderhoud: ze onderhouden plekken waar voedsel in het wild voorkomt
o Uithuwelijken: mannen beschikken over de bevoegdheid om hun vrouwelijke
nakomelingen uit te huwen
= investering in de toekomst door meerdere partijen (bij alles wat de man doet, staat
er niet meteen iets tegenover)
▪ Door toekomstige man