Samenvatting van het boek Europees recht een inleiding van Constantijn Bakker (derde druk). Alle artikelen staan in de samenvatting erbij en zijn makkelijk te herkennen in de tekst aangezien ik ze een andere kleur heb geven. Ditzelfde geldt voor de belangrijke woorden. In de samenvatting staat alle...
,Hoofdstuk 1 Europese samenwerking
Reeds tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog werden plannen ontwikkeld om tot
samenwerkingsverbanden tussen de Europese landen te komen. Samenwerking werd
terecht gezien als de enige methode om een nieuwe oorlog op het Europese continent te
voorkomen.
1.1 Vormen van samenwerking
Landen die met elkaar willen samenwerken moeten een verdrag met elkaar sluiten. Een
verdrag is een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen landen. Zo’n overeenkomst
wordt in eerste instantie gesloten tussen de regeringen van landen. Het verdrag kan echter
pas in werking treden tussen de betrokken landen als het in deze landen formeel
goedgekeurd (geratificeerd) is. Ratificatie wordt in de meeste landen gedaan door het
staatshoofd en kan pas gebeuren nadat parlementaire goedkeuring voor het verdrag is
gekregen. Samenwerking kan op verschillende manieren plaatsvinden. Belangrijke
voordelen:
- Intergouvernementele samenwerking: hierbij wordt een organisatie opgericht die alleen
activiteiten kan ontwikkelen wanneer alle aangesloten landen akkoord gaan. Organisatie
die niets kan doen zonder toestemming van alle lidstaten.
- Supranationale samenwerking: een organisatie wordt opgericht die bevoegdheden van
de samenwerkende staten overneemt. Organisatie die op een aantal gebieden kan
handelen zonder toestemming van alle lidstaten.
- Federale samenwerking: wordt een overkoepelende staat opgericht die op veel
belangrijke gebieden de bevoegdheden van de samenwerkende staten overneemt. De
overkoepelende staat neemt op veel gebieden de handelingsbevoegdheid van de
lidstaten over.
De eerste initiatieven in Europa waren vooral gericht op economische samenwerking. Ter
zake van de intensiteit daarvan bestaan de volgende mogelijkheden:
- Vrijehandelszone: kenmerk is dat de lidstaten onderling alle douanerechten hebben
afgeschaft.
- Douane-unie: de lidstaten hanteren een gemeenschappelijk buitentarief ten aanzien van
producten afkomstig uit niet-lidstaten.
- Gemeenschappelijke markt (interne markt): doel om op economisch gebied de
bestaande binnenmarkten van de lidstaten te vervangen door een Europese
binnenmarkt. Dit betekent dat alle hinderpalen voor het vrij verkeer van goederen,
personen, diensten en kapitaal moeten worden afgeschaft.
- Economische en monetaire unie: de gemeenschappelijke markt wordt uitgebreid met een
gezamenlijke munt en een gezamenlijk begrotingsbeleid.
1.2 Eerste initiatieven tot Europese samenwerking
Reeds in 1944 werd in Londen een verdrag getekend tussen België, Luxemburg en
Nederland om na de oorlog een douane-unie tussen deze landen tot stand te brengen. In
1947 leidde dit verdrag tot oprichting van de Benelux. Winston Churchill was de eerste
politicus die kort na de oorlog de noodzaak tot een bredere samenwerking binnen Europa
benadrukte. In een toespraak van 1946 pleitte hij voor ‘a kind of United States of Europe’. In
1948 werd de OEEC (Organisation for European Economic Co-operatio) opgericht. Deze
organisatie kwam tot stand op aandrang van de Amerikanen als voorwaarde voor de
Marshallhulp. De OEEC werd in 1961 vervangen door de OECD (Organisation for Economic
Co-operation and Development). Van deze nieuwe, op wereldwijde economische
samenwerking gerichte organisatie, werden in 1961 niet alleen de oorspronkelijke OEEC-
landen lid, maar ook de Verenigde Staten en Canada. De eerste stap tot verdergaande
samenwerking van Europese landen werd gezet bij de oprichting van de Raad van Europa in
1949. De meest succesvolle activiteit van de Raad van Europa is de bescherming van
Auteur: RamonavW 2
,mensenrechten. Om deze doelstelling te verwezenlijken sloten de lidstaten het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
1.3 De EGKS
De Franse minister van Buitenlandse Zaken, Robert Schuman, lanceerde in 1950 een
voorstel om zeer intensief te gaan samenwerken binnen een nieuwe organisatie: de EGKS.
Hij deed dat voorstel op basis van een reeds door Jean Monnet uitgewerkt plan. Achtergrond
en doel van dit plan was om toekomstige gewapende conflicten tussen Duitsland en
Frankrijk onmogelijk te maken. In 1950 was de kolen- en staalsector een zeer belangrijk deel
van de economie. Bovendien was de gehele oorlogsindustrie afhankelijk van deze sector. In
1951 werd het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal
door ze landen getekend: Frankrijk, Duitsland, Nederland, België, Luxemburg en Italië. In
1952 kon dit verdrag in werking treden.
1.4 De EEG
EEG verdrag werd in 1957 ondertekend door de zes EGKS-lidstaten en in 1958, na
goedkeuring door zes parlement, trad dit verdrag in werking. De belangrijkste opdracht van
de EEG was het instellen van een gemeenschappelijke markt die het gehele economische
leven omvat, inclusief de kolen- en staalsector. Dee binnenmarkt voor goederen, personen,
diensten en kapitaal moest in een periode van twaalf jaar tot stand komen. Een groot
verschil tussen de EEG en de EGKS was de afwezigheid van de ‘Hoge Autoriteit’, dat wil
zeggen een soort ‘Europese regering’, die volledig onafhankelijke is van de lidstaten.
Tegelijkertijd met het EEG-verdrag trad het Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschap voor Atoomenergie (EGA) (Euratom) in werking. Omdat de Europese
Gemeenschappen supranationale organisaties zijn die bevoegdheden van de lidstaten
hebben overgenomen, moeten deze organisteis beschikken over instellingen die zijn belast
met wetgeving, bestuur en rechtspraak. De belangrijkste instellingen van de drie Europese
Gemeenschappen (EGKS, EEG, EGA):
- de Commissie;
- de Raad;
- het Europees Parlement;
- het Hof van Justitie
Jaar Organisatie Doel Aard
1947 Benelux Douane-unie (later economische unie) Intergouvernementeel
1948 OEEC (vanaf 1961 Economische samenwerking Intergouvernementeel
OECD)
1949 Raad van Europa Samenwerking op diverse terreinen, vooral Intergouvernementeel
op het gebied van mensenrechten (EVRM)
1951 EGKS Europese binnenmarkt voor kolen en staal Supranationaal
1957 EEG Europese binnenmarkt voor gehele Supranationaal
economie
Tabel: overzicht Europese samenwerking 1947-1957
1.5 Van EEG naar EG
Via de Europese Akte (1986) en het Verdrag van Maastricht (1992) werden nieuwe
afspraken gemaakt over de Europese samenwerking. Het Verdrag van Maastricht schreef
bovendien voor om de EEG om te bouwen tot EG. Al snel na inwerkingtreding van de
Europese Akte werd een datum geprikt om nieuwe vormen van samenwerking af te spreken.
Dit zou in 1992 leiden tot het Verdrag betreffende de Europese Unie (‘verdrag van
Maastricht’). Dit verdrag, dat op 1 november 1993 in werking trad, bevat drie belangrijke
componenten:
Auteur: RamonavW 3
,- Herziening EEG-verdrag.
- Intergouvernementele samenwerkingsvormen.
- Oprichting van de Europese Unie.
1.5.1 Herziening EEG-verdrag
Belangrijk onderdeel van het Verdrag van Maastricht was een algehele herziening van het
EEG-verdrag. Omdat de EEG, als gevolg van deze herziening, een grotere hoeveelheid
nieuwe, niet-economische, taken kreeg, werd deze organisatie omgedoopt tot Europese
Gemeenschap (EG). Afgezien van deze naamverandering, springen vooral de volgende
vernieuwingen in het oog:
- De taak om een economische en monetaire unie (EMU) in het oog.
- Nieuwe bevoegdheden voor niet-economische aangelegenheden.
- De instelling van een burgerschap van de Unie.
1.5.2 Intergouvernementele samenwerkingsvormen
Naast de supranationale activiteiten van de EG, stelde het Verdrag van Maastricht de
volgende vormen van samenwerking tussen de lidstaten in het vooruitzicht:
- Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
- Samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken (SJBZ).
1.5.3 Oprichting van de Europese Unie
Het verdrag van Maastricht creëerde een nieuwe organisatie de Europese Unie (EU). Deze
nieuwe organisatie was niet bedoeld om de supranationale activiteiten van de EG over te
nemen. Integendeel, de EG ging weliswaar functioneren binnen de U, maar bleef bestaan
als zelfstandige organisatie. Daarnaast na de EU de twee intergouvernementele activiteiten
op het gebied van GBVB en SJBZ onder haar hoede.
Auteur: RamonavW 4
,1.6 Van EG naar EU
Na het Verdrag van Maastricht werden nieuwe verdragswijzigingen doorgevoerd via het
Verdrag van Amsterdam, het Verdrag van Nice en het Verdrag van Lissabon. Na deze
nederlaag werd in 2007 in Lissabon een nieuwe tekst opgesteld die in veel opzichten was
geïnspireerd op de ‘Grondwet van Europa’. In dit nieuwe verdrag werd een zeer grondige
herziening van de bestaande verdragen
afgesproken. Daarbij werd de EU in een
supranationale organisatie veranderd die de
activiteiten van de EG voortgezet. Deze
supranationale EU heeft echter ook een
intergouvernementele taak: het gemeenschappelijk
buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB). Het
Verdrag van Lissabon is op 1 december 2009 in
werking getreden. Consolidatie van de door dit
Verdrag aangebrachte wijzigingen in de bestaande
verdragen, heeft de volgende twee verdragsteksten
opgeleverd:
- Het Verdrag betreffende de Europese Unie
(VEU).
- Het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie (VWEU).
Jaar Naam van het Belangrijkste wijziging in bestaande verdragen
verdrag
1986 Europese Akte Nieuwe datum voor verwezenlijking interne markt.
1992 Verdrag van Oprichting intergouvernementele EU; Omvorming EEG tot
Maastricht EG; nieuwe taken en bevoegdheden EG, zoals
totstandbrenging van EMU.
1997 Verdrag van Taak van EG om RVVR tot stand te brengen.
Amsterdam
2001 Verdrag van Nice Geringe verbeteringen ter zake besluitvorming EG.
2007 Verdrag van EU wordt supranationaal en zet de bestaande activiteiten van
Lissabon de EG voort.
1.7 Supranationale EU
De landen die in 1957 de EEG hebben opgericht, hebben aan deze supranationale
Gemeenschap een deel van hun soevereiniteit (= exclusieve beslissingsmacht)
overgedragen. Gevolg hiervan is dat, nadat de EEG in het leven was geroepen, deze kon
gaan functioneren als een soort overkoepelende organisatie, met eigen wetgeving, bestuur
en rechtspraak. Met de komst van het Verdrag van Lissabon heeft de EU alle supranationale
taken van de EG overgenomen. Dit blijkt uit de derde alinea van art. 1 VEU: de Unie treedt in
de plaats van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is. Daarmee is
gegarandeerd dat de supranationale methode, dat wil zeggen de werkwijze van de Europese
Gemeenschap, blijft voortbestaan. Deze werkwijze wordt in de praktijk aangeduid als de
communautaire methode: ‘Communauté Européene’.
1.8 Toetreding tot EU
In 1993, heeft de Europese Raad in Kopenhagen de criteria voor toetreding verduidelijkt. Op
grond van deze criteria moet een land dat om toetreding verzoekt:
- stabiele instellingen hebben die de democratie, de rechtsstaat, de eerbieding van de
mensenrechten en respect voor minderheden waarborgen;
- een goed draaiende markteconomie hebben en opgewassen zijn tegen concurrentie
binnen de EU;
Auteur: RamonavW 5
,- de verplichting van het lidmaatschap op zich nemen, de doelstellingen van de EU
ondersteunen en de gehele EU regelgeving overnemen en toepassen.
Toetreding vindt steeds plaats door middel van toetredingsverdrag. Dit is een verdrag
tussen de bestaande lidstaten en het land dat wil toetreden. In een toetredingsverdrag wordt
een datum bepaald waarop de nieuwe lidstaat zal toetreden en wordt in allerlei
overgangsregelingen voorzien. In het toetredingsverdrag die vanaf 2004 gesloten zijn,
kregen de bestaande lidstaten voor het eerst de bevoegdheid om gedurende een aantal
jaren de bestaande Europese regels niet (volledig) toe te passen op hun betrekkingen met
nieuwe lidstaten. Veel landen waaronder België en Nederland, hebben van dit recht gebruik
gemaakt.
1.9 Manifest voor de toekomst van de EU
Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft de, toen reeds aanwezige
financiële crisis, steeds grimmiger vormen aangenomen. De EU is niet goed uitgerust om
deze crisis structureel en overtuigend te bewezen. Onder deze omstandigheden is het
belangrijk dat twee leden van het Europees Parlement, Daniel Cohn-Bendit (Groenen) en
Guy Verhofstadt (Liberalen), in 2012 de handen ineen hebben geslagen om een plan voor
de toekomst van Europa te presenteren. Zij hebben dit gedaan in een manifest getiteld ‘Voor
Europa’. Volgens het manifest is de tijd aangebroken dat de Europese Unie niet langer kan
en mag worden gedomineerd door de lidstaten. Het is daarom van belang dat het in 2014
nieuw gekozen Europees parlement ervoor zorgt dat de Commissie kan uitgroeien tot de
nieuwe regering van Europa. Volgens het manifest zou dit slechts een eerste stap zijn naar
een EU waar de Europese burgers de dienst uitmaken. De volgende stap moet zijn het
bijeenroepen van een grondwetgevende vergadering die de vorming van een Europese
federale Unie moet voorbereiden.
1.10 Raad van Europa
Art. 1, onder a, Statuut RvE vermeldt het doel van de Raad van Europa: ‘een grotere
eenheid tussen de lidstaten bewerkstellingen met de bedoeling:
- het veiligstellen en verwezenlijken van de idealen en principes die tot hun gezamenlijk
erfgoed behoren; en
- het faciliteren van hun economische en sociale ontwikkelingen.’
Art. 3 Statuut RvE voegt daaraan toe dat iedere RvE-lidstaat de volgende uitgangspunten
moet erkennen;
- het beginsel van ‘rule of law’ (het beginsel dat de lidstaten zich aan de wet moeten
houden);
- het beginsel dat alle mensen het genot moeten hebben van de mensenrechten en de
fundamentele vrijheden.
Er zijn 47 Europese landen lid van de Raad van Europa. Dit zijn vrijwel alle Europese landen,
ook Turkije en Rusland. Een zeer belangrijke en succesvolle activiteit van de RvE is het in
1950 gesloten Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) tussen de RvE-
lidstaten. De Raad van Europa beschikt over eigen instelling:
- Comité van ministers.
- Parlementaire Vergadering.
- Congres van Locale en Regionale Overheden.
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).
Het Comité van Ministers bestaat uit de ministers van buitenlandse zaken van de RvE-
lidstaten. Dit comité is de enige instelling van de RvE die beslissing kan nemen. Een
belangrijke taak van het Comité is bovendien om erop toe te zien dat uitspraken van het
EHRM worden nageleefd. De Parlementaire Vergadering bestaat uit vertegenwoordigers van
de nationale parlementen. Deze instelling kan aanbevelingen doen aan het Comité van
Auteur: RamonavW 6
,Ministers. De derde instelling, het ‘Congres van Locale en Regionale Overheden’, vertolkt
het standpunt van regio’s en gemeenten. Naast de intergouvernementele Raad van Europa
staat de supranationale EU met 27 Europese lidstaten. Hier zijn alle officiële talen van de
lidstaten tevens officiële talen van de EU.
Organisatie Instellingen
Raad van Europa - Comité van Ministers
(intergouvernementele - Parlementaire Vergadering
organisatie) - Congres van Locale en Regionale Overheden
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)
Europese Unie - Raad (Raad van Ministers)
(supranationale - Europese Raad
organisatie) - Europees Parlement
- Commissie
- Hof van Justitie van de EU (HvJEU)
- Europese Centrale Bank
- Rekenkamer
Hoofdstuk 2 EVRM: bescherming van mensenrechten in 47
Europese landen
2.1 Europees Verdrag tot bescherming van Rechten van de Mens (EVRM)
In 1950 werd binnen de Raad van Europa (RvE) een zeer belangrijk verdrag tot stand
gebracht: het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Dit Verdrag was een reactie op de universele
verklaring van de Verenigde naties. De lidstaten van de Raad van Europa wilden met het
EVRM de bescherming van mensenrechten afdwingbaar maken via een Europese rechter:
het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) te Staatsburg. Hoewel er in al deze
landen op papier wel enige waarborgen waren tegen schending van mensenrechten, werden
deze rechten in de praktijk gemakkelijk terzijde geschoven. Om dit in te toekomst te
voorkomen bij de lidstaten van de Raad van Europa, wil deze organisatie garanderen dat het
respect voor mensenrechten via het EVRM kan worden afgedwongen.
2.2 Europees Hof voor de Rechten van de mens (EHRM)
Art. 19 EVRM verplichtte tot oprichting van een EHRM. Dit hof bestaat uit één rechter uit
iedere RvS-lidstaat (art. 20 EVRM). De rechters van het EHRM moeten een hoog moreel
aanzien genieten en geschikt zijn voor een hoge functie bij de rechterlijke macht (art. 21 lid 1
EVRM). Iedere rechter wordt voor een periode van negen jaar gekozen door de
Parlementariër Vergadering uit een voordracht van drie persoenen afkomstig uit de
desbetreffende lidstaat (art. 22 EVRM). Na deze periode zijn de rechters herkiesbaar, zolang
zij niet ouder zijn dan zeventig jaar (art. 23 EVRM). Hoewel zij door de RvE-lidstaten worden
voorgedragen, zijn zij geen verantwoording verschuldigd aan het land van herkomst (art. 21
lid 2 EVRM). Het EHRM werkt met Kamers van zeven rechters en een Grote Kamer van
zeventien rechters. Daarnaast worden taken verricht door Comités van drie rechter en een
College van vijf rechters. Sinds kort kent het EHRM ook enkelvoudige Kamers (art. 26
EVRM). Het EHRM is bevoegd om een klacht te behandelen wegens schending van
mensenrechten in een RvE-lidstaat als deze is ingediend door:
- Een andere RvE-lidstaat (statenklachten), art. 33 EVRM;
- Burgers/privaatrechtelijke organisaties van een RvE-lidstaat (individuele klachten),
art. 34 EVRM.
De beoordeling of aan de gestelde voorwaarden voldaan is, wordt gedaan door de Kamer
van het EHRM. Het oordeel van deze Kamer over de ontvankelijkheid wordt genomen door
Auteur: RamonavW 7
, middel van een gemotiveerde beslissing (‘decision’). Nadat de klacht ontvankelijk is
verklaard, bekijkt de Kamer of er terecht geklaagd wordt over de schending van een
mensenrecht. Dit leidt tot een gemotiveerde uitspraak (‘judment’) waarin de Kamer beslist of
één of meer mensenrechten geschonden zijn (art. 45 EVRM). Nadat een uitspraak van het
EHRM (Kamer of Grote Kamer) definitief is geworden, wordt dit aan het Comité van Ministers
toegezonden. Dit Comité moet erop toezien dat de uitspraak wordt nageleefd (art. 46
EVRM).
2.3 Ontvankelijkheid van individuele klachten
De belangrijkste voorwaarden voor ontvankelijkheid van individuele klachten, die het EHRM
moet natrekken voordat een klacht inhouding in behandeling kan nemen, staan vermeld in
art. 35 EVRM. Deze voorwaarden kunnen als volgt worden gekarakteriseerd:
- De verzoeker moet slachtoffer zijn;
- De nationale rechtsmiddelen moeten zijn uitgeput binnen zes weken;
- Het verzoekschrift mag niet anoniem zijn;
- Duidelijk ongegrond verzoekschrift is ontoelaatbaar;
- Misbruik van klachtrecht is ontoelaatbaar.
2.4 Categorieën mensenrechten
De in het EVRM en de bijbehorende Protocollen vermelde mensenrechten laten zich in twee
categorieën onderverdelen:
- Mensenrechten die zo fundamenteel zijn dat de RvE-lidstaten geen ruimte hebben om
deze mensenrechten af te wegen tegen andere belangen (ongekwalificeerde
mensenrechten);
- Garanties van bepaalde vrijheden voor de burger terwijl er tevens belangen bestaan
die uitzonderingen op deze garanties kunnen rechtvaardigen (gekwalificeerde
mensenrechten).
2.5 Beoordelingsvrijheid (‘margin of appreciation’)
Bij gekwalificeerde mensenrechten hebben de RvE-lidstaten enige beoordelingsvrijheid om
mensenrechten tegen andere belangen af te wegen. Deze belangen kunnen de lidstaten
inroepen om beperkingen op de vrijheid van meningsuiting, t rechtvaardigen. Bij de afweging
tussen een mensenrecht en de genoemde belangen, hebben de RvE-lidstaten een zekere
beoordelingsvrijheid (‘margin of appreciation’), art. 10 EVRM.
2.6 Recht op leven
Art. 2 EVRM garandeert het recht op leven, maar maakt een uitzondering voor de doodstraf.
Deze uitzondering is voor de meeste lidstaten niet meer van toepassing, omdat in twee
Protocollen de doodstraf wordt verboden (art. 1 P6 en art. 1 P13). Het recht op leven omvat
drie belangrijke verplichtingen voor overheidsinstanties. Deze verplichtingen zijn:
- De verplichting om niet te doden;
- De verplichting om verdachte overlijdensgevallen deugdelijk te onderzoeken;
- De verplichting om dodelijke slachtoffers te voorkomen.
2.7 Verbod van folteringen
Art. 3 EVRM verbiedt niet alleen folteringen, maar ook alle behandelingen en bestraffingen
die onmenselijk of vernederend zijn. Kort gezegd geldt dus een verbod van folteringen en
onmenselijke behandelingen. Het EHRM leest in art. 3 EVRM bovendien een verplichting
voor de lidstaten om te voorkomen dat mensen elkaar folteren of onmenselijk behandelen.
2.7.1 Folteringen
Van ‘folteringen’ is sprake bij bewust gepleegde onmenselijke behandelingen die een zee
ernstig en wreed lijden teweegbrengen.
Auteur: RamonavW 8
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper RamonavW. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.