DEFINITIES GBO
Vermogensrechten = Opgedeeld in (1) persoonlijke rechten (PR), (2) zakelijke rechten (ZR) en
(3) intellectuele rechten.
ZAKELIJKE RECHTEN PERSOONLIJKE RECHTEN
= Het recht dat rust op een zaak of een ander goed. = Een vermogensrecht dat slechts in relatie tot 1 of
= Bestaat uit genots- en zekerheidsrechten op een meer bepaalde rechtssubjecten kan worden
onroerende zaak, die tegenover anderen kunnen uitgeoefend.
worden gehandhaafd.
Rechtstreekse heerschappij over een goed. Aanspraak op een bepaalde gedrag
Verjaren na verloop van 30 jaar (art 2262 BW) Verjaren in beginsel na 10 jaar (art 2262bis BW)
Absoluut recht tav derde rechtssubjecten: Relatief recht: internaliteiten vd verbintenis
universele passieve verbintenis waaraan elke derde kunnen slechts gevolgen hebben inter partes
zich moet houden (tegenwerpelijkheid), het is voor (tussen partijen).
iedereen.
Kwalitatieve verbintenis: verplichtingen omtrent Persoonlijke verbintenis: verplichtingen gaan niet
het ZR zijn aangegaan onder de hoedanigheid vd over op de rechtsopvolger ten bijzondere titel.
eigenaar vh goed waarop het ZR betrekking heeft.
Hebben grotere tegenwerpelijkheid Geen grote tegenwerpelijkheid
Brengen een rechtsverhouding tot stand tussen Creëren een rechtsverhouding tussen 2
een rechtssubject en een rechtsobject. (RO & RS) rechtssubjecten. (RS & RS)
Hebben betrekking op goederen. Hebben betrekking op diensten verleend dr een SA.
Verlenen een rechtstreekse heerschappij over een Geven iemand aanspraak op een bepaalde
goed. gedraging vanwege een andere persoon.
Rechtsvorderingen behoren tot de exclusieve Rechtsvorderingen moeten w gebracht voor de
bevoegdheid vd rechter vd plaats waar het goed rechter vd woonplaats vd verweerder (art 624, 1°
gelegen is (art 629 Ger.W). Ger.W)
Zakelijke rechtsvorderingen: Alle vorderingen die Persoonlijke rechtsvorderingen: Alle vorderingen
tot voorwerp hebben de uitoefening, de waardoor de titularis aanspraak maakt op een
verkenning of de verdediging in recht vh prestatie van een ander persoon om iets te doen,
eigendomsrecht of een beperkt ZR. te laten of te geven.
Moeten en kunnen w bekendgemaakt. Moeten niet w bekendgemaakt.
Vb: eigendom, VG, ERFDBH, opstal, erfpacht… Vb. auteursrechten, octrooirechten…
1
,Kwalitatieve verbintenis = De verbintenis van de eigenaar vh goed om de beperkingen op
zijn, recht te eerbiedigen is aangegaan als eigenaar vh goed waarop het zakleijk recht
betrekking heeft.
Beperkt zakelijk recht = Bundeling van bevoegdheden die door de eigenaar moeten worden
geëerbiedigd owv zijn hoedanigheid van eigenaar.
Numerus clausus-beginsel = Vermogensrechten kunnen slechts ZR’en zijn voor zover dit door
de wet wordt erkend, en het goederenrecht laat niet toe dat partijen nieuwe, ‘onbenoemde’
ZR tot stand brengen.
Zakelijke gebruiksrechten = ZR die de titularis ervan een gebruiks- en genotsrecht verlenen
mbt een welbepaald goed.
- Erfdienstbaarheden
- Het recht van vruchtgebruik
- Het recht van erfpacht
- Het recht van opstal
Zakelijke zekerheidsrechten = ZR die hoofdzakelijk tot doel hebben de nakoming van een
schuldvordering te voldoen. Ze verlenen de titularis enkel het recht om als eerste uitbetaald
te worden uit de opbrengst vh goed waarop ze betrekking hebben.
- Retentierect
- Pand
- Hypotheek
Gemengd contract = We kunnen elementen van meerdere benoemde contracten
onderscheiden die toch op zichzelf een juridische eenheid uitmaken. Het is een onbenoemd
contract, een kind van meerdere benoemde contracten. Vb. reiscontract, er is hier
aanneming van werk (vervoer, rondleidingen), lastgeving (reservaties) en bewaargeving
(bagage).
Recht van voorrang = Dit laat toe dat een SE niet aangetast wordt door de samenloop die
ontstaat igv insolvabiliteit van degene die het goed onder zich heeft (art 3.5 NBW).
Accessoire ZR = ZR die een schuldvordering beschermen in de samenloop (pand, hypotheek).
Het is dus een ZR die samenhangt aan een ander ZR, deze gaat mee over wnr het ene ZR
wordt overdedragen (art 3.9 NBW).
Volgrecht = Derde-verkrijger van een goed is van rechtswege gebonden door de ZR die op
het goed rusten (art 3.4 lid 2 NBW).
Eenheidsbeginsel = ZR kan enkel worden gevestigd op een autonoom
vermogensbestanddeel, nl. een goed, maar niet op een inherent bestanddeel van een
vermogensbestanddeel (art 3.8 NBW).
2
,Zakelijke subrogatie = Het ZR gaat bij het verlies of de waardevermindering (vh
oorspronkelijke object) over op een vermogensbestanddeel dat idpv het oorspronkelijke
object is getreden (art 3.10 NBW).
Zakelijke rechtsvorderingen = Alle vorderingen die hetzij de uitoefening of erkenning, hetzij
de verdediging in rechte vh eigendomsrecht of een beperkt ZR tot voorwerp hebben.
Persoonlijke vorderingen = Vorderingen waardoor de titularis ervan aanspraak maakt op een
prestatie van een andere persoon om iets te geven, te doen of te laten.
Vermogen = Het geheel van in geld waardeerbare rechten en plichten dat aan een bepaalde
persoon toebehoort (art 3.35 NBW).
Kwaliteitsrekening = Rekening waarbij bij de tenaamstelling wordt aangegeven dat de
titularis de rekening houdt in een bepaalde hoedanigheid of kwaliteit. Vb. Rekening dat
wordt aangemaakt waardat advocaat het geld bijhoudt en later wordt doorgestort.
Beslag op derdenrekening advocaat of Carpa-arrest = In een arrest van 27 januari 2011
oordeelt het Hof van Cassatie dat een schuldeiser van een advocaat derdenbeslag kan
leggen op de door de advocaat bij de bank aangehouden derdenrekening (Carpa-rekening).
Volgens het Hof maken deze gelden, ongeacht hun bestemming deel uit van het vermogen
van de advocaat, zodat een beslag hierop mogelijk is.
Onroerende goederen uit hun aard = De grond en de samenstellende volumes in 3 dimensies
bepaald (art 3.47 NBW), volumes boven en onder de grond zijn ook onroerend uit hun aard.
Vb. mijnen, steengroeven…
Onroerende goederen door incoporatie = Goederen die geïncorporeerd zijn en een inherent
bestanddeel vormen van onroerende goederen uit hun aard. Ook alle bouwwerken en
beplantingen, die doordat ze geïncorporeerd zijn in onroerende goederen uit hun aard,
hiervan een inherent bestanddeel uitmaken, onroerend (art 3.47 NBW). Vb. bouwwerken,
woningen, dammen, bruggen…
Onroerende goederen door bestemming = Onroerende goederen die obv fysieke criterium
verplaatsbaar zijn, maar als accessorium van een onroerend goed ook als onroerend worden
beschouwd (art 3.47 laatste lid NBW). Vb. koeien op een wei, landbouwgereedschap in een
boerderij, machines in een productiehal…
Onderdeel van een gebouw = Alle goederen die één geheel vormen met het gebouw of
bouwwerk en noodzakelijk zijn om het gebouw te voltooien voor zijn normaal gebruik. Vb.
waterleidingen, deuren, trappel, rolluiken…
Uitrustingsmaterieel van een gebouw = Alle toestellen die in een gebouw worden
aangebracht om het volledig uit te rusten. Vb. verwarmingstoestellen, koelkasten, liften,
radiatoren…
Schuldvordering = Het vermogensrecht op grond waarvan een persoon (SE) aanspraak kan
maken op een prestatie (geven, doen, nalaten) van een andere persoon (SA).
3
, Onroerende rechtsvorderingen = Alle rechtsvorderingen die betrekking hebben op een
onroerend vermogensrecht. (Het gaat om de onroerende zaklijke rechtsvorderingen).
Roerende goederen door anticipatie = Goederen die geïncorporeerd zijn in een onroerend
goed uit zijn aard of door incorporatie, maar die door de wil van de partijen toch reeds,
vervroegd, als roerend worden beschouwd (art 3.48 NBW). Vb. groenten die nog in de grond
steken
Onlichamelijke roerende goederen = Goederen die roerend zijn als ze een roerend goed tot
voorwerp hebben.
Intellectuele rechten = Vermogensrechten die het resultaat zijn van een intellectueel proces,
zoals merken, tekeningen, modellen, octrooien enz.
Lichamelijke goederen = Goederen die met zintuigen waarneembaar zijn en die dmv een
momentopnemane worden gemeten (art 3.38 NBW). Vb. huis, gas, tafel, elektriciteit…
Onlichamelijke goederen = Goederen die niet aan minstens één voorwaarde van
lichamelijkheid beantwoorden. Vb. subj rechten, ZR, PR, intellectuele eigendomsrechten…
Domeingoederen die niet to het openbaar domein behoren = Goederen die geen openbare
bestemming hebben gekregen of niet bestemd zijn voor het gebruik van allen. Vb. duinen,
kantoren in federale overheidsdiensten…
Desaffectatie = Het wegnemen van een goed uit het openbaar domein.
Affectatie = Het affecteren van een goed tot het openbaar domein.
Concessie = Een administratief en dus precair gebruiksrecht dat op een contract steunt. De
concessiehouder heeft de verplichting om het goed te gebruiken volgens de bestemming
ervan die aan het goed werd verleend op het ogenblik van de concessie en het op het einde
terug te geven in de staat waarin hij het gevonden heeft. Vb. cafetaria in sporthal
Vergunning = Een eenzijdige rechtshandeling uitgaande van de overheid, die te allen tijde
om reden van algemeen belang kan worden ingetrokken. Het verleend geen recht op
schadevergoeding indien ze wordt ingetrokken. Vb. café-uitbater heeft vergunning om een
terras op het openbare plein te plaatsen
Vervangbare goederen = art 3.44 lid 1 NBW
Soortgoederen = art 3.44 lid 3 NBW
Verbruikbare goederen = art 3.44 lid 2 NBW vb. eten, brandstof, geld…
Genera non pereunt = Recht aanvaard dat een verbintenis tot het leveren van vervangbare
goederen niet onmogelijk wordt door het loutere feit dat de goederen verdwenen of
vernietigd zijn. Maw soortzaken vergaan niet.
4