Personen- en familierecht
HOOFDSTUK 2: Personen
Afdeling 1. Waarover gaat het?
Afdeling 2. De natuurlijke persoon
1)De mens
Het idee van een algemene en gelijke toekenning van de rechtspersoonlijkheid is ontstaan in de FR, maar vrij beperkt
(art. 4 EVRM)
Er werd niet gesproken over wanneer men wordt omschreven als een mens (als het hersenen en een hart heeft),
voor de invoering van de Code Cvil was er voor deze kwestie wel aandacht
Natuurlijk persoon = de mens, entiteit die uit een ander mens is geboren uit menselijke gameten
De meeste mensen zijn geboren uit natuurlijke voorplanting of uit medisch begeleide voorplanting dat enkel
toegelaten is met menselijke gameten (geen mens en dier fokken)
>Iedereen die wordt geboren uit de menselijke persoon, is geboren uit menselijke gameten
Als er zich een probleem voordoet buiten de omschrijving, lossen we dat in de context op bv: Siamese tweeling
scheiden van elkaar
2)Vanaf de geboorte
Levende en levensvatbare geboorte
Situering: In principe krijgt men rechtspersoonlijkheid vanaf de geboorte, via een akte die wordt opgemaakt met het
uur en dag van de geboorte, daaruit kunnen we afleiden vanaf wanneer de rechtspersoonlijkheid begint (art. 3.13,
4.4, 4.137, 44, 331bis oud BW)
Begrip: De geboorte wordt niet exact door de wetgever gedefinieerd, in het algemeen wordt de geboorte
omschreven als het uit de baarmoeder komen die wordt vastgesteld door arts of vroedvrouw
Men moet levend geboren worden, anders ontstaat er geen rechtspersoonlijkheid: een keer in en uitademen (art. 58
oud BW)
Men moet ook levensvatbaar geboren worden: bij de geboorte de noodzakelijke menselijke eigenschappen bezitten
om minstens enige tijd zelfstandig in leven te blijven
De levensvatbare geboorte wordt weerlegbaar vermoed vanaf de foetale leeftijd (art. 58 en 326 oud BW)
Bij gebreke van levensvatbaarheid kan er geen akte van geboorte worden vastgesteld (art. 42 oud BW) terwijl de
regeling van doodgeboorte (art. 58 oud BW) evenmin van toepassing is
Akte van geboorte: Een persoon die bij de bevalling aanwezig was moet medisch attest dat is opgesteld door arts of
vroedvrouw naar de ambtenaar van de burgerlijke stand brengen (art. 42 oud BW), vervolgens doet een van de
ouders aangifte van de geboorte bij dezelfde ambtenaar (art. 43 oud BW)
De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de akte van de geboorte op met vermelding van plaats, datum, uur,
naam, geslacht: op die manier weten we exact op welk ogenblik de rechtspersoonlijkheid is ontstaan
Akte van overlijden: overlijdt het kind dat moet er een akte van geboorte en vervolgens een akte van overlijden
worden opgesteld, het kind heeft dan rechtspersoonlijkheid verworven
Doodgeboorte
Evolutie: lange tijd was er niets voorzien in verband met doodgeboorte, de gebeurtenis bleef juridisch neutraal: er
werd geen akte opgesteld en de ouders bleven met lege handen achter
Sinds 1999 heeft het recht een empathische rol aangenomen in verband met de rouwverwerking
Begrafenis: eenmaal de wettige levensvatbaarheidsgrens is bereikt, is de begrafenis of crematie verplicht
,Akte van een levenloos kind: opgesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand op het ogenblik van de
vaststelling van de bevalling
Datum, plaats, uur, gegevens van ouders en zwangerschapsduur worden vermeld in de akte
In tegenstelling tot een akte van overlijden, is dat er nooit een persoon is beginnen bestaan (art. 58 oud BW)
De toepasselijke regeling verschilt naargelang de zwangerschapsduur dat te vinden is in het medisch attest
>gelijk of hoger dan 180 dagen: aangifte van doodgeboorte is verplicht en moet de ambtenaar van de burgerlijke
stand de akte van een levenloos kind opstellen
>gelijk of hoger dan 140 dagen: ambtenaar van burgerlijke stand stelt akte van levenloos kind op, op verzoek van de
vader of moeder
>minder dan 140 dagen: er kan geen akte worden opgesteld omdat dit niet juridisch erkent wordt
De oorspronkelijke regeling bestaat al sinds 1806 en beoogde om misdrijven te voorkomen
Vandaag beoogt te akte om het rouwproces te vermakelijke
Nog geen geboorte
Infantes conceptus-regel: een verwekt kind wordt als reeds geboren beschouwd, telkens dat in zijn belang is = fictie
van het recht, het kind is nog niet geboren maar voor de toepassing van de rechtsregel is dat wel zo
Onder de opschortende voorwaarde dat het kind levend en levensvatbaar wordt geboren (art. 3.13, 4.4, 4.137 BW)
Wordt het kind niet levensvatbaar geboren, ontstaan er geen enkele rechtsgevolgen voor dat kind
Met deze regel wordt het foetale bestaan, na innesteling in de baarmoeder bedoelt van een menselijk embryo of
een menselijke eicel met het inherente vermogen om zich te ontwikkelen tot een mens
Vermoeden van verwekking tussen de 300 ste en de 180ste dag voor de geboorte (art. 326 oud BW)
Dit is een juridische fictie: het verwekte kind is geen natuurlijke persoon maar wordt enkel zo beschouwd
- Een verwekt kind kan reeds worden erkent als een kind van een ouder: de verwekker van op voorhand naar
de gemeente gaan om het kind te erkennen, dankzij de infans conceptus beschouwing
- Het verwekte kind kan zakelijke rechten hebben
- Het verwekte kind kan gunsten ontvangen: als het op het ogenblik van overlijden verwekt was, kan het erven
De wet zegt dat in een aantal wetsbepalingen men mag doen alsof het kind al geboren is
Indien een arts tijdens de zwangerschap een fout maakt, waardoor het kind schade lijdt en geboren wordt met een
beperking: het kind was geen rechtspersoon wanneer de arts de fout beging, daardoor kan het geen
schadevergoeding zou kunnen krijgen DUS daarom is het van belang van het kind en kan het wel schadevergoeding
krijgen
Wat is het statuut van een ongeboren menselijk leven? Kunnen we dit beschouwen als een rechtssubject met
rechten en plichten? NEE, want het is nog geen natuurlijke persoon
Maar nog niet geboren personen maakt deel uit van de ketting van het menselijk leven, ketting van mensheid: we
moeten iedereen die tot die ketting van mensheid behoort, moeten we beschermen op basis van menswaardigheid
MAAR hier is geen wettelijke bepaling voor
Focus 3. Het menselijke leven voor de geboorte
Situering: al voor de geboorte maakt het menselijke leven een hele ononderbroken evolutie door van gameet naar
zygoot naar embryo naar foetus
Met toepassing van de juridische indeling zou het ongeboren kind als voorwerp worden beschouwd, maar dit wekt
veel weerstand op
HvJ: de niet-bevruchte menselijke eicel die door parthenogenese is gestimuleerd heeft het inherente vermogen om
zich te ontwikkelen tot een mens
EHRM: embryo kan niet worden beschouwd als eigendom van de vrouw omdat dat begrip een financiële en
economische betekenis heeft
,Dadelijke bescherming van verwerkt menselijk leven: de infans conceptus-regel laat niet toe om voor de levend en
levensvatbare geboorte bescherming toe te kennen
De belangen van het kind kunnen niet worden vergeleken met die van de zwangere persoon
Art. 2 EVRM bevat ‘het recht op leven van eenieder’
Het EHRM weigerde zich uit te spreken over wat het begrip eenieder juist inhoudt en op de vraag naar de
kwalificatie van een ongeboren vrucht als zelfstandig persoon
Ook in art. 8 EHRM werd het begrip anderen niet gedefinieerd
De bescherming van het ongeboren leven die wordt gerechtvaardigd op de rechten van andere natuurlijke personen
(zwangere vrouw) = onbeantwoorde vraag
Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat het kind in de zin van art. 22bis Gw. niet het embryo en de foetus bevat
Het discriminatieverbod verplicht de wetgever geen onderscheid te maken tussen geboren en ongeboren kind
Lopen de belangen van de moeder en de ongeboren vrucht gelijk, dan kan worden volstaan met beoordeling van
bescherming van de moeder
Lopen de belangen niet gelijk, dan moet er een belangenafweging gemaakt worden
Het verwekte leven wordt beschermd op grond van een menswaardig bestaan en om te voorkomen dat de
ononderbroken ketting van het menselijk leven niet wordt verbroken
- Het Grondwettelijk Hof en het Hof van Cassatie delen deze mening
Nog niet verwekt leven: *
3)Tot aan het overlijden
Overlijden
Situering: Dit staat nergens in het wetboek: enkel de akte van de burgerlijke stand (art. 41 oud BW) begint met de
akte van geboorte en eindigt met akte van overlijden (art. 55 oud BW)
Begrip: het overlijden wordt vast gesteld door een arts die het overlijdensattest opstelt
Er wordt gekeken naar de zichtbare levenstekens zoals de natuurlijke hartslag en ademhaling, indien deze
ondersteund moeten worden zal het overlijden worden vastgesteld bij hersendood = eindigen van natuurlijke
hersenfunctie en hersenstam
Een overlijden persoon noemen we in het recht een lijk of stoffelijk overschot
Akte van overlijden: de ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de akte van overlijden op
De (voor)naam, geboortedatum, plaats van overlijden, datum en uur worden vermeld (art. 56 oud BW)
Afwezigheid
Situering: einde van rechtspersoonlijkheid veronderstelt het overlijden
Wanneer er onzekerheid is of een persoon overleden is of niet omdat hij voor lange tijd is verdwenen, bestaat de
regeling van afwezigheid (art. 112-125 oud BW)
De regeling probeert evenwicht te zoeken in de belangen van de verdwenen persoon en de achterblijvenden
1. Vermoeden van afwezigheid (eerste trap)
Voorwaarden:
- Minstens 3 maanden niet meer verschenen in zijn woning
- Minstens 3 maanden niets meer laten weten
- Daaruit onzekerheid vloeit of hij nog in leven is (art. 112 oud BW)
Gevolgen: het vermoeden van afwezigheid wordt vastgesteld en moet er in de behartiging van de belangen van de
afwezige worden voorzien
, Zijn goederen worden beheerd door de algemeen gevolmachtigde (art. 113 oud BW), heeft hij niemand aangesteld
dan wordt er een gerechtelijke bewindvoerder aangewezen
Voogdijrecht wordt op de kinderen toegepast (art. 125 oud BW)
- Als het kind zonder ouders overblijft wordt de voogdij georganiseerd
- De vermoedelijk afwezige man wordt niet automatisch de vader van de kinderen wie zijn echtgenote meer
dan 300 d na zijn verdwijning bevalt (art. 316 BW)
Het vermoeden van afwezigheid heeft geen rechtstreekse gevolgen voor de echtgenoot of ‘lief’
Er treedt wel bijzondere bescherming in werking ten behoeve van de achterblijvende echtgenoot (art. 214, 220)
Einde:
- het kan zijn dat de afwezige terugkeert of nieuws brengt en zo de onzekerheid wegvalt > de afwezige tekent
dan derdenverzet aan tegen de gerechtelijke vaststelling van het eerste
Verbetering van de akte van de stand: persoon wordt juridisch terug levend verklaard
De maatregelen i.v.m. de kinderen zullen dan vervallen (art. 125 oud BW)
- Het kan ook zijn dat er een identificeerbaar lijk wordt teruggevonden en daardoor het gerechtelijk bewind
eindigt
- Het kan ook zijn dat het vermoeden van afwezigheid eindigt met de verklaring van afwezigheid
= de beslissing heeft alle gevolgen van overlijden “burgerlijke dood”, belangen van de achterblijvers krijgen hier de
overhand
2. Verklaring van afwezigheid (tweede trap) art. 118 oud BW
Voorwaarden:
- 5 jaar verstreken sinds gerechtelijke vaststelling van vermoeden van afwezigheid OF
- 7 jaar verstreken sinds laatste nieuws
= juridische gevolgen van overlijden
- Het onderzoek moet worden bekend gemaakt in BS, 2 lokale dagbladen, 1 nationaal dagblad (art. 119, 120)
Gevolgen: heeft alle juridische gevolgen van overlijden vanaf de datum van opmaak van de akte van afwezigheid
(art. 121 oud BW)
De ambtenaar van de burgerlijke stand stelt de akte van afwezigheid op a.d.h.v. het beschikkend gedeelte van de
beslissing tot afwezigverklaring = fictie die de vorm aanneemt van de burgerlijke dood
Terugkeer van de betrokkene: de akte wordt verbetert via een vordering tot verbetering van een akte van de
burgerlijke stand (art. 35, 122 oud BW)
Het verbeterde vonnis wordt bekendgemaakt op dezelfde wijze als het verzoek en de verklaring van afwezigheid
Gerechtelijke verklaring van overlijden (art. 125-135 oud BW)
Situering: het staat vast dat de persoon is overlijden maar we vinden geen (identificeerbaar) lijk = een verdwenen
persoon
Toepassingsvoorwaarden: voor de regeling om de rechtspersoonlijkheid te beëindigen zonder onzekerheid
- Geen akte van overlijden
- In levensbedreigende omstandigheden verdwenen
- Geen identificeerbaar lijk gevonden
- Het overlijden wordt als zeker beschouwd (art. 126 oud BW)
De wetgever voorziet een bescherming van het stoffelijk overschot (art. 128 oud BW)
Bv: laster en eerroof ten aanzien van een overleden persoon is strafbaar, we moeten een stoffelijk overschot een
plaats geven en moeten dit eerbieden (art. 450 Sw.)