Samenvatting gedragsverandering
1 Wat is verandering?
Sommige mensen kunnen niet met verandering omgaan en hebben soms iets kleins nodig om zich
aan te kunnen passen.
Veranderen en helpen veranderen
Sommigen kost het moeite het tempo ervan bij te houden of hebben last van de onzekerheid.
Anderen houden van dynamiek en voelen zich er juist door uitgedaagd. Elke verandering stelt eisen
aan de betrokkenen. Ze moeten het ander gedrag aanleren. Hiervoor moeten ze het vertrouwde
verlaten en het nieuwe uitproberen.
Het woord ‘veranderen’ heeft 2 betekenissen:
1. Het onderwerp wordt zelf anders (onovergankelijk). Het onderwerp is datgene wat verandert.
Bv. Het weer verandert.
2. Doen veranderen. Het onderwerp doet iets waardoor er iets anders verandert.
(overgankelijk) Bv. Ik verander de inrichting van men kamer.
De wijze waarop je mensen kunt helpen, begeleiden of beïnvloeden bij hun verandering. Veel mensen
beïnvloeden de anderen. Je wordt overspoeld door communicatie die bedoeld is om je gedrag te
beïnvloeden. Bv. Reclameboodschappen, influencers, … we gaan in op de professionele beïnvloeding
van mensen met de bedoeling dat deze mensen het op de een of andere manier beter krijgen. Bv.
Begeleiding van verandering door coaches, verpleegkundigen, …
We geven mensen aanwijzingen van hoe het in elkaar zit en hoe ze ermee moeten omgaan.
Agogie is de verzamelnaam voor al dit werk. Dit is afgeleid van het Griekse agein. => voeren of leiden
De verschillende werksoorten zijn agogische werkvelden. De beroepen zijn agogische beroepen. De
leer van de algemene principes in deze werkvelden is de agogiek. Agogiek is het geheel van de
theorie over het doen veranderen van mensen. De agogiek biedt aanwijzingen voor de wijze waarop
je mensen kunt helpen, begeleiden of beïnvloeden bij veranderingsprocessen.
Kenmerken van agogie
Er zijn veel gemeenschappelijke punten met de verschillende werkvelden. In de eerste plaats gaat het
steeds om mensen in verandering. Bv. Een verpleegkundige helpt een patiënt zijn leefstijl zodanig te
wijzigen zodat die minder snel een hartinfarct zou doen.
Een agoog probeert altijd mensen te beïnvloeden opdat zij veranderen. Beïnvloeden en veranderen
zijn kernbegrippen in het agogisch werk. Toch is dit geen agogie. Daarvan is pas sprake als van
volgende kenmerken sprake is. Niet alle criteria moeten aanwezig zijn. Al die kenmerken gebeuren
bewust, de cliënt wordt niet gebrainwasht.
Het gaat om een psychosociale verandering.
Psychosociaal: psyche: ziel of geest. Sociaal: de onderlinge verhoudingen van mensen.
Samenvoeging tot psychosociaal: het psychische is niet goed te onderscheiden van het sociale. Hoe je
je voelt, met wat je denkt en wat je gelooft. => het psychische. Heeft alles te maken met hoe je je
gedraagt tegenover anderen. => het sociale en omgekeerd. Het gaat dan over gevoelens, houdingen,
gedachten en dergelijke van individuele mensen. Ook om communicatie in groep, normen en
waarden van de samenleving. Psychosociaal functioneren kan zowel individueel als in groep.
, De verandering wordt door de betrokkenen gewenst.
In de agogie staat het belang centraal van diegene om wiens verandering het gaat. In meeste gevallen
zal de agoog de veranderde situatie wenselijk vinden. Dit kenmerk onderscheidt agogie van. Bv.
Beïnvloeding door reclame.
De beïnvloeding vindt beroepsmatig plaats.
We spreken pas van agogie als de persoon dit nadrukkelijk doet op grond van het beroep dat hij
uitoefent. Het gaat om zowel betaald werk als vrijwilligerswerk. De ‘veranderaar’ is al zodanig
herkenbaar en aanspreekbaar. Iemand is pas agoog als helpen veranderen zijn taak is.
De beïnvloeding is doelgericht.
De verandering moet bedoeld zijn. Agogisch werk betreft verandering naar een situatie die van
tevoren min of meer bedacht en gepland is.
De veranderaar werkt systematisch.
Hij probeert systematisch die omstandigheden te scheppen waarvan hij denkt dat ze de beoogde
verandering kunnen vergemakkelijken. Gebruik maken van een plan voor zijn activiteiten en stemt
deze zorgvuldig op elkaar af. Baseert zich op vakkennis en ervaring.
De beïnvloeding vindt bewust plaats.
De beïnvloeding vindt voor beide partijen open en eerlijk plaats.
De beïnvloeding wordt vrijwillig ondergaan.
We spreken van agogie als de persoon die beïnvloed wordt zich hieraan vrijwillig onderwerpt. Soms
kan je er nog over discussiëren in hoeverre aan deze eis wordt voldaan.
De beïnvloeding is niet wederzijds.
De beïnvloeding is eenzijdig gericht, van de agoog naar de ander. Maar de beïnvloede persoon kan
ook invloed uitoefenen op de agoog, alleen is dat niet vaak het geval. Die beïnvloeding is een toevallig
bijeffect. De relatie die de partijen aangaan is niet voor de beïnvloeding bedoeld.
De benoemde kenmerken van agogie zijn richtinggevend in plaat van absoluut.
Definitie agogiek: agogiek is de leer van eenzijdige, systematische, doelgerichte, beroepsmatige
beïnvloeding die gericht is op het bereiken van een meer wenselijk geachte psychosociale situatie van
volwassenen die zich van deze beïnvloeding bewust zijn en die deze situatie ook nastreven.
Cliënt
De persoon die anderen helpt veranderen is de agoog. De persoon die de verandering of beïnvloeding
ondergaat heeft verschillende namen.
De medische traditie kent de patiënt. In agogisch verband is hier bezwaar tegen omdat het begrip
patiënt associaties oproept met een passieve, afhankelijke en onzelfstandige rol. => het gaat gepaard
met lijden en ongemak.
Agogiek doet ook veranderingen van goed naar beter. Om de gelijkwaardigheid en de zelfstandigheid
van de betrokkenen te benadrukken, gebruiken we de term cliënt. Als het om verandering van
verschillende personen tegelijk gaat, is het een cliëntsysteem. Cliënt kan ook als formeel, afstandelijk
en geforceerd overkomen.
,Nog enkele voorbeelden:
- Cursussen of trainingen => deelnemer
- Instellingen => bewoners
- Opvanghuizen => gasten
- Mensen met een verstandelijke beperking => pupillen
- Grotere groepen => doelgroep
We gebruiken de term cliënt. Als het cliëntsysteem anoniem en/of groot is, wordt meestal het woord
doelgroep gebruikt.
Agogische beroepen en velden
Beroepen:
Je kunt 2 soorten onderscheiden:
1. Beroepen waarin agogisch werk centraal staat. Bv. Maatschappelijk werker, psychotherapeut,
voorlichter, … => hier vallen de meeste beroepen van de sociale sector onder.
2. Beroepen die een agogisch aspect in zich dragen. Bv. Verpleegkundige, arts, diëtist, …
De agogische beroepen vinden we terug in een aantal werkvelden. Een werkveld of werkterrein is het
geheel van instellingen, mensen, beroepen, organisaties, regels, weten en dergelijke die betrekking
hebben op hetzelfde doel of dezelfde doelgroep. Bv. Gezondheidszorg, kinderbescherming,
maatschappelijk werk, …
Psychosociaal veranderen op verschillende niveaus
Cliëntsystemen kan men op grond van hun omvang onderverdelen in categorieën. Het gaat daarbij
om de consequenties die de omvang heeft voor de aard van het psychosociale functioneren.
4 soorten van cliëntsystemen:
1. Individuele personen: aspecten van het psychosociale functioneren van een individu zijn
onder andere gevoelens, zelfbeeld, gedrag, behoeften, .. bv. Blijvend aan sport gaan doen.
2. Groepen: een verzameling van mensen die elkaar kennen, die met elkaar omgaan en die ook
herkenbaar zijn als in een bepaalde situatie bij elkaar horend. Bv. Gezinnen, echtparen,
sportteams, … in een groep zijn er andere psychosociale verschijnselen: jaloezie, vriendschap,
communicatie,… bv. Gezinsledenleren hoe ze voorkomen dat ruzie escaleert.
3. Organisaties: een organisatie bestaat uit individuen en groepen. Alleen is een organisatie
meer. Het is anoniemer dan een groep. Als mensen elkaar al kennen, dan is dat door
bekendheid. De communicatie moet formeel geregeld worden. Voorbeelden organisaties:
scholen, fabrieken, rechtbanken, … psychosociale zaken die in een organisatie spelen zijn
hiërarchie, geschreven regels en formele posities. Voorbeeld verandering: een hogeschool
stelt een studentenraad in.
4. Grote samenlevingsverbanden: een grote, doorgaans anonieme verzameling mensen die een
of ander gemeenschappelijk kenmerk hebben. De samenstelling van de samenleving wisselt
constant. Bv. De volwassen Belgen.
De psychosociale aspecten van de 3 vorige niveaus kunnen ook hier worden teruggevonden.
Maatschappelijke normen en waarden spelen een grote rol en er is een eigen subcultuur. De
communicatie is anoniem en is via massa- en sociale media. We komen zo ook op het gebied
van politiek en de overheid. Voorbeeld: het toenemend klimaatbewustzijn in Nederland. =>
op welk niveau verandering ook plaatsvindt, je hebt altijd met personen te maken.
,Je hebt ook een onderscheid tussen het micro-, meso-, en
macro niveau. Betekent klein, middelgroot en groot.
- Microniveau: meestal individuen en kleine
groepen.
- Mesoniveau: organisaties en kleinere
samenlevingsverbanden.
- Macroniveau: grote samenlevingsverbanden en de
maatschappij
Verschillende uitgangpunten, uiteenlopende gevolgen
Vervangen of toevoegen
Een verandering kun je zien als het verschil tussen een nieuwe en een oude situatie. Er is een
onderscheid tussen vervangen en toevoegen.
Bij vervangen verdwijnt er iets ten gunste van iets anders. Bv. Een achterdochtige houding maakt
plaats voor vertrouwen.
Bij toevoegen blijft het oude bestaan, maar er komt iets nieuws bij. Bv. Een geheel nieuwe
vaardigheid aanleren.
Bij vervangen zijn er 2 veranderingsprocessen. Het nieuwe eigen maken of aanleren. Het oude en
vertrouwde verlaten of afleren.
Vervangen en toevoegen kunnen elkaar ook aanvullen.
Positieve en negatieve uitgangssituaties
Er is een vervelende, dus een negatieve uitgangssituatie. Er is een probleem en de verandering
bestaat uit de oplossing van dat probleem. De uitgangspositie is goed, maar we streven naar een
betere toestand. We willen meer kunnen en zich verder ontwikkelen.
Niet-veranderen is soms ook veranderen
Soms is niet-veranderen ook op te vatten als verandering. Soms wordt iemand zo meegesleurd door
zijn omgeving, dat hij er energie moet insteken om alles bij het oude te laten. Nadat de cliënt zijn
probleem besproken en verkend heeft, besluit hij de verandering niet te doen. Bv. Hij gaat toch niet
scheiden van zijn partner. De cliënt staat eerst niet en later wel achter zijn oorspronkelijke situatie.
Incidentele en structurele verandering
Incidentele verandering of eenmalig. Een oplossing voor een speciaal geval of voor een beperkte tijd.
Bv. Sturen van graan naar landen in hongersnood. Meer- van -hetzelfde- oplossing: opstapelen van
steeds dezelfde oplossingen leidt er dikwijls toe dat het probleem erger wordt.
Structurele verandering: heeft betrekking op de structuur, op het wezen van de situatie. Dit is meer
blijvend van aard. Ze kunnen zich steeds opnieuw aanpassen of elkaar beter helpen.
Veranderbaarheid, verantwoordelijkheid en vrijheid
Veranderbaarheid:
Fixed mindset: iemand die helemaal niet of minder gelooft in veranderbaarheid. In werkelijkheid gaat
verandering ook minder goed gaan.
growth mindset: iemand die er van uitgaat dat die instaat is te leren wat hij nog niet kan.
, Mensen beroepen zich vaak al te gemakkelijk op ‘het is nu eenmaal zo dat …’. Hij miskent gemakkelijk
zijn eigen macht over een situatie en gaat zijn verantwoordelijkheid er dan voor uit de weg.
De vanzelfsprekendheid van een situatie is de vijand van verandering. Keuzevrijheid: in hoeverre
iemand kan kiezen.
Handelen staat tegenover gedrag. Het begrip handelen heeft een meer actieve lading. Wie handelt is
verantwoordelijk en maakt zelf een bewuste keuze. Er wordt een doel nagestreefd. Je kunt er zin aan
toekennen.
Procesgericht helpen veranderen
Het gaat niet om het bedenken van een goede oplossing. Er wordt gewerkt aan de manier waarop de
cliënt zich zo’n verandering eigen maakt en ermee omgaat. Het is eerder procesgericht dan
productgericht. De acceptatie: het gaat om een actief proces van het bewust en op basis van eigen
wensen aan-of overnemen van bepaald gedrag, attitude, overtuiging en dergelijke. Agogisch werk is
dan ook eerder gericht op de cliënt dan op het probleem.
Wat de agogiek je biedt
Je kan niet alles van tevoren precies uitdenken. Het is een kunst om dit te kunnen doen. Een
begrippenkader kan een manier van kijken bijbrengen. Een handelingsrepertoire is je voorraad met
mogelijke handelingen om uit te kiezen. Je bent je eigen instrument. Een doordachte, systematische
aanpak verhoogt het effect.
2 Wat verandering stimuleert
Hoe verandering faciliteren?
Stap 1: verdiepen in de gedachten, gevoelens, opvattingen en behoeften van diegene die onderwerp
is van de gedragsverandering.
Bronnen van verandering
Waarom zou je eigenlijk veranderen? Hier zijn 11 redenen/ situaties en oorzaken aan te geven.
1) Eigen ontwikkeling: bv. Je had vroeger altijd kritiek op je ouders. Nu ben je zelf vader van een
tweeling en werk je hard. Je pakt het anders aan dan je ouders, maar toch begint hij
langzamerhand een mildere houding te krijgen tegenover hen.
2) Idealen: bv. Je eet graag vlees maar, je leest hoe groot de milieugevolgen zijn van de
veehouderij. Je besluit daarom om veel minder vlees te eten en wat vaker vis en vegetarisch
te eten.
3) Innerlijke drang: verandering kan spanning teweegbrengen, maar ook het bevredigende
gevoel geven van vooruitgang en groei. => positief uitgangspunt.
4) Onvrede met de bestaande situatie: verandering kan ook voortkomen uit ongenoegen. Dan is
het uitgangspunt dus negatief.
5) Informatie in strijd met het gedrag: bv. Je eet veel junkfood terwijl je regelmatig iets over het
belang van goede voeding voor de gezondheid leest. Je raakt uiteindelijk door de informatie
overtuigd en je kookt vaker gezond voor jezelf.
6) Geheel nieuwe informatie: bv. Je volgt een cursus over een bepaald onderwerp. Dit werkt als
een eyeopener en je verlaat langzaam je idee dat je had over dat onderwerp.