Uitgebreide samenvatting van de colleges over parodontologie, preventie en plaque. Daarnaast een samenvatting van de literatuur horend bij de colleges van mw. Roorda én horend bij de colleges van mw. Banga.
De volgende colleges over plaque van mw. Roorda komen in deze samenvatting naar voren:
...
Parodontologie, preventie en plaque (MHVP1CLL2B)
Alle documenten voor dit vak (7)
3
beoordelingen
Door: zeinaalsayed5 • 9 maanden geleden
Door: nodanens • 9 maanden geleden
Door: ilsesimone • 8 maanden geleden
Verkoper
Volgen
biemans2610
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
1
Samenvatting colleges parodontologie
HC1 – microbiologie
Herhaling van cellen & weefsels
VB schimmel: Pencicillium is een schimmelsoort die belangrijk is voor de natuurlijke omgeving, voor voedselproductie
en medicijnproductie.
► sommige soorten worden gebruikt bij het maken van kaas; P camemberti, P roqueforti, P glaucum
(gorgonzola)
► sommige soorten produceren een molecuul wat als antibiotica wordt gebruikt. Dit zorgt voor het
doden of stoppen van de groei van verschillende bacteriën in het lichaam → ontdekt door
Alexander Fleming: hij kweekte bacteriën en hij had ’s nachts zijn raam open laten staan en de volgende
dag was er een schaaltje waar geen bacteriën op wilde groeien. Het bleek dat er een schimmel op het
plaatje was gevallen en deze produceerde een stof waar de bacteriën niet tegen konden
VB schimmel: Candida is een schimmelsoort dat iedereen heeft (in mond, darm, vagina, op huid) en is onschadelijk
commensaal. Het vormt een evenwicht met bacteriën. Kinderen bouwen natuurlijk weerstand tegen
deze schimmel (antischimmelwerking van speeksel). Bij een verminderde weerstand kan de schimmel
overwicht krijgen op bacteriën en ontstaat er een opportunistische infectie
► candida heet spruw bij baby’s; witte tong
LET OP: schimmels zijn ongevoelig voor antibiotica, maar kunnen wel antibiotica produceren die schadelijk zijn voor
bacteriën
spirillen: beweeglijk, spiraalvorming en dun (VB: bacterie die ziekte van lyme veroorzaakt via teken)
staafjes/bacillen: gram+ of gram- (VB: gram- = legionella / gram+ = veroorzaken lepra en tuberculose)
coccen: gram + of gram- (VB: gram- = veroorzaken gonorroe / gram+ = veroorzaken verschillende ziekten)
LET OP: de meeste bacteriën veroorzaken geen ziekte, maar sommige daarvan kunnen wel tot ernstige infecties leiden
kleuring van bacteriën: met kristalviolet (wel uitgespoeld = gram+ (paars) / niet uitgespoeld = gram- (roze))
►kleurstof wordt weggespoeld bij gram- doordat celwand zo dun is
Nieuw leerstof
Groei van bacteriën
binaire deling: bacteriën delen door te splitsen (deze groei verloopt exponentieel). Dit is a-seksuele
reproductie (= deling waarbij geen DNA wordt uitgewisseld, het wordt alleen gekopieerd
en dit komt in de dochtercel terecht → er is maar één microtubulus nodig om
chromosoom te verdelen)
► veel voorkomend bij prokaryoten
generatietijd: tijd die kost om van één moeder cel naar twee dochter cellen te gaan (proces in plaatje
is één generatietijd)
► varieert van 12 min tot 24 uur
bacterie heeft één chromosoom → chromosoom wordt verdubbeld → chromosoom wordt naar polen
getrokken → er wordt een nieuwe celwand aangemaakt → cel splitst af → 2 identieke dochter bacteriecellen
bacteriën kunnen op twee manieren gekweekt worden:
• vast: agar bodemplaat op petrischaal
• vloeibaar: medium kweek in buisjes
bacteriën houden van bepaalde omstandigheden (veel verschil tussen soorten)
• temperatuur (meestal 37, maar thermofielen houden van hele warme temp)
• zuurgraad (meestal pH 7, maar acidofiel <7 en basofiel > 7)
• zuurstofspanning (anaeroob of aeroob)
• osmotische waarde (hypertoon, isotoon, hypotoon)
• aanwezigheid van specifieke voedingsstoffen
, 2
optimum: MO groeit het best (snelst) bij de temperatuur waar ze het
meest van houden
minimum: laagste waarde waarbij groei nog mogelijk is, maar wel
langzamer (en bacterie niet dood gaat)
maximum: hoogste waarde waarbij groei nog mogelijk is (bij nog hoger
gaat bacterie dood)
VB plaatje: bacterie met optimum van 37 graden
LET OP: er is ook een optimum voor pH, O2
afhankelijk van de ligging van het optimum heb je:
• thermofiele MO; hoge temperatuur
• mesofiele MO; gemiddelde temperatuur
• psychrofiele MO; lage temperatuur
Groei in vast medium
← één vlek is één kolonie. Een kolonie is ontstaan uit één bacterie die zich snel heeft vermenigvuldigd en dit
leidt tot een (met het oog) zichtbare kolonie. Eén kolonie bestaat uit miljoenen bacteries
kolonies kunnen verschillen qua vorm, structuur, grootte → zo kun je verschillende bacteriesoorten
onderscheiden
Groei in vloeibaar medium
eerst blijft het aantal bacteriën laag → als de bacteriën zijn gewend gaan ze
exponentieel groeien totdat alle voedingsstoffen opraken → groei stopt → als
voedingsstoffen niet aangevuld worden dan zijn de bacteriën op den duur uitgeput
→ aantal levende bacteriën zal afnemen
lag-fase: wennen aan nieuwe omgeving
exponentiele fase: groeifase
stationaire fase: als voedingsstoffen op zijn
logaritmische afname: bacteriën zijn uitgeput en gaan dood
Voedingsstoffen
bacteriën hebben voedingsstoffen nodig om te kunnen groeien:
• macronutriënten; voedingsstoffen die de cel in grote hoeveelheden nodig heeft (C, N, P, S)
• micronutriënten voedingsstoffen die cel in kleine hoeveelheden nodig heeft (Co, Zn, Cu, Mn)
► al deze voedingsstoffen moet in het medium aanwezig zijn anders gaat de bacterie niet groeien
↓
voedingsstoffen worden gebruikt voor: metabolisme
• anabolisme; nutriënten worden opgenomen en als bouwstof gebruikt
voor bv onderdelen (kost energie/ATP)
• katabolisme; chemische verbindingen worden verbroken en de
vrijgekomen energie wordt gebruikt als brandstof voor
bv groei en beweging (levert energie/ATP)
manieren om vast te stellen met welke bacterie je te maken hebt:
• door macroscopisch vaststellen van karakteristieke van de kolonie op de agarplaat (grootte, kleur, vorm,
samenstelling)
• door microscopische morfologie en gramkleuring (vorm, groeiwijze, grootte, sporen van één individuele bact.)
• door specifieke groeicondities te achterhalen bij het kweken (wat kunnen ze: hebben ze speciale suikers nodig,
met of zonder O2, etc.)
• analyse van DNA uit bacterie
Metabolisme van bacteriën (Hoe komt de bacterie aan ATP?)
bacterie komt aan ATP door: katabolisme (=voedingsstoffen afbreken (koolhydraten, eiwitten, vetten))
, 3
hoe kan de bacterie voedingsstoffen afbreken:
• fermentatie (gisting)
• aerobe verbranding (met O2)
• anaerobe verbranding (geen O2, nitraat of sulfaat)
← eukaryotische cel, want er is een organel met een membraan aanwezig
(mitochondriën). Dit is dus geen bacterie!
← je ziet het katabole proces waarbij voedingsstoffen worden afgebroken
en ATP vrijkomt
• links: 1e stap → glycolyse (omzetting van glucose in pyruvaat). Dit
levert ATP op.
• midden: 2e stap → pyruvaat gaat mitochondriën in en daar vindt
de Krebscyclus plaats. Dit levert veel ATP.
• rechts: 3e stap → producten uit Krebscyclus gaan door naar
elektrontransport/ademhalingsketen. Dit levert het
meeste ATP.
► voor bovenstaand proces is O2 nodig
Fermentatie
fermentatie/gisting: pyruvaat wat ontstaat bij glycolyse wordt omgezet in lactaat (melkzuur), alchohol, azijnzuur of
andere zuren
↓
hierbij ontstaat 2 ATP
↓
DUS: fermentatie is de vervolg stap van glycolyse. Er is geen O2, citroenzuurcyclys/krebscycus of ademhalingsketen
nodig
Aerobe verbranding
voor aerobe verbranding heb je nodig:
• glycolyse
• citroenzuurcyclus/krebscyclus
• ademhalingsketen/ elektronen-transport-keten
↓
hierbij ontstaat 38 ATP en hier heb je O2 voor nodig
↓
LET OP: dit gebeurt bij bacteriën in het celmembraan, want een bacterie heeft geen mitochondriën
Anaerobe verbranding
anaerobe verbranding: zelfde als aerobe verbranding, maar in plaats van O2 wordt nitraat of sulfaat gebruikt
↓
dus zulke bacteriën kunnen in een O2-arme omgeving leven en produceren 38 ATP
conclusie: er zijn bacteriën die O2 nodig hebben om te overleven en er zijn bacteriën die geen O2 nodig hebben om
te overleven
soorten anaerobe bacteriën:
• obligate/strikt anaerobe;
als ze in aanraking komen met O2 gaan ze dood of worden ze beschadigd
• aerotolerant anaerobe: kunnen geen O2 gebruiken om te groeien, maar ze kunnen het wel verdragen (ze
hebben er niks aan)
• facultatief anaerobe; kunnen overleven/groeien met en zonder O2 (kunnen kiezen)
TENTAMEN: soorten anaerobe bacteriën kennen
Ecologie (=samenleving van bacteriën)
microbiële ecosysteem: samenlevingsvorm van MO waarbij er een evenwichtige wisselwerking is tussen MO en
hun directe omgeving (omgeving bestaat uit biotische en abiotische factoren)
• biotische factoren: andere levensvormen (anderen MO)
• abiotische factoren: omgevingsfactoren (temperatuur, pH, O2-graad, etc.)
, HC2 – Orale microflora
microbieel ecosysteem: systeem waarin MO samenleven en aangepast zijn aan de omstandigheden van hun
omgeving
LET OP: een mens zit onder de bacteriën, overal op en in ons lichaam zijn de omstandigheden optimaal voor bacteriën
(mond, op huid, in darmen, vagina) Maar het verschilt wel welke bacteriën op welke plek groeien
orale microflora: alle MO die zich in de mond bevinden en hier (prettig) leven → 700 soorten
lokale residente microflora (mond): lokaal = alleen mondgebied, resident = vrij vaste microflora, dus samenstelling
zal niet snel veranderen
commensale bacteriën: bacteriën die samenleven in evenwicht met gastheer (zij leven in ons en geven geen
schade) → zij zijn afhankelijk van de omgeving en hebben een harmonieuze relatie met
de omgeving (=de mond)
↓
soms geeft een commensaal toch een probleem: opportunische pathogeen (leeft niet meer in balans, maar wordt
opeens een ziekteverwekker. Dit gebeurt bij een verminderde
weerstand)
Samenstelling orale microflora
← samenstelling van bacteriën die in mond voorkomen, er zijn:
• gram+
• gram –
○ coccen
○ staafjes (rods)
belangrijke bacteriën in de mond die vaak terugkomen:
• streptococcus
• actinomyces
• neisseria
• veillonella
• simonsiella
• treponema
►dit rijtje uit je hoofd kennen
Ontwikkeling van orale microflora
baby: geen orale microflora, dus geen bacteriën aanwezig (=steriel)
↓
pionierssoorten: eerste bacteriën die zich vestigen (in eerste maanden)
• eerst: gram+ streptococcen (salivarius, mitis, oralis)
• later: gram- soorten
↓
6 maand: doorbraak van tanden zorgt voor nieuwe habitat (door nieuw soort oppervlak). O.a. S. mutans & S.
sanguins gaan zich vestigen
↓
biofilm: op tanden kan plaque-laag ontstaan en hier kunnen zich wéér nieuwe (anaerobe) bacteriën hechten
↓
UITKOMST: stabiele microflora is ontwikkelt, welke in dynamisch evenwicht is met zijn omgeving (= climax
community)
climax community: stabiele microflora die in dynamisch evenwicht is met zijn omgeving
LET OP: orale microflora is aangepast aan omstandigheden in de mond én aan het immuunsysteem, want in de
mond/speeksel zitten ook witte bloedcellen en deze raken gewend aan de bacteriën.
• immuunsysteem van gastheer tolereert aanwezigheid van microflora
• aanwezigheid van microflora beschermt gastheer tegen pathogenen
► symbiose, want gastheer en bacterie hebben er baat bij
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper biemans2610. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €13,49. Je zit daarna nergens aan vast.