GESCHIEDENIS VAN DE ARCHITECTUUR H1: IN WELKE STIJL MOETEN WE BOUWEN?
Cursus: gaan over de evoluties in de architectuur geschiedenis in de 20ste eeuw met een focus op de
opkomst en later ook op de ondergang van de moderne architectuur
Hoe kunnen we dit begrijpen? => door te weten at ervoor kwam!
Hoofdstuk 1: de 19e/late 19e eeuw
Er gebeurt veel en alle gebeurtenissen leiden tot iets in de geschiedenis
Architectuurdiscours op het einde van de 19e eeuw
Wat wordt er gezegd over de architectuur?
Wie is aan het woord?
Waarom wordt het op die manier gezegd?
19e eeuw en het hoogtepunt van de burgerlijke cultuur
Drie omwentelingen die de 19e eeuw karakteriseren
Revolutie: snelle en drastische/belangrijke verschuiving
De drie omwentelingen leiden tot de 20ste eeuw
1. Industriële revolutie
Stoommachine
Mechanisering
Schaalvergroting
Spoorwegen
Vervoer van goederen en arbeidskrachten over relatief grote afstanden
Plattelandsvlucht naar exploderende steden (verstedelijking)
o Machines, fabrieken, massa productie
o Fabrieken in steden, waarom? In steden: afzetmarkten en arbeiders!
Degenererend leefklimaat
Gezondheidszorg stijgt wel
Kwaliteit voedsel stijgt
Bevolkingstoename
Verpauvering stijgt
2. Politieke revolutie
Einde van de hegemonie van de langadel en het vorstelijk absolutisme
Opkomst liberale burgerij
Liberale revoluties
Ontstaan republieken obs volkssoevereiniteit en nationaliteit
Gedomineerd door bourgeoisie => invloedrijk dmv kapitaal => zelf fabriek/firma opgericht
Economisch liberalisme overheerst
, 3. Socio-culturele revolutie
Bouwt voort op het klimaat van verlichting
Verwetenschappelijking van de wereld
Verwetenschappelijking: chemie/fysica => positivisme en materialisme
= natuurwetten ipv goddelijke voorzieningen
=> manier waarop we de wereld kunnen kennen, niet meer via religie!!
Romantiek:
Kunsten
Persoonlijke gevoelsuitdrukking
Zoeken naar identiteit van het individu en van het volk/de natie
2 tegenstrijdige gevoelens/metaforen die domineren
1. Fascinatie, optimisme voor het nieuwe => wereldtentoonstellingen/vooruitgangsgeloof
2. Angst onbekende toekomst, nostalgie van de verloren tijd
=> burgerlijke interieur als expressie van het gevoel
Eerste wereldtentoonstellingen (2e helft 19e eeuw)
Toonde vooruitgang
Toonden menselijk vernuft
Doel?
Economische, politieke en technische suprematie van West-EU tonen aan de rest van de wereld
= alternatieve manier om elkaar te bekampen dan op militair slagveld (slagveld consumptie en techniek)
Tentoonstellingen:
Het vreemde
Het exotische
Het onbekende
➔ De wereld komt naar de mensen toe
➔ Mensen kwamen niet verder dan hun eigen dorp of stad
➔ Veilig ontdekken
Het burgerlijk interieur
Veilig baken in snel veranderende wereld
Interieur als beschermende en representatieve cocon van het individu
Ook venster op de wereld
Interieur
= eclectische verzameling van persoonlijke ervaringen/emotionele associaties
Privaat interieur
= persoonlijk museum
= ontsnappen uit moderne wereld = escapisme
, Er wordt steeds minder in huizen gewoond (=grond gebonden)
Meer en meer appartementen
o Verzameling van bv kaders/souvenirs
= gevoel van veiligheid
= interieur wordt een veilige, beschermende cocon
= interieur vertelt iets over de bewoner
“In zijn interieur verzamelt hij het verre en het verleden. (…) de van de realiteit
vervreemde mens creëert een eigen wereld in zijn huis.”
In welke stijl moeten we bouwen?
Nieuwe condities = nieuwe opdrachtgevers en programma’s
Nieuwe sociaal economische context 19e eeuw
Nieuwe opdrachtgevers
o Rijke burgers
o Politieke overheden
→ macht elateren
→ nieuwe bouwopgaven
→ Uitte zich in musea, concertzalen, opera, casino’s
= Plekken voor netwerken, reputaties en relaties
= Onderscheiden oude adel
Veranderingen hebben gevolgen voor de architectuur
- Opkomende industrie
= flexibele fabrieken en montagehallen
= grote ruimtes overspannen, verluchting, daglichttoetreding
- Groeiend toerisme en mobiliteit
= stations, bruggen, infrastructuurwerken, luxehotellen, badplaatsen, …
- Nieuw politiek systeem
= Parlementsgebouwen, presidentiële paleizen, ministeries, administratieve gebouwen
- Burgerlijke cultuur en consumptie
= musea, concertzalen, operazalen, casino’s, grootwarenhuizen, galerijen, overdekte
winkelpassages, …
- 19e eeuw: obsessie hygiëne en disciplinering
= ontdekking bacterie => ziekenhuizen, sanatoria, scholen, gevangenissen
Vertaling nieuwe programma’s met nieuwste bouwtechnische evoluties en materialen
= gietijzer, staal, vlak glas, beton
Staal is iets elastischer en dus minder stevig!!
Materiaal en structuur niet zichtbaar laten
Stucco ornament of natuursteen
, Nieuwe condities > welke architectuur?
Ecole des beaux-arts en het stijldebat
- Spanning tussen modernisering en nostalgie uit zich hierin
- Model voor architectuuronderwijs
- Vaste stijl
Kenmerken
1. Archeologische benadering architectuur
Enkel kunst en cultuur van de klassieke oudheid zijn waardig genoeg om te bestuderen
We moeten deze voortdurend heractualiseren
Antieke bouwkunst als referentiepunt
= Rome, Griekenland, Egypte
Doel opleiding? = verweven kennis over principes van de vormentaal
Hoe? = opmeten, kopiëren en reproduceren
Prix de Rome ~primus inter pares
Toegansticket voor grote overheidsprojecten
2. Het ontwerp als oefening in compositie
Gebouw opgevat als een abstract schema obv assen, symmetrie en hiërarchie
Ontwerp = academische oefening
Doel? Functionele overstijging door het programma een grote architecturale waardigheid te geven
= functionele eisen combineren met monumentaliteit en representativiteit
Gebouwen: autonome, inwisselbare lichamen => spelen niet in op de site, wel verband met verleden
- Monumentale ontwerpopgaves voor publieke gebouwen
= parlement, groot spoor station = grote publieke en representatieve gebouwen
- Principe van de ‘compositie’
= samenbrengen elementen uit het verleden in een bepaalde compositie en volgens bepaalde
regels: symmetrie, axialiteit, hiërarchie
- Prix de Rome
= beloning voor de beste student van het jaar
= de student mag dan gaan studeren in Rome
Vb ‘Exhibition hall in the museum of studies’
Fragment griekse tempel
Dit is de sleutel van de bouwkunst
Alle architecten werken hiermee op dat moment
1. Charles Garnier, Opera, Parijs (1857-1874)
Axiale compositie, symmetrie, middelpunt = zaal
Trappenpartij => belangrijk, contacten, zien en gezien worden, sociale functie
Zaal opera => kleine ruimte in vgl met de trapruimte