I.2.1. ALGEMEEN GELDENDE REGELS – gelden op het grondgebied voor elk
rechtssubject (=een drager van rechten en plichten)
I.2.1.1. Algemene gebodsbepalingen – iets dat je moet doen
I.2.1.2. Algemene verbodsbepalingen – iets dat je niet mag doen en bestraft kan worden
als je het toch doet
I.2.1.3. Verlofbepalingen – iets wat je mag doen
I.2.1.4. Belovende regels – iets waar de overheid naar streeft
I.2.2. REGELS TOEPASBAAR NA KEUZE – wanneer je een keuze maakt, komen er
regels bij kijken. Maak je die keuze niet, dan gelden die regels niet voor jou
I.2.3. WILSAANVULLENDE OF SUPPLETIEVE REGELS – je kan van die regels
afwijken, jouw wil komt op de 1ste plaats
I.3. Recht en de maatschappelijke orde – recht = een beleidsinstrument
I.4. Recht en gezag – België = een federale staat met een centrale overheid (regering en
parlement met 2 kamers) 3 gemeenschappen en 3 gewesten, 10 provincies en 581
gemeentes
HOOFDSTUK II. DE INDELINGEN VAN HET RECHT
II.1. Rechtstakken – Publiekrecht en privaatrecht
Publiekrecht Privaatrecht
Verticale hiërarchie overheid – burger Horizontale verhouding burger-burger
Algemeen belang van de staat Regelt geschillen tussen rechtssubjecten
Dwingend recht Wilsaanvullend recht
Onafhankelijke rechter Onafhankelijke rechter
II.2. Nationaal recht en internationaal recht
Nationaal recht = recht dat geldt op het grondgebied waar je je bevindt, gekoppeld aan
een staat, dus ook verschillen van staat tot staat
Internationaal recht is recht dat gemaakt wordt tussen staten
, 2
II.3. Objectief recht en subjectief recht
Objectief recht is het recht zoals het is
Subjectief recht is hoe wij het objectieve recht toepassen, je kan een verplichting vanuit
het objectief recht afdwingen via een rechtsvordering
Absoluut subjectief recht Relatief subjectief recht
Afdwingbaar van iedereen Afdwingbaar van de tegenpartij
Burgerlijk subjectief recht Politiek subjectief recht
Recht afdwingbaar van een ander Recht afdwingbaar van de overheid
rechtssubject
*persoonlijkheidsrechten: rechten i.v.m.
het bestaan als persoon
*familierechten: rechten i.v.m. je plaats
binnen de familie
beide niet uitdrukbaar in geld (van
extra patrimoniale aard) + niet handelen +
eindigen met de dood
*vermogensrechten: rechten i.v.m. jouw
vermogen
- zakelijke rechten : absoluut: iedereen
moet die respecteren
- vorderingsrechten : relatief: afdwingbaar
van de tegenpartij
Vermogen = alles wat je hebt: geld =
actief en lening/schulden = passief
wel uitdrukken in geld en mee
handelen, eindigt niet met de dood,
erfgenamen erven alles (actief en passief)
II.4. Rechtssubjecten
= juridische persoonlijkheden
Natuurlijke personen Rechtspersonen
Mensen – rechten voor de geboorte, *Publiek rechtelijke rechtspersonen =
plichten na de geboorte overheidsinstellingen
Rechten en plichten vervallen bij de dood *privaat rechtelijke rechtspersonen =
vennootschappen en verenigingen
Een actief rechtssubject eist iets van een passief rechtssubject (die iets moet doen/geven)
(je kan ook actief en passief tegelijk zijn)
, 3
II.5. Rechtsfeit en rechtshandeling
Een rechtsfeit is een gebeurtenis waaraan het objectief recht gevolgen koppelt, het kan
bewust zijn maar niet met oog op de gevolgen
Een rechtshandeling is een bewuste handeling met oog op de gevolgen die het objectief
recht tot stand brengt:
Publieke handelingen: Private handelingen: door rechtssubjecten
overheidsinstellingen of ambtenaren die in die niet tot de overheid behoren
functie van de overheid zijn
Eenzijdig = 1 partij dus geen akkoord Meerzijdig = 2/meer partijen dus
nodig wilsovereenstemming nodig (ook publieke
handelingen kunnen meerzijdig zijn!!!)
Consensuele handelingen: mondeling Plechtige handelingen: meer dan een
akkoord is voldoende mondeling akkoord nodig, een formeel
document
Constitutieve handelingen: Declaratieve handelingen: Translatieve handelingen:
nieuwe subjectieve rechten subjectieve rechten worden overdragen van subjectieve
ontstaan bevestigd rechten
II.6. Materieel recht en formeel recht
Materieel = inhoud
Formeel = vorm
II.7. Gemeenrecht en uitzonderingsrecht
Gemeenrecht = algemeen in normale omstandigheden
Uitzonderingsrecht = regels voor bepaalde personen/omstandigheden
II.8. Dwingend recht en aanvullend/suppletief recht
Dwingend recht = niet van afwijken, wel verzaken, relatief: van de tegenpartij afdwingen
(vaak bescherming voor de zwakke partij, machtsverschil)
Aanvullend/suppletief recht = wel van afwijken, wat je zelf wil, aanvulling van de wil
II.9. Bijzondere categorie van dwingend recht: wetten die de openbare orde of de
goede zeden raken
Hier kan je ook niet van afwijken en ook niet van verzaken, absoluut: afdwingbaar van
iedereen
II.10. Positief recht en wenselijk recht/natuurrecht
Positief recht = het recht zoals het is
Natuurrecht = het recht zoals jij het zou willen, wanneer je een voorstel voor een regel
indient en die doorgevoerd wordt, wordt het positief recht
, 4
HOOFDSTUK III. DE BRONNEN VAN HET RECHT – ALGEMEEN
III.1. Materiële rechtsbronnen
Bronnen die de inhoud van het recht kunnen verklaren
III.2. Formele rechtsbronnen
De vorm waarin het recht voorkomt
*materiële wetten = algemeen schriftelijk en bindend voorschrift, uitgevaardigd door een
bevoegde overheid, met een algemeen toepassingsgebied en voor het algemeen belang
*formele wetten = elk document dat de titel ‘wet’ draagt, meestal zijn die materiële
wetten maar niet altijd BV: begrotingswetten en naturalisatiewetten zijn geen materiële
wetten
DEEL II. DE BELGISCHE STAATSSTRUCTUUR
HOOFDSTUK IV. DE ALGEMENE KENMERKEN VAN DE BELGISCHE
STAAT
IV.1. Inleiding
IV.2. Democratische staat
Het volk regeert het volk
Vrij, periodieke, geheime verkiezingen
Legislatuur = 5 jaar
IV.3. Representatieve instellingen
= de Belgische staatsinstellingen
Verkozen vertegenwoordigers halen hun macht uit onze stem, ze vertegenwoordigen de
bevolking
IV.4. Gerationaliseerd parlementair regime
*parlementair regime = wij verkiezen alleen het parlement en zij stellen de regering
samen (die wij dus niet kiezen) maar toch democratisch want de regering moet altijd
verantwoording kunnen afleggen aan het parlement
*zuiver presidentieel regime = president wordt verkozen (democratie) maar hij verkiest
de regering die geen verantwoording aan het parlement moet afleggen maar alleen aan de
president
*semi-presidentieel regime = president wordt verkozen (democratie) en hij kiest zijn
regering maar die regering moet WEL verantwoording aan het parlement kunnen
afleggen
Vroeger (tot 1993: GW wijziging) was België een gewoon parlementair regime, nu niet
meer. Dit om het land politiek stabieler te maken
Nu moet regering enkel verantwoording afleggen aan de KVV en niet meer aan de senaat
(the governement making power)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lisadebeule. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.