WOORDSOORTEN
Inhoudswoorden:
• Werkwoorden, tussenwerpsels, bijwoorden, zelfstandige & bijvoeglijke naamwoorden
• Geven inhoud aan een zin
• Vormen open woordklasse: verdwijnen en verschijnen van steeds nieuwe woorden
Functiewoorden:
• Lidwoorden, voornaamwoorden, voorzetsels, voegwoorden en telwoorden
• Hebben weinig betekenis
• Vormen gesloten woordklasse: blijven onveranderd
Onze taal bevat 10 woordsoorten:
1) Zelfstandig naamwoord (substantief)
2) Bijvoeglijk naamwoord (adjectief)
3) Werkwoord (verbum)
4) Telwoord (numerale)
5) Voornaamwoord (pronomen)
6) Lidwoord (artikel)
7) Bijwoord (adverbium)
8) Voorzetsel (prepositie)
9) Voegwoord (conjunctie)
10) Tussenwerpsel (interjectie)
1 ZELFSTANDIG NAAMWOORD (SUBSTANTIEF)
Definitie
• Duidt een zelfstandigheid aan (mens, dier, ding, stof, gevoel, eigenschap)
• Meestal een lidwoord voor een ZN
• Hebben ook een meervoud (vb. mensen, baby’s, eieren)
• Genitief (bezitsvorm) kan gevormd worden (vb. Jeroms zusje, papa’s auto)
• Kan ook verkleind worden (vb. zusje)
Soorten
• SOORTNAAM
o Verwijzend naar een bepaalde soort
o Vb. het nieuws, een auto, een computer
• EIGENNAAM
o Verwijzend naar een persoon of iets uniek (hoofdletter)
o Vb. Jerom, Roeselare, Gasthuisstraat
• CONCRETE ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN
o Duiden tastbare of waarneembare zelfstandigheden aan
o Vb. dochter, cadeautip, Roeselare
• ABSTRACTE ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN
o Zijn niet tastbaar of niet concreet waarneembaar
o Vb. maart, juli, renaissance
Pagina 1 van 9
, Samenstelling of afleiding
• Samenstelling
o Grondwoorden zijn zelfstandig
o Vb. zieken-huis, Gent-straat
• Afleiding
o Niet alle delen zijn zelfstandig
o Vb. zusJE, Bewonderen
Genus (geslacht van het woord)
• Kijken naar het lidwoord
• Het-woorden zijn onzijdig
2 BIJVOEGLIJK NAAMWOORD (ADJECTIEF)
Definitie
• Duidt een eigenschap of hoedanigheid van een ander ZN aan
• Meestal verbogen (gele, goede, kleins)
Soorten
• ATTRIBUTIEF BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
o Het BN staat voor het woord waar het iets over zegt
o Vb. heuglijk nieuws, klein dorp
• PREDICATIEF BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
o Het BN wordt door koppelwerkwoord verbonden aan het woord waar het iets over zegt
o Vb. hij wordt groot, ze was heel flink, het leek hem voldoende
• ZELFSTANDIG BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
o Het BN wordt zonder ZN gebruikt
o Vb. de grote broer en een kleine, de goede boeken en de slechte
Trappen van verlenging
• Kunnen uitdrukken in welke maat een eigenschap aanwezig is
• Verschillende trappen:
o Stellende trap of positief
▪ Vb. eva is even groot als Nico
o Vergrotende trap of comparatief
▪ Vb. ik dacht dat Nico groter was dan Eva
o Overtreffende trap of superlatief
▪ Vb. of is Victor de grootste?
3 WERKWOORD (VERBUM)
Definitie
• Drukt een werking of toestand uit
• Meestal verbonden aan persoonsvorm → kan vervoegd worden
Pagina 2 van 9