Begrippenlijst KST
Hoofdstuk 1: Inleiding
Theorie Algemene verklaring ve welomschreven verz v feiten of
gebeurtenissen, bevestigd dr/e consistente dataverzameling of dr
experimenten. Theorieën zn ideeën waarmee je fenomenen kan
verklaren; kan weerleg worden (empirische toets).
Model Visuele, verbale of wiskundige representatie ve
wetenschappelijk(e) idee of theorie.
(Sociologisch) paradigma Een basisvoorbeeld dat sociale fenomenen helpt te begrijpen en
verklaren. Voorbeelden: ruil, conflict, coöperatie, betekenis,…;
met een begrip/bril vr ogen kijken nr/d wereld > interpretatie
Kritiek (Kuhn) Kennisopbouw = revolutie/omwenteling, kennis als groeiende
boom (ipv kennisaccumulatie), paradigma’s volgen elkaar op
- 4 fasen v revolutie Normale wetenschap – anomalieën (wnm’en passen niet binnen
oud kader) – crisis (kader valt weg) – nieuw paradigma - …
- >< Polyparadigmatische Meerdere dominante paradigma’s & stromingen; paradigma-
wetenschap strijd niet te verzoenen
Sociologische traditie Kennis koesteren & doorgeven van generatie tot generatie ><
wetenschap (kennis toetsen en eventueel verwerpen)
Sociologisch denken < positivisme (A. Comte, sociale wlh verklaren gebaseerd op
empirische/positieve feiten)
< sociale problemen
< wens om eigen tijd te begrijpen (reflectie)
Ontwikkeling sociologische Klassieke fase: nieuwe wetenschap maken, nt verzoenbaar
theorie – 3 fasen Moderne fase: gemeenschappelijke grond zoeken, poging tot
verzoening, versch paradigma’s (4) binnen 1 wetenschap
Eclecticisme: samenvoeging vd paradigma’s tot 1 geheel
Hoofdparadigma’s < 2 basisvragen: sociaal gedrag vrij of gedetermineerd & sociaal
gedrag van individu of collectieve actor?
1. Ruiltheorie (Weber) Sociaal gedrag = gedetermineerd & individueel: kiezen uit
voorkeur, m! niet vrij, ind handeling verklaren obv
gedetermineerde factoren
2. Conflicttheorie (Marx) Sociaal gedrag = gedetermineerd & collectief: ind handeling
beïnvloed dr groep waartoe men behoort
3. Functionalisme (Comte & Sociaal gedrag = vrij & collectief: groep neemt zelf beslissing
Durkheim) (coöperatie)
4. Symbolisch Sociaal gedrag = vrij & individueel: handeling uit dialoog met
interactionisme (Mead) jezelf, terwijl je handelt (= vrij handelen)
Hoofdstuk 2: C. H. de Saint-Simon en A. Comte
Algemene synthese v kennis Technologische vooruitgang (industrialisering): industrie mensen
met wetenschappelijke inzichten, le principe organisateur
(samensmelting v alle kennis > organiseren > orde)
“Alles door en alles voor de Arbeid krijgt positieve connotatie = daad van liefde (want je helpt
industrie” mensen): utopisch socialisme; la parabole (parasitaire >< nuttige
beroepen)
, Sciëntocratie Samenwerking & mensenliefde: altruïsme (Saint-Simonisten
droegen uniform als herinnering dat je elkaar nodig hebt);
politiek als toegepaste wetenschap (macht aan wetenschap):
collectieve wilsvorming
Drieslag-/driekamerstelsel > hervorming vh parlement; kennis vd natuurwetten =
geneesmiddel vr/d kwalen vd mensheid; 3 kamers: uitvinders,
exacte wetenschappers en de uitvoerende kamer
Kennismaatschappij Wetenschap neemt bestuur en handelen over op alle domeinen
vh leven, sml zo wetensch mgl besturen, handelen gebaseerd op
wetensch kennis
- Sociologie als Voorwerp = “volledige mensheid”, taak vd sociologie: nieuwe
koepelwetenschap synthese obv feiten
Religie Positivisme (wetenschap) = religie vd mensheid: liefde als
principe, orde als basis en vooruitgang als doel
Wet van de vooruitgang = wet van de drie stadia
1. Theologisch (bovennatuurlijk, verbeelding)
2. Metafysisch (abstract)
3. Positivistisch (verschijnselen > wetten)
- Kennis Vooruitgang < kennis > rust & orde
Consensustheorie Sociale orde < minimum aan overeenstemming bij leden
Het reële >< het verbeelde (imaginair); toegankelijk vr ons
begripsvermogen, uitsluiting v ondoordringbare mysterie (religie)
volwassenwording vd mensheid (realistischer worden, het
theologische achterlaten), verbeelding onderwerpen aan wnm,
m! onduidelijk onderscheid (vb. faits sociaux - Durkheim)
Het nuttige >< het ledige (parasitair); ter verbetering v onze bestaansvw’en;
“savoir pour prévoir, prévoir pour pouvoir”: kennis = macht
Het zekere >< de twijfel; precies & ondubbelzinnig & brengt harmonie ih
individu en id geestelijke gemeenschap vd gehele soort,
wetenschap > organisatie > orde, streven nr alg consensus
- >< repressieve tolerantie Iets (nt feitelijk) laten bestaan is beste manier om het
(Marcuse’s kritiek) onschadelijk te maken/te laten verdwijnen (vb. “aarde is plat”
mag gezegd w’en, want in volgende generaties zal blijken dat het
niet klopt)
>< Het negatieve Desorganisatie > politieke & morele anarchie
Reorganisatie > definitieve sociale toestand vd menselijke soort
Logisch positivisme Zoektocht nr ondubbelzinnige taal die feiten uitdrukt, m! zo
ondubbelzinnig dat het atomaire feiten worden, m! bestaan niet
Saint-Simon >< Comte Doeners (wereldlijke macht) >< denkers (geestelijke macht)
Gerealiseerde technocratie Wereld < feiten problemen = onwenselijke feiten;
wetenschappelijk mens leert een oordeel vormen,
onbevooroordeeld dr persoonlijke gevoelens en met wegcijfering
v zz (onderwerping aan objectieve feiten): wetenschap maakt
wereld enkel vreemder vr ons > controle & beheersing
Hoofdstuk 3: K. Marx
Geschiedenisopvatting Einde vd geschiedenis = begin vd verlossing en verzoening
Historisch materialisme: materiële en economische
omstandigheden hbb centrale rol
Talmoedisch = becommentariërend denken, interpretatie op interpretatie