De organisatie van de sport in Vlaanderen
DEEL 1: De sport in Vlaanderen
HOOFDSTUK 1: WAT IS SPORT?
Doelen
1. Verschillende moeilijkheden en problemen aanhalen omtrent een algemene universele
definitie van sport.
2. Verschillende factoren herkennen die definitie van sport moeilijker maken.
3. Het kantelpunt voor 1965 en erna kennen.
4. Vier basiselementen van sport onderscheiden van elkaar.
5. Classificatiesystemen van sport kennen.
6. Verschillen tussen prestatie- en recreatiesport herkennen.
Inleiding
Organisatie Sport Vlaanderen
Aantal Visie Gemeente/stad
Overheid – middenveld – Waarde Provincie
privaat
Onderneming Definitie Gewest
WADA – FIFA – UEFA - … Niveau Nationaal (België, USA …)
Sportdienst, sportraad Participatie – genderpariteit Internationaal
Belang en aard Verschijningsvorm Berlijn jaren ‘40
Definitie volgens Van Dale:
ð Allerlei lichamelijke oefeningen en ontspanning waarbij vaardigheden, kracht en inzicht
vereist zijn.
Sport definiëren? 3 beïnvloedingsfactoren
3 beïnvloedingsfactoren:
1. Tijd
Ø Geschiedenis, prehistorie – oude Grieken - … NU
2. Plaats
Ø Uitgangspunt of redeneerbasis:
“Sport is verankerd in de samenleving, maatschappij en is het resultaat van menselijk
handelen.
3. Context
Ø Medius, bejaarde (kwaliteit, zelfredzaamheid), jongere (sociale binding, ontspanning),
socioloog …
, Tijd Plaats / context Visie / standpunt
Prehistorie Lokaal Medicus
(jagen, overleven) (startpunt, ontstaan hier) = gezondheid
Oude grieken Nationaal Topcoach
(beweging, schoonheid) (verder doorgroeien op landelijk = prestatie/aanzien
niveau)
Romeinse tijd Internationaal Wandelaar
(gladiatoren) = ontspanning en rust
Middeleeuwen Filosoof
(ridders …) = zinvol invullen VT
België 1965 Leerkracht LO
(cesuur) = kinderen doen sporten
Conclusie = geen universele definitie mogelijk !
Sport in Vlaanderen (cesuur van 1965)
VOOR 1965
Duidelijk onderscheid tussen sport en niet-sport
Overzichtelijk sportlandschap
Context: sport enkel in verenigingsleven
Type/aard: voetbal en wielrennen
Accent: wedstrijd en competitie
Profiel sporter: jong, mannelijk, vitaal, talent van nature, motorisch vaardig,
bemiddeld zijn, eenvoudige reglementering maar strak karakter
Meritocratisch (= samenleving waarin je prestaties en capaciteiten je sociale
status bepalen)
NA 1965
Onoverzichtelijk
‘Democratisch’ karakter
Meerdere sporten
Ook buiten verenigingsleven
Eenvoudig en complex mogelijk
Meerdere doelen
,Poging tot definiëring. 4 constituerende elementen
4 Constituerende elementen van sport:
1. Bewegingselement
2. Ontspanningselement
3. Wedstrijdelement
4. Institutioneel element
Bewegingselement
- Primair kenmerk
- Fysieke activiteit nodig? Specialisatie van beweging?
MAAR
- Wat met denksport? Geen of weinig beweging…
- Beweging, maar niet sportgerelateerd …
BESLUIT: Onvoldoende houvast
Ontspanningselement
- Vorm van ontspanning
- Kader van vrije tijd, buiten arbeid/ernst
- Vrij gekozen, engagement
MAAR
- Niet economisch
- Sport steeds ontspannend?
- Beroepsvoetbal: niet economisch nuttig?
BESLUIT: Zéér waardegebonden!
Wedstrijdelement
- Onderscheid spel vs sport?
- Sportieve confrontatie, meten met tegenstander?
MAAR
- Wat met niet-competitieve sporten?
BESLUIT: Waardegebonden!
,Institutioneel element
- Vast kader van normering
- Eenduidig kader
- Sport = instituut van eigen regels, gezagdragers, wetten, sportregels,
rechtregels, …
MAAR
- Sportieve activiteiten niet gelinkt met officiële regels?
BESLUIT: Onvoldoende als criterium!
Enge definitie
= Een enge sportdefinitie refereert naar een beperkt aantal menselijke activiteiten die
technische beheersing, lichamelijk conditie en mentale weerstand veronderstellen en
die op algemene wijze in wedstrijdverband beoefend worden.
Voorbeeld: Voetbal, tennis …
Brede definitie
= Bij de brede sportdefinitie vertrekt men vanuit het vierde basiselement waarbij men
sport beschouwt als een geïnstitutionaliseerd sociaal verschijnsel. Het is een sociaal
fenomeen welk dynamisch en vluchtig is.
Gevolg: Sport is datgenen wat in de maatschappij als zodanig wordt beschouwd.
Voorbeeld: Sporten met weinig conditie, fitness …
WAAROM IS EEN DEFINITIE VAN SPORT NODIG?
Ø Onderzoek naar de algemene sportparticipatie
1. Vergelijking tussen landen
2. Operationalisatie van sport (= meetbaar maken voor wetenschappelijk
onderzoek)
Doel / gevolg: Subsidies door de overheid.
Wat is algemene sportparticipatie?
ASP
= Actieve deelname door ruim publiek aan bewegingsactiviteiten met een sportief
karakter gedurende de vrije tijd, in een sportieve context en zonder een louter
utilitair karakter.
,Classificatie van sport en sportvormen
Sport … sportvormen … sportsoorten …
Ø Nood aan orde in de chaos
Oplossing: Classificatiesysteem
- Inzicht krijgen in …
- Doel: Operationele noodzaak
Op basis van:
- Ontstaansgronden
- Wijze van beoefening
- Motieven van sporter
Ontstaansgronden
3 hoofdreden:
1. Spelsporten
o Oorspronkelijk plaatselijke spelen of ontspanningsvormen
o Later verspreiden (lokaal, regionaal, nationaal …)
o Van spelen tot competitie
2. Overlevingssporten
o Aanvankelijk overleven
o Later soort folkore / vrijetijdsbesteding
o Nog later als sport beoefend (competitie)
3. Bewegingssporten
o Waarbij de mens zich voortbeweegt
Bewegingssporten
Zonder verplaatsingsmiddel Met verplaatsingsmiddel
Bewegingsgericht Wandelen, zwemmen Schaatssport
Atletiek Fietssport
Lichaamsgericht Bodybuilding, gymnastiek Paardensport
Watersport
Luchtsporten
Gemotoriseerde sporten
Overlevingssporten
Gevechtssporten Schietsporten Hengelsporten
Boog Vuurwapen
Spelsporten
Ploegsporten Individuele spelsporten
Zaalploegsporten Veldploegsporten Slagbalsporten Bolsporten
, Wijze van beoefening
1. Piramidaal sportmodel
topsport
competitiesport
recreatiesport
sportieve recreatie
bewegingsrecreatie
spel en spelend bezig zijn
recreatie
Topsport: Prestatie (al dan niet vergoed)
Competitiesport: prestatie, wedstrijdgericht presteren
Recreatiesport: Officiële regels, binnen sportvereniging met accent op sociaal
contact en ontspanning.
Sportieve recreatie: Sport en spelvormen zonder strikte regeltoepassing, niet in
georganiseerd verband en vaak incidenteel.
vb. Volleybal op kleiner veld.
Bewegingsrecreatie: Vorm van recreatie waarbij bewogen wordt.
Spel en spelend bezig: Activiteit die zichzelf als doel heeft, vrijheidsgevoel en
onmiddellijke lustbeleving.
Recreatie: Geheel van activiteiten die leiden tot ontspanning.
- Echter wel kritiek vanuit de recreatieve invalshoek
Ø Principe van hiërarchie: breedtesport en topsport?
Ø Wederzijds beïnvloeding: breedtesport en topsport nodig?
- Gevolg kritiek: (2) bouwsteenmodel en (3) kerkmodel
2. Kerkmodel - Scheerder
- Topsport erboven
- Competitiesport en recreatie op gelijke hoogte.