Samenvatting Aardwetenschappen
Hoofdstuk 1: inleiding
1.1 Aardwetenschappen
Vooral geologie, fysische geografie en bodemkunde
Fysische geologie = materiaal waaruit planeet aarde opgebouwd is en de vele processen die er in
plaatsvinden
Historische geologie = ontstaansgeschiedenis van de planeet en zijn evolutie doorheen de tijd
Fysische geografie: bestudeert landschapsvormen en vormende processen
Bodemkunde: biologisch actieve toplaag van de geosfeer
1.3Sferen van de planeet Aarde
Planeet Aarde kan beschouwd worden uit 4 grote onderdelen
o Geosfeer: gedeelte onder de atmosfeer en de hydrosfeer dat grotendeels vast is.
o Hydrosfeer: water aan het aardoppervlak. Vloeibaar water aan het aardoppervlak maakt dat Planeet
Aarde uniek is in ons zonnestelsel
o Atmosfeer: gasfase boven de geo- en hydrosfeer, laag is heel dun vergelijken met diameter van de
geosfeer
o Biosfeer: geheel van levende organismen
Hoofdstuk 2: kenmerken van planeet Aarde
2.1 ontstaansgeschiedenis van planeet Aarde
2.1.1 oorsprong van het zonnestelsel
Verloop
13.7 Ga: heelal ontstond tijdens een zware explosie
Basiselementen van alle materie van universum gevormd
Eerst enkel protonen, neutronen en elektronen gevormd
Hieruit vormde waterstof en helium door thermonucleaire kernfusie
100den miljoen jaar later: wolken van H en He condenseerden tot 1 e sterren
Die groepeerden tot galachtige systemen (een daarvan is de Melkweg)
Gassen trokken samen: temperatuur en densiteit stijgt, kernfusie tussen H en He-atomen
Deze worden in interstellaire ruimte gestuwd
Kern van de zon: enkel vorming He door kernfusie van H
Ons zonnestelsel
Ontstond 4.7 Ga uit de concentratie van galactische nevel (solar nebula)
Door gravitaire interacties tussen de partikels begon deze nevel traag te spiralen en samen te trekken tot
een schijf met grote concentratie in het centrum
In dit centrum ontwikkelde zich eerst de proto zon en later de zon
De zon is een ster, ruimtelichaam dat bestaat uit een geïoniseerd gas als gevolg van kernfusie
Eerst kwam er enorm veel warmte vrij door concentratie van de zon, deze nam ook snel weer af
Hierdoor versmolten stofdeeltjes en atomen en werden er geconcentreerde tot primaire gesteenteklompen
die roterende banden vormden
Vaste of aardse planeten ontstonden dicht bij de zon (mercurius, venus, aarde en mars)
Gasplaneten ontstonden verder weg (Saturnus en jupiter)
Er zijn ook gesteenteklompen die er niet in slaagden zich te verenigen tot een planeet en die bevinden zich
nog steeds in de asteroïdengordel tussen Mars en Jupiter, dit vormt de bron van rondzwevende
meteoroïden
Kometen zijn vuile ijsballen met extreem elliptische banen
,Mars
Enige planeet met de Aarde die vloeibaar water aan het oppervlakte toelaten
Zeer ijle atmosfeer, nauwelijks watermoleculen aan het oppervlak aanwezig
Initieel: atmosferische condities van Aarde en Mars zeer analoog, inclusief vloeibare metaalkern die
magnetisch veld creëerde
Kern wegvalt, beschermend effect ook (droge steenplaneet)
De maan
Maan van de planeet aarde
Draait ongewoon dicht tegen onze planeet
2.1.2 vorming van de primitieve planeet Aarde
Materie accumuleerde verder door ingeslagen van meteoroïden
Verval van kortlevende radioactieve elementen zorgde voor sterke temperatuurstijging
Hierdoor werd aarde warm genoeg om Fe en Ni te smelten
Zo werd de hele aarde bedekt met magma-oceaan
o Hierdoor verplaatsen de zwaarste elementen naar het centrum van de aarde en de lichtste
elementen kwamen bovendrijven en vormden de primitieve korst
o Deze chemische differentiatie vormde de basis van de 3 lagen van de aarde
De ijzerkern
De mantel
De dunne korst
Ontgassing van de lichtste verbindingen zorgde voor de basis van de atmosfeer
Oudste mineraal: 4Ga oud
Initieel in de buurt van de aardbaan een kleinere planetoïde
o Deze botste met de aarde
o Hierdoor slingerde grote hoeveelheden materie de ruimte in
o Die verenigde zich tot nieuw kleiner ruimtelichaam, de maan
2.1.3 Vorming van de atmosfeer en de oceanen
Naarmate de planeet verder afkoelde condenseerde waterdamp tot regen waardoor dit in de laagst gelegen
gebieden kwam te liggen
4 Ga geleden : 90% van de huidige oceanen gevormd
3.7 Ga: eerste anaerobe bacteriën
3.5 Ga: eerste fotosynthtiserende bacteriën (stromatolieten van cyanobacteriën)
o Zuurstof vrij als restproduct
o Reageerde met Fe: vormde uitgebreide precambische Fe-afzettingen (nu: voornaamste bron
ijzererts)
2.2 Ga: O2 kwam massaal vrij in de atmosfeer
o Deel ervan reageerde tot ozon
Rond 1.5 Ga: vrij stabiel O2-niveau
Daarna neemt dit schommelend toe
Initiële regen was bijzonder zuur
o waardoor gesteenten zonder begroeiing sterk werden aangetast
o vrijgekomen elementen accumuleerden in de oceaan waardoor deze zoutrijker werd
2.1.4 Vorming van de eerste continenten
Archeaan: 1e gevormde primitieve korst uit gesmolten mantelgesteenten
Korstmateriaal afgebroken door verwering en wegzinken in de mantel
o Opstijgende magma werd Si-rijker en dus lichter dan mantelgesteente
3 Ga: meeste continenten voldoende groot, licht en dik om te weerstaan aan het wegzinken en opsmelten
(grote eenheden, cratons ontstaan)
Einde van precambrium grootste deel van huidige continentale korst gevormd
, Platentektoniek : vulkanisme en orogenese en continue afbraak door verwering
Schilden: hedendaagse dagzomende delen van de cratons
2.2 Opbouw van Planeet Aarde
2.2.1 Vorm en afmeting
Kenmerken
Ellipsoïde met afplattingsfactor van 0,0033
Aardstraal: 6371 km
Omtrek langsheen evenaar: 40 075 km, omtrek langsheen polen: 40 008 km
Aardopp: 510.106 km
70,8% bedekt met water
Max hoogte: 8848m (Mount Everest),
grootste diepte: 10 911m (Marianentrog)
Gemid dichtheid: 5,52 g/cm3
2.2.2 inwendige bouw
Korst :
Relatief dun gesteentelaag
Continentale korst: 25-40km dik, samengesteld uit vele gesteentetypes
o Granitisch
o Sterk uiteenlopende ouderdom
o Waar bergen ontstaat gaat er dieper ook al korst zijn
o Kan tot 4 miljard jaar oud zijn
Oceanische korst: 7 km dik
o Basaltisch
o Nergens ouder dan 180Ma oud
o Wordt altijd vernieuwd
Mantel:
Omvat meer dan 82% van volume van de aarde
Vast gesteente onder de korst met een diepte van 2890 km
Grens tussen korst en mantel is verschil in chemische samenstelling
Mantel is veel rijker aan Mg en Fe (olivijn, dominante mineraal)
Bovenste mantel: 660km diep
In onderste mantel worden gesteenten samengedrukt door toenemende druk en ook heel warm
Lithosfeer: harde buitenste schil 100-250 km dik, gesteenten steeds weker meer deformeerbaar tot partiële
smelting
Asthenosfeer: tot een diepte van 350-410km, weke toestand, beweegt onafhankelijk van de onderliggende
mantel
Dichtheid groter richting kern toe
Sterke gradiënt tussen afgekoeld oppervlakte en warme kern
o Sommige gesteenten komen in semi-vloeibare fase voor
o Niet alles is er vast
Kern:
Begint op 2890 km
Uit legering van Fe en Ni
Extreme druk
Buitenkern: vloeibare laag van 2260km dik, bewegingen veroorzaken magnetisch veld (kan in sterkte
fluctueren en in polariteit omwisselen)
o IJzer begint in convectiestroom te bewegen zorgt voor magnetisch veld
, o Stroomlijnen gaan uit zuidpool richting noordpool
o Dit kan ook omdraaien
o Sterkte varieert
o Op dit moment aan het afzwakken betekent dat het zal omdraaien
Binnenkern: straal van 1220 km, vast ijzer (door immense druk), zeer hoge temperatuur
o Groeiend
o Binnenste van planeet aan het afkoelen
o Temperatuur vooral afkomstig door radioactiviteit (dit neemt af)
o Onuitputtelijke bronnen van energie (zon is dit ook)
o Energie op deze planeet is dus onuitputtelijk
Fysisch hebben we 5 verschillende lagen (korst, bovenste en onderste mantel, binnenste en buitenste kern)
Bescherming tegen ionenwind( door de zon uitgestuwd) weg: atmosferische moleculen
Alternatieve indeling platentektoniek
o Lithosfeer: buitenste harde schil (bestaat uit hard gesteenten)
o Asthenosfeer: semi-vloeibaar
Gesteenten nabij smeltpunt (viskeus)
Tot 400 km
Platentektoniek = stukken lithosfeer die bewegen op asthenosfeer
2.2.3 samenstelling van de aardkorst
98.5% uit 8 elementen: O, Si, Al, Fe, Ca, Na, K en Mg
2.2.4 continenten en oceanen
Blauwe planeet: 70,7% van de aarde is bedekt met oceanen
0.1% water tov het volume van de planeet
Zoet water 85% zit in ijs
Rol van regen en stromende water: voor verwerving van gesteenten, transport en sedimentatie van de
verweringsresten, vormen van landschappen
Distributie van de topografie:
o Weergegeven via hypsometrische curve
o Shelf: ondiepe randzone rond de continenten (= ondergelopen extensie van continentale korst)
o Continentale helling: reële grens tussen continentale en oceanische korst, steile afdaling
o Abyssaal vlak: vlakke zeebodem, hier eindigt de continentale helling
2.2.5 Atmosfeer
Gasvormige laag, geleidelijk ijler
De ruimte, atmosfeer boven 100 km
2.2.5.1 lagen van de atmosfeer
Troposfeer:
0-12 km
Temp daalt met gemid 6,5 °C per stijgende km (op 12 km: -50 à 60 °C)
9 km dik op de polen, 16 km dik id tropen (varieert door grote energie-input vd zon)
Bevat veel water: alle weerfenomenen
Ondergaat veel energiefluxen
Stratosfeer:
12-50 km
Droog
Belangrijk voor evolutie van leven
ozonlaag (vooral tss 20 en 30 km) die door absorptie vd Uv-straling vd zon sterk opwarmt
Mesosfeer: