overzicht
Botten:
● gemineraliseerd
● beschermend
● biomechanische basis voor beweging (samen met spieren, pezen en
ligamenten)
Botten hebben:
● Uitsteeksels
● depressies
● openingen
● gewrichten (contact tussen botten)
Botuitsteeksels of prominentia’s
Processus= algemene term voor uitsteeksel op botoppervlak
Condylus = ovaal uitsteeksel, meestal in gewrichten
Epicondylus = klein ovaal uitsteeksel op een condylus
Caput= hoofd/kop = ronde structuur uitstulpend op een botoppervlak met een nek
Tuberositas = grote, ruwe verhevenheid => meestal aanhechtingsplaatsen voor
spieren of pezen
Eminentia = kleine verhevenheid of knobbel
Arcus= uitsteeksel in de vorm van een brug met een boogvormige uitlijning
Cornu = kleine hoornvormige uitstulping
Crista= spitse rand op een botoppervlak
Linea = lijn of kleine rand
Spina= doorn of plotse kleine uitstulping met een scherp of stomp uiteinde
1
,Botdepressies
Incisura = inkeping op de botrand
Sulcus = langwerpige groef
Fossa = grote indieping, welke afgerond is
Lamina= plaat= een oppervlak op het bot dat noch een uitsteeksel heeft noch een
indieping en dus een platte botstructuur aangeeft
Satura: verbinding tussen twee botten, bij elkaar gehouden door fibreus weefsel en
welke lijkt op een breuk.
● immobiel
● bieden biomechanische bescherming bij een impact (absorberen de kracht
door heel traag te bewegen)
● zijn meest flexibel bij jonge kinderen
Articulatio = gewricht= plaats in het skelet waar botten aan elkaar gehecht zijn.
● Mobiel of immobiel
Botopeningen
Foramen = kleine, vensterachtige opening
Canalus = lange, smalle buisvormige opening
Fissura = smalle spleetvormige opening
Ostium= een smalle opening als ingang naar een hol orgaan of kanaal
Apertura = een smalle opening
Perforatia = abnormale opening die wijst op pathologie
Onregelmatig oppervlak: verhevenheden en depressies dienen meestal voor de
aanhechting van spieren, pezen en gewrichtsbanden.
Botopeningen en kanalen bevatten meestal bloedvaten en/of zenuwen
De schedel bestaat uit verschillende botdelen die met elkaar verbonden zijn via
suturen (naden, bindweefsel) => krachtabsorptie, groei
Neurocranium
Schedelbotten
● Cranium (craniale botten, neurocranium)
● Facies (faciale botten, viscerocranium)
Doel of functie:
● beschermen van de hersenen
● gezichtskenmerken vormen
● deelname aan ™ gewricht
2
, ● basis voor tandontwikkeling
Alle botten kunnen enkel of gekoppeld zijn
Groei gebeurt in alle botten van de schedel
Alle schedelbotten zijn immobiel behalve het TMG en atlanto-occipitaal gewricht
3
, 4