Uitgebreide samenvatting van de voorgeschreven hoofdstukken van het boek Gemeenterecht voor het vak Recht Decentrale Overheden. Het vak behaald met een 9.
Samenvatting literatuur Binnenlands bestuur en decentralisatie (23011234)
Alles voor dit studieboek (12)
Geschreven voor
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Rechtsgeleerdheid: Nederlands Recht
Recht Decentrale Overheden (RGMST01006)
Alle documenten voor dit vak (2)
Verkoper
Volgen
hrzx
Voorbeeld van de inhoud
Hoofdstuk 1. Korte GS gemeente
1.1 Gemeenten 1798 – 1848
De Bataafse omwenteling is voor de vorming van NL van groot belang geweest
- Art. 1 Acte van Staatsregeling: de Bataafse republiek is één en ondeelbaar
Gemeentebestuur: Elke gemeente heeft een gemeentebestuur en er is een vertegenwoordigend lichaam
- Jaarlijks trad 1/3 van het gemeentebestuur af.
- Is ondergeschikt en verantwoordelijk aan het (centrale) uitvoerend bewind
Staatsregeling van 1801 is een stap terug democratisch gezien. De wettelijke regeling van 1807 kent het ambt
burgemeester. Verder kent die regeling gemeenten van eerste klassen (met meer dan 5000 inwoners) en
gemeenten van tweede klassen (minder dan 5000 inwoners)
1.2 Grondwetten van 1814 en 1815
Grondwet 1814 bevestigt de eenheidsstaat.
- Plaatselijk bestuur geregeld door reglementen
- Volgens de reglementen worden leden van de raad voor het leven gekozen, uit de beste ingezeten en
door kiescolleges. De kiescolleges worden gekozen door de burger
- Koning Willem I kan de reglementen aanvullen met koninklijke besluiten
Grondwet van 1848
Brengt grote wijzigingen voor gemeenten. Fundament voor huidige gemeente. Het juridisch verschil tussen
stad en platteland wordt opgeheven.
Wat brengt deze grondwet?
- Huis van Thorbecke: een bestuursstructuur die uitgaat van drie bestuurslagen: het rijk, de provincie
en de gemeente
- Art. 138 Gw legt vast dat er een Gemeentewet komt
- Gemeentelijke belastingen, begroting en rekening krijgen ook een formeel-wettelijke grondslag
- Gemeenteraad aan het hoofd van de gemeente
- Art. 140 Gw kent autonomie toe aan gemeenten
Gemeentewet 1951
Deze gemeentewet creëert het college van B&W als dagelijks bestuur van de gemeente. Het legt een
bevoegdheidsverdeling vast met de raad als hoofd.
Samenvattend kenmerken de Grondwet 1848 en Gemeentewet 1951 zich door:
- Drie overheidslagen
- Een uniforme bestuursstructuur voor gemeenten
- Vastgelegd in een organieke wet
- Monisme
- Hoofdschap gemeenteraad
- Bestuurlijk toezicht
Wijzigingen 1851-1983
Censuskiesrecht wordt uitgebreid, medebewind wordt vastgelegd. Er komt een taakverwaarlozingsregeling.
- De grondwet van 1922 beperkt de koninklijke bevoegdheid tot spontane vernietiging, mag slechts
indien het bij wet is geregeld
Verder worden de drie ambten expliciet tot het gemeentebestuur gerekend: raad, college en burgemeester
1.3 Grondwet 1983
De grondwetsherziening van 1983 heeft voor de decentrale openbare lichamen geen wezenlijke inhoudelijke
veranderingen gebracht.
- Modernisatie
de Grondwet zou alleen de onderwerpen moeten bevatten die zó gewichtig zijn dat zij alleen maar langs de
moeilijke en tijdrovende weg van grondwetsherziening gewijzigd kunnen worden.
- Levert discussie op over aanstellingswijze burgemeester.
- Hoort in de gemeentewet thuis en niet in de Grondwet
1
,Verder: Fortmann wil de toekenning van kiesrecht aan niet-Nederlandse ingezetenen deconstitutionaliseren.
Dit wil hij ook voor:
- Ondergeschikte grenswijzigingen
- Medebewind vorderingen van provincie aan gemeente
- Preventief toezicht
Deconstitutionalisering is niet bereikt.
Sinds 1983 is Hoofdstuk 7 Grondwet een aantal keren gewijzigd.
- Art. 129 lid 3 Gw: vervanging raadsleden wegens ziekte en zwangerschap
1.4 Gemeentewet 1992
De grondwetsherziening van 1983 is de voorbode voor een nieuwe Gemeentewet die in 1992 tot stand komt.
Enkele uitgangspunten:
- Modernisering en systematisering
- Drie motieven ten grondslag van de Gemeentewet 1992:
o Het decentralisatiemotief wil de positie van gemeenten ten opzichte van het rijk versterken;
o Het democratische motief houdt een versterking van de positie van de burger en van de
gemeenteraad in;
o Het differentiatiemotief betekent dat de wetgever ruimte aan gemeenten wil laten om hun
organisatie naar eigen behoefte in te richten.
1.5 Herziening 2002
Eén herziening van de Gemeentewet betreft een wezenlijke verandering van de gemeentelijke
bestuursstructuur. Het gaat dan om de dualisering van het gemeentebestuur.
Gemeente sinds 1851 altijd monistisch geweest.
Belangrijkste kenmerken monistisch stelsel:
- De gemeenteraad is het hoofd van de gemeente
- Aan de gemeenteraad komen in beginsel alle bevoegdheden toekomen
- Hij benoemt wethouders uit zijn midden benoemt
- Deze wethouders blijven lid van de raad.
Doelstelling dualisering: versterking en vitalisering van de lokale democratie.
- Raad en college zouden losser van elkaar moeten functioneren
- Hoofdschap van de gemeenteraad versterken
Enerzijds heeft de raad de nodige bestuursbevoegdheden moeten afstaan aan het college. Anderzijds zou hij
‘eindverantwoordelijk’ zijn
1.6 Centralisatie- en decentralisatiediensten
Centralisatie: het rijk trekt de behartiging van taken en bevoegdheden van de decentrale overheden naar zich
toe
Decentralisatie: het overdragen van taken en bevoegdheden aan de decentrale overheden. Kent verschillende
motieven.
- Bepaalde bevoegdheden liggen historisch gezien bij decentrale overheden
- Decentraal kan soms beleid doelmatiger uitvoeren
- Evenwichtige spreiding bevoegdheden
- Betrokkenheid burgers bij eigen bestuur
- Problemen worden aangepakt bij de schaal waar ze zich voordoen
Vanaf omstreeks 1930 worden gemeenten meer en meer gezien als uitvoerders van centraal beleid, hetgeen
leidt tot verdere centralisatie.
- Voortschrijdende uitbouw sociale zekerheid neigt tot meer centralisatie
- Gemeenten worden voor hun financiën meer afhankelijk van het rij
Na de Tweede Wereldoorlog zijn veel gemeentelijke belangen gecentraliseerd. Redenen:
- Steeds groter beroep op maatschappelijke voorzieningen
- Rijk wil dat gemeenten een bepaald kwaliteitsniveau waarborgen
- Burgers doen steeds meer een beroep op het gelijkheidsbeginsel
2
,Na 1980 juist meer een tendens naar decentralisatie.
Decentralisaties in het sociaal domein.
Het decentralisatiebeleid heeft een grote stimulans gekregen in 2015.
- Drie grote decentralisaties in het sociaal domein. Gemeentes belast met uitvoering Jeugdwet, Wmo en
Participatiewet.
- Gedachte erachter: gemeente is de bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat en om die reden
het meest geschikt.
Gevolgen:
- Verschillen tussen gemeenten kunnen toenemen
- Noodzaak tot gemeentelijke samenwerking, vooral door kleinere gemeenten
Decentralisatie in het fysieke domein: subsidiariteitsbeginsel staat in art. 2.3 Omgevingswet. Betekent volgens
art. 2.3 lid 2 Omgevingswet het volgende…
- Provincie voert alleen een taak of bevoegdheid toe als dat bij regeling is bepaald
o a. met het oog op een provinciaal belang en dat belang niet op een doelmatige en
doeltreffende wijze door de gemeente kan worden behartigd, of
o b. voor een doelmatige en doeltreffende uitoefening van de taken en bevoegdheden op
grond van de Omgevingswet dan wel van een internationaalrechtelijke verplichting.
Kritiek op decentralisatiebeleid.
Wat is de kritiek er op?
- Veelal betreft het decentralisatie van bevoegdheden in medebewind, hierbij heb je de ene keer veel
beleidsvrijheid en de andere keer niet
- Decentralisatiebeleid vaak doorgevoerd wegens bezuinigingen
Staatscommissie parlementair stelsel wil een aantal aspecten gecodificeerd zien, maar..:
- Rijk moet kosten decentralisatie vergoeden, staat al in art. 108 lid 3 Gemeentewet
- Decentralisatie moet in gepaste regelgeving
- Van belang is dat het rijk rekening houdt met de bestuurskracht van overheden bij wie de taken en
verantwoordelijkheden worden belegd
- Recentralisatie is ook een mogelijkheid (ongedaan maken van decentralisatie)
De vraag is of een uitgebreide wet zinvol is.
1.7 Organisatie binnenlands bestuur.
Huis van Thorbecke: Nederland kent drie overheidslagen. Het rijk, provincies en gemeenten.
Driekringenleer: de genoemde overheidslagen hebben eigen, natuurlijke taken.
- Steeds moeilijker toepasbaar: veel maatschappelijke belangen kunnen niet meer door één
overheidslaag worden opgelost
- Intensieve samenwerking vereist
Gewesten, ROL’s, stadsprovincies en plusregio’s.
Nederland had een voorstel om het op te delen in 24 gewesten. Deze mochten echter geen vierde bestuurslaag
worden. Dit werd al snel opgeheven.
In 1984 werden provincies, op grond van de nieuwe WGR, verplicht om samenwerkingsgebieden vast te
stellen.
- Gemeente kon een gemeenschappelijke regeling alleen met de andere gemeenten van het
samenwerkingsgebied aangaan
ROL’s: Kaderwet was een tijdelijke wet zodat de bestuurlijke organisatie verder kon groeien.
- Regionaal openbaar lichaam (ROL) werd daarmee opgericht
- ROL kon bevoegdheden uitoefenen voor huisvesting, verkeer en vervoer, etc.
- Waren de facto een vierde bestuurslaag
Plusregio’s en deelgemeenten zijn afgeschaft.
3
, De schaal van provincies en gemeenten.
Aantal gemeenten is in de loop der tijd verminderd.
Hoofdstuk 2. Rechtsbronnen gemeenterecht.
Wat zijn de bronnen van het gemeenterecht?
2.1 Geringe belang van EHILA
Totstandkoming EHILA: door de Raad van Europa
Inhoud: waarborg de lokale autonomie in al haar facetten en legt de verdragspartijen verplichtingen op.
Het verdrag werkt beginselen op verschillende manieren uit.
Art. 2 EHILA: de verdragsluitende partijen moeten het beginsel van de lokale autonomie in interne wetgeving
vastleggen, zo mogelijk in de Grondwet.
Art. 3 lid 1 EHILA: definieert de lokale autonomie.
- ‘het recht en het vermogen van lokale autoriteiten, binnen de grenzen van de wet, een belangrijk deel
van de openbare aangelegenheden krachtens hun eigen verantwoordelijkheid en in het belang van de
plaatselijke bevolking te regelen en te beheren’.
Art. 3 lid 2 EHILA: het recht om zelf de openbare aangelegenheden te regelen en te beheren uitgeoefend door
een rechtstreeks democratisch gelegitimeerd orgaan, waaraan de uitvoerende organen verantwoording zijn
verschuldigd.
- Attributie van bevoegdheden kan ook op een lager niveau plaatsvinden
Art. 4 lid 3 EHILA: legt het subsidiariteitsbeginsel vast
- Lid 4: bevoegdheden die aan de lokale autoriteiten zijn toegekend dienen volledig en uitsluitend te
zijn.
- Lid 5: bij delegatie moeten de lokale autoriteiten zoveel mogelijk vrijheid van handelen hebben
- Lid 6: moeten gemeenten tijdig en op gepaste wijze worden geraadpleegd over de planning en
besluitvormingsprocedures van zaken die hen rechtstreeks raken
Art. 6 EHILA: lokale autoriteiten kunnen hun eigen administratieve structuur kiezen
Art. 7 EHILA: rechtspositie van de volksvertegenwoordigers, hun financiële vergoeding en de
incompatibiliteiten.
Etc. …
Voorbehouden: Art. 1 jo. art. 12, eerste lid, EHILA schrijft voor dat de verdragsluitende partijen zich aan ten
minste twintig bepalingen verbonden achten.
Nederland heeft ook een aantal voorbehouden:
- Art. 7 lid 2 EHILA: sociale voorzieningen. Raadsleden krijgen na lidmaatschap geen uitkering
- Art. 9 lid 5 EHILA: maatregelen mogen de financiële vrijheid van de lokale overheden niet beperken.
Art. 12 Financiële-verhoudingenwet doet dat wel
- Art. 6 lid 2 EHILA: interpretatieve verklaring dat de centrale overheid verantwoordelijk is voor de
bezoldiging van de ambtenaren
Betekenis in de praktijk: verdrag heeft vrij weinig betekenis voor NL. Want…
- De voorbehouden
- Geen een ieder verbindende verdragsbepalingen ex art. 94 Gw
2.2 Betekenis Gw voor decentralisatie
Grondwet regelt de decentrale overheden in H7.
Uitgangspunten H7 Gw: enkele juridische uitgangspunten…
- H7 heeft betrekking op openbare lichamen
- H7 geeft enkele competentievoorschriften voor de instelling, wijziging en opheffing van openbare
lichamen
- H7 maakt een onderscheid tussen enerzijds gemeenten en provincies die vrij uitgebreid zijn geregeld,
anderzijds andere openbare lichamen die een summiere regeling hebben
Waarborgen H7 Gw: geeft de belangrijkste regels voor het staatsbestel
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper hrzx. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,44. Je zit daarna nergens aan vast.