Definities sociaal-werktheorieën
1 : inleiding
Sociaal werk Sociaal werk is een praktijkgericht beroep en een academische discipline die
sociale verandering en ontwikkeling, sociale cohesie en de emancipatie en
bevrijding van mensen bevordert. Principes van sociale rechtvaardigheid,
mensenrechten, collectieve verantwoordelijkheid en respect voor diversiteit
staan centraal. Het sociaal werk is onderbouwd door theorieën over sociaal
werk, sociale wetenschappen, menswetenschappen en inheemse kennis,
sociaal werk betrekt mensen en structuren om levensproblemen aan te gaan en
het welzijn te verbeteren.
Theorie (Thompson) Een gestructureerde set van concepten die ons helpen iets te begrijpen.
Anti-intellectualisme Sociaal werk wordt gereduceerd tot een uitvoeringspraktijk waar met niet voor
moet studeren.
Ervaringskennis / practice Wat heb ik reeds in het verleden gedaan, werkte dat, was het zinvol, toepasbaar
wisdom in de toekomst…
Gebruikerskennis Wat zeggen de cliënten of het doelpubliek.
Feitelijke kennis Statistische date
Tacit knowledge Zaken die men gevoelsmatig weet maar niet altijd kan expliceren. Bv. traplopen,
je kan het maar uitleggen waarom niet.
Tegen-traditie Het “intellectuele” loskoppelen van het onpartijdig streven naar kennis. Met
andere woorden, loskoppelen van het idee dat dit niet kan leiden tot actie.
Intellectuele activiteit Iets dat plaatsvindt in verschillende contexten door verschillende mensen
(m.a.w. mensen die niet als intellectueel worden beschouwd).
Het egalitarisme (Singh en Idee dat intellectualiteit niet toebehoort tot “slimme mensen” maar iets waar
Cowden) dat iedereen aan kan deelnemen.
Traditionele intellectuelen Vb priesters
(Gramsci)
Organische intellectuelen Willen zichzelf niet boven de samenleving zetten
(Gramsci)
controversieel omstreden, waarover grote meningsverschillen bestaan
Belang van openheid Sociaal werk moet zich niet richten op één specifieke benadering, maar het
(Lorenz) moet gevoelig zijn voor de ontwikkelingen in de samenleving. Het moet
enerzijds open zijn en anderzijds ook nadenken over de verantwoordelijkheid
inzake de wetenschappelijke onderbouw.
Individualisering Problemen definiëren in termen van individuele tekorten.
Vermarkting Risico waarbij men meer focust op “winst” ipv “rechtvaardigheid”.
Managerialisme Sterke nadruk op allerlei regels = bureaucratisering van praktijken.
Conditionalisering Mensenrechten komen onder druk te staan en worden gezien als
voorwaardelijk.
Descretionair handelen Sociaal werker als intellectueel verwijst ook naar de sociaal werker als “actor”
en niet als “uitvoerder”. De sociaal werkers doen iets met het beleid en de
theorie, maar hierbinnen staat de notie van “discretionaire ruimte” centraal. De
sociaal werker wordt gezien als een street-level-bureacrat.
Street-level-bureacrat onderwijzers, agenten, sociaal werkers en andere professionals die namens de
overheid rechtstreeks met burgers in contact staan.
Inheemse kennis Vb. je werkt met mensen in armoede dan is de kennis over mensen in armoede
inheemse kennis.
Impliciet Niet uitdrukkelijk gezegd of erbij geschreven, maar wel in het gezegde of
geschrevene opgesloten liggend.
Expliciet Uitdrukkelijk vermeld of erbij geschreven. Expliciet is een bijvoeglijk
naamwoord dat met andere woorden: duidelijk, letterlijk zo gezegd,
uitdrukkelijk betekent.
Body of knowledge Met een body of knowledge wordt een kennisverzameling van een
, vakgebied bedoeld, zoals deze aanwezig is in de literatuur en in de praktijk.
Hegemonie De dominantie of het leiderschap van een groep of staat over anderen.
Culturele hegemonie Een dominante groep in een samenleving kan haar hegemonie over andere
(Gramsci) groepen vestigen door de media, het onderwijs en andere culturele
productiemiddelen te controleren. In dergelijke gevallen worden de waarden en
belangen van de dominante groep vaak gepresenteerd als de norm, terwijl
andere perspectieven worden gemarginaliseerd of uitgesloten.
Een ontwikkeling waarbij een idee in de samenleving wordt gepropageerd die
gezien wordt als dominant, maar ook als evident. Waar wij kunnen in meegaan,
maar soms ook tegenin gaan.
Wij zijn allemaal dragers van die hegemonieën.
Onderhoudsbenaderingen Gericht op de aanpassing van het individu zodat men maximaal kan
functioneren in de samenleving. Antwoord op behoeften van mensen en het
meer efficiënt maken van diensten. Mensen ondersteunen in het vinden van
stabiliteit. Samenleving in stand houden.
Psychodynamische Focussen zich op de aanpassing van de geest.
theorieën
Cognitief-behavioristische Focussen zich op de aanpassing van het gedrag.
theorieën
Systemische en Focussen zich op de aanpassing van de context en omgeving. (vaak gericht op
ecologische theorieën het behouden van de status quo)
Persoonlijke groei Hieronder vallen de meer participatieve benaderingen waarbij men minder
benaderingen focust op de externe definitie van het probleem. Het zijn benaderingen gericht
op het samen met mensen sterker worden. Hierbij heeft met aandacht voor de
leefwereld, treedt men in dialoog en zet men in op participatie.
Reflexief Terugwerkend, wederkerend
Sociale psychologie & Constructief sw wil niet focussen op de waarom vraag, maar focussen op de
sociaal constructivisme toekomst door nieuwe narratieven te realiseren dus focussen op
mogelijkheden.
Humanisme, De filosofie om positieve gedachten te leren.
existentialisme &
spiritualisme
Presentatietheorie van Aandacht voor aanwezigheid, relaties, nabijheid etc.
Baart
Kritisch-emancipatorische Een meer maatschappelijke kijk. De maatschappijkritiek : hoe rechtvaardig is
benaderingen onze samenleving? Streven naar meer gelijkwaardige relaties in de
samenleving. Sociale rechtvaardigheid in plaats van individuele aanpassing als
focus. Structurele kijk op problemen: samenlevingsorde bevragen.
Psycomplex Het idee dat problemen op individueel niveau gekend zijn alsook opgelost
worden; er ligt heel wat nadruk op de individuele verantwoordelijkheid.
, 2 : theorie en professionalisering
Legitimering Men beroept zich op theorieën omdat men serieuze professionals zijn en men zich
verantwoord voor wat ze doen. Bv arts ook niet handelen vanuit buikgevoel, maar
vanuit zijn kennis van het vak.
Professionalisering Proces van definiëren van de grenzen tussen professioneel en niet-professioneel.
Functionalisme Objectivistisch beeld
(functionele efficiëntie en effectiviteit staan centraal
professional Parsons) beheersbaarheid, meetbaarheid, voorspelbaarheid en ordelijk
gaat uit van een middelen-doel relatie
hier gaan men uit van een technische opvatting van het beroep
Middelen-doel relatie Men moet taken uitvoeren, organiseren, pannen, alsook efficiënt werken. Van alle
sociale interventies is de uitkomst vooral gekend.
Technische opvatting SW wordt gezien als iemand die uitvoerend werk verricht, omdat hij/zij
bureaucratisch is ingesteld.
Autonome professional Men vertrekt vanuit het idee “wat moet een goede sociaal werker doen en wat is
onze eigen autonomie?” Ze hebben evenveel status/positie als andere
professionals waarmee men in contact komt.
Hogere sociale status
Geprivilegieerde positie
Beroep wordt gezien als een ideaal
Freidson (persoon) De autonome professional als derde logica. Dit denken wijst op het belang van
sociaal werk om zelf na te denken over eigen positie en rol. Niet zomaar meegaan
met de waan van de dag is de boodschap!
Derde logica Erkenning van wij zullen als beroep zelf beslissen wat goed sociaal werk is en wat
we moeten doen.
Eraut (persoon) Wijst op het belang van een beroepsorganisatie die beschermt tegen het ingrijpen
alsook inmenging van derden.
Normatieve Vaak gezien als de open variant van de autonome professional. Dit ideaaltype is
professional een pleidooi voor een open karakter van het sociaal werk. Het is belangrijk dat
men als sociaal werker zich gemakkelijk kan aanpassen aan de maatschappelijke
veranderingen. Een reflexieve houding van waaruit complexe problemen worden
benaderd
Een continu leerproces waarin het reflecteren over een goede
professionaliteitopvatting en eigen waarden centraal staan
Aandacht voor ambiguïteit, onzekerheid en onvoorspelbaarheid
Vanuit een relationeel en maatschappelijk perspectief
Hybride professional Staat voor zowel een opening als een afbakening.
Transprofessional Sociaal werker die doet wat nodig is. Men werkt niet vanuit het idee “dit is mijn
takenpakket”, maar vanuit het idee om ontgrenzend en geëngageerd te werken.
Daarnaast moet men ook aan de slag kunnen gaan met een diversiteit aan vragen
om er vervolgens een antwoord trachten op te formuleren.
Caritas Het plegen van een daad van liefde en barmhartigheid.
Filantropie "liefde voor de mensheid", in de zin van zorgen voor mensen.
Flexner (persoon) Bijgedragen tot de erkenning van de medische wetenschap en ontwikkelde
(Flexner-debat) handboeken voor artsen. Antwoordde nee op de vraag of het sociaal werk een
beroep is, gezien te weinig specifiek, te onduidelijke doelstellingen en het gebrek
aan een duidelijk opleidingsprogramma. Sociaal werk doet voornamelijk beroep
op de kennis van andere professionals.
Mary Richmond Zij pleitte voor de erkenning van het sociaal werk als wetenschappelijk
(persoon) onderbouwd beroep. Streefde naar casework. Via casework kan men meer status
verwerven op basis van individueel georiënteerde theorieën. Het systematiseren
alsook legitimeren van individueel werk om vervolgens erkenning te krijgen staat
centraal. Antwoorden op problemen waren volgens haar altijd individueel gericht.
Aandacht voor individueel en planmatig georiënteerd werk in plaats van sociale