Klinische farmacologie (versch groepen gm) en farmacotherapie (praktisch gebruik gm) –
Samenvatting
HF 1: Chemische mediatoren en autonoom ZS (Dupont)
1. Neuronale transmissie: autonoom ZS
- Er is een communicatie tussen cellen, dmv chemische signalen. Een 1e cel produceert een chem stof,
die ook afgescheiden wordt. Deze bereikt een 2e cel, die zal binden op een receptor. Hierdoor ontstaat
er een signaal en is er een stimulatie.
Op deze manier wordt er informatie overgedragen tussen cellen.
- Transmissie gebeurt tussen 2 neuronen of tussen een neuron en een effectorcel (VB gladde spiercel
van een vaatwand): via vrijstelling van neurotransmitter in de synaps
- Chemische (neuro)transmissie in perifeer ZS (zelfde basisprincipes voor centraal ZS)
Perifeer ZS (= deel van het ZS dat buiten het centraal ZS ligt)
1. Autonoom ZS
- Het gaat telkens over 2 opeenvolgende neuronen. Er is een 1e preganglionaire neuron, waarbij het
cellichaam ervan zich bevindt in het centraal ZS. Hieruit zal een axon/zenuwvezel vertrekken. Het
2e postganglionaire neuron waarmee er synaps wordt gemaakt bevindt zich buiten het centraal CZ,
maw het cellichaam ervan ligt in een autonoom perifeer ganglion (=ganglionaire cellen).
Preganglionaire vezels, vertrekkende uit het 1e neuron in centraal ZS -> info wordt overgedragen
dmv een neurotransmitter, naar ganglioncellen; deze wordt geactiveerd. Deze activatie wordt via de
postganglionaire vezels naar de periferie gestuurd om daar contact te maken met de effectorcellen
(VB gladde spiercel, kliercel).
Samenvatting: Preganglionaire vezels -> ganglioncellen
Postganglionaire vezels -> effectorcellen
Functies autonoom ZS, nl controle:
- Contractie en relaxatie gladde spiercellen
- Alle exocriene en sommige endocriene secreties
- Hartritme en -contractie
- Sommige stappen in het intermediair metabolisme (VB glycogenolyse)
=> Het regelt alle output vanuit het centraal ZS naar de rest van het lichaam (maw regelt de functie
van alle organen), behalve de motorische innervatie van de skeletspieren
=> De meeste organen hebben een innervatie dmv het orthosympatisch en parasympathisch
systeem, maar niet altijd. Hierbij zijn de effecten van beide systemen meestal tegengesteld, maar
niet altijd.
Uitzonderingen op de regel:
- Zweetklieren worden enkel sympathisch geinnerveerd
- Bronchiale gladde spieren worden enkel parasympathisch (constrictie) geinnerveerd, maar
ze zijn wel gevoelig aan het dilaterend effect van circulerend adrenaline
- Arterien worden enkel sympathisch geinnerveerd
- Musculus ciliaris (oogspier) wordt enkel parasympathisch geinnerveerd
- Speekselklieren: zelfde reactie op sympathische en parasympathische stimuli
Algemene functies:
- Constant houden van de homeostase/ milieu interieur, obv sensorische input (detectie dmv
baroreceptoren) en integratie in het CZS.
- Fight or flight respons: stimulatie van het orthosympathisch ZS (contractie vh hart stijgt, maar
bloedvaten en spieren dilateren zodat er meer bloed naar spieren gaat, constrictie in huid en
hersenen zodanig dat bloed minder naar deze delen vh lichaam gaat)
- Orthosympathisch stelsel -> katabole reacties (verbruikt E, VB glycogenolyse)
1
,- Parasympathisch stelsel -> activatie van vegetatieve organen, betrokken bij anabole reacties, meer
gelokaliseerde effecten
- Neuronen die zich in het centraal ZS bevinden, zenuwcellen, van waaruit efferente zenuwen
vertrekken richting alle organen (bijv ook gladde spieren, klieren).
- Zenuwvezels/axonen zijn niet gemyeliniseerd
- Wanneer de zenuwbanen onderbroken worden, bijv als de nervus vagus doorgesneden wordt,
zullen de gladde spiercellen hun basis tonus behouden en de klieren blijven secreteren. Maw de
spontane activiteit blijft behouden, behalve dat ze niet meer wordt gemoduleerd door wijzigingen in
het autonoom ZS.
Receptoren:
- Alfa receptor (alfa 1 postsynaptisch); na stimulatie dmv noradrenaline -> constrictie
- Beta 2 receptor; na stimulatie dmv noradrenaline -> dilatatie
Afh van de distributie van deze receptoren, zal dit leiden tot een versch effect
1.1. Orthosympatisch ZS
- De cellichamen van preganglionaire zenuwvezels/axonen bevinden zich in de zijhoorns van de
grijze stof in thoracale en bovenste lumbale segmenten van het ruggenmerg.
- Preganglionaire zenuwvezels/axonen in spinale zenuwen verlaten het ruggenmerg via (ventrale)
voorwortels.
- Preganglionaire zenuwvezel/axon maakt een synaps op 3 versch plaatsen:
- Bilateraal: in de paravertebrale sympathische grensstreng
- In de prevertebrale ganglia
(=> Maw vanuit de 1e cel in het centraal ZS vertrekt het axon en maakt synaps met het 2e
neuron in de sympathische grensstreng of in de prevertebrale ganglia)
2
, - In het bijniermerg (deze cellen zijn ganglionaire cellen die in de loop van de evolutie hun
eigen postganglionaire zenuwvezels verloren hebben en neurotransmitters zoals adrenaline
en noradrenaline rechtstreeks in de bloedbaan uitstorten)
- Het postganglionaire axon, vertrekkende vanuit de paravertebrale sympathische grensstreng of
prevertebrale ganglia, zal via spinale zenuwen naar de periferie gaan.
1 preganglionaire vezel, afkomstig van 1 preganglionair cellichaam, zal een synaps maken met
versch postganglionaire neuronen die zelf telkens postganglionaire vezels uitsturen naar de
periferie. Dit leidt tot het beinvloeden van meerdere organen gelijktijdig. Er is maw een brede
veralgemeende reactie die veroorzaakt wordt door divergerende anatomische organisatie.
Figuur: doorsnede van het ruggenmerg
- Onderaan de ventrale kant, bovenaan de dorsale kant
Figuur: 2 types motorneuronen
Somatisch motorneuron) een cel verlaat het ruggenmerg via de ventrale wortel, gaat daarna verder
via een zenuw die gemyeliniseerd is en maakt dan rechtstreeks contact met het effector-orgaan, in
dit geval de dwarsgestreepte skeletspieren. Hierbij gebeurt er communicatie door de vrijstelling van
een neurotransmitter (Ach)
Autonomisch motorneuron) een preganglionair neuron zal via de ventrale wortel het centraal ZS
verlaten en contact maakt met het postganglionaire neuron -> postganglionaire vezel die NIET
3
, gemyeliniseerd is zal een neurotransmitter vrijstellen (Ach of noradrenaline) -> effector-organen
worden gestimuleerd.
Cellichamen worden aangegeven door rode bolletjes, met preganglionaire vezels die het
ruggenmerg verlaten.
Verticaal in het blauw is de paravertebrale sympathische grensstreng, waar de synaps gemaakt
wordt met de (post)ganglionaire cellen. Hieruit vertrekken postganglionaire vezels naar overal in
het lichaam.
Bijniermerg) Dit is een ganglion waarvan de postganglionaire neuronen hun axonen verloren
hebben -> secretie van adrenaline en noradrenaline in het bloed
- Zenuwen die het bijniermerg innerveren zijn preganglionaire vezels
1.2 Parasympatisch ZS
- Craniaal deel -> cellichamen in de medulla oblongata en mesencefalon
Preganglionaire vezels zullen het craniaal deel verlaten via hersenzenuwen:
- nervus oculomotorius (III) => oog
- nervus facialis (VII) => speekselklieren
- nervus glossopharyngeus (IX) => speekselklieren
- nervus vagus (X) => hart, longen, bovenste GI tractus
- Sacraal deel -> cellichamen in sacraal deel van de medulla spinalis
Preganglionaire vezels zullen het sacraal deel verlaten via de 2e, 3e en 4e sacrale spinale
zenuw (nervi erigentes/ruggenmerg) om daarna synaps te maken met ganglia.
De postganglionaire neuronen in het parasympatisch ZS liggen heel ver in de periferie, nl
vlak bij de effectororganen. Hierdoor zijn de postganglionaire vezels heel kort, die instaan
voor gelokaliseerde effecten
1.3 Enterisch ZS
- Bestaat uit neuronen waarvan de cellichamen gelegen zijn in 2 onderling verbonden intramurale
plexussen in de GI tractus.
- Submuceuze plexus van Meissner
- Myenterische plexus van Auerbach
4