Algemene inleiding
Diervoeding is geen exacte wetenschap, ook iets dat constant evolueert. Nuances
veranderen.
Wanneer de eisen nog hoger worden, moeten er meer voedingsstoffen toegevoegd worden
om de productie te kunnen garanderen.
⁃ Tegelijk verstrengend wettelijk kader
⁃ Toegelaten voeding (dierlijke eiwitten niet meer toegelaten)
⁃ Milieu (emissie reduceren, goed verteerbare eiwitbronnen en mineralenefficiëntie zo
weinig mogelijk fosfor bijvoorbeeld in het milieu)
⁃ Antibioticagebruik (resistentieproblemen)
BARF voeding: Biologically appropriate raw food, Botten en rauw voedsel
Diervoeding nodig, omdat dieren een bepaalde basisbehoefte hebben, nodig om de dieren in
leven te houden. Voorkomen van tekorten. Basisbehoeften moeten gedekt worden.
Inschatten van behoeften en inschatten van het aanbod
Toekomst: schaalvergroting van productie zonder extra belasting van het milieu: Betere
benutting eiwitfractie en fosfor in het voer, methaanuitstoot verminderen
Les 1: Weende analyse
Splitsen in water en droge stof. Droge stof in organisch en anorganisch (mineralen).
Organisch: koolhydraten, lipiden, eiwitten, nucleïnezuren, vitaminen, organische zuren
- Vocht: water, vluchtige zuren en basen
- Ruwas: minerale elementen
- Ruweiwit: eiwitten, aminozuren, aminen, nitraten, N-bevattende glucosiden,
glucolipiden, B-vitaminen, nucleïnezuren
- Ruwvet: vetten, oliën, wassen, organische zuren, pigmenten, sterolen, vitaminen
ADEK
- Ruwvezel: cellulose, hemicellulose, lignine
- N-vrije extractstoffen of overige koolhydraten
o Cellulose, hemicellulose, lignine, suikers, fructanen, zetmeel, pectines,
organische zuren, harsen, tannines, pigmenten, vitaminen,…
Staal moet mooi homogeen gemengd zijn. Monster moet vermaald worden.
N-extractie: Kjeldahl/DUmas: Nx6,25 = RE
Stel stikstof enkel in aminozuren, 16% van moleculair gewicht van aminozuren is stikstof.
1/16 x 100 = 6.25
Etherextractie (Soxhlet): bepaling RV
Alle vetten in ether oplossen, ether terug verdampen —> ruw vet blijft over (ook andere
vetoplosbare stoffen, daarom ruw)
,Weende analyse
Maag nabootsen. Eerst lichtzure omgeving, daarna basische
oplossing, steeds hetgeen dat oplost affilteren —> ruwe celstof
blijft over.
Overige koolhydraten: 100 - vocht - RE - Rvet - RAS - RC
Bevat suikers, zetmeel, oplosbare vezels etc.
Fouten gemaakt:
Bij het drogen: vervliegen van vluchtige vetzuren, alcohol: overschatting van vocht
RE: bevat ook stikstofbronnen met beperkte voedingswaarde: overschatting van werkelijk
eiwit
RC: veel vezels zitten niet in RC: onderschatting van werkelijke vezelfractie
Dierlijke producten bestaan vooral uit vetten
(energieopslag) en eiwitten (structureel en functioneel)
Plantaardige producten bevatten veel koolhydraten, geven
de structuur, ook vetten (structurele functie), eiwitten
minder belangrijk (structurele functie)
Aanwezigheid van nutriënten relateren aan droge stof
Weende analyse inzicht in chemische compositie van enkelvoudige en samengestelde
voeders
Fysische structuur: deeltjesgrootte, breken/persen/extruderen/kruimel
,Les 2: Spijsvertering per diersoort
Voeder wordt afgebroken, kan door enzymen in voedermiddelen, ook door enzymen die
lichaamseigen zijn.
Fermentatie: afbreken door enzymen afkomstig van micro-organismen
Vertering en absorptie van nutriënten
Speeksel is belangrijk voor bicarbonaten om de pH te regelen in de pens (neutraliseren). In
speeksel lysozyme, antibacterieel, gaat bacteriën afdoden.
Begin en einde van de maag veel mucus ter bescherming en goede overdracht. Pepsinogeen
en HCl vormen samen pepsine, actief enzym dat de eiwitafbraak kan induceren.
Chymus: voedselbrok op het einde van de maag, de pH daling en distensie stimuleren de
dunne darm tot aanmaak van secretie, cholecystokinine en GIP/VIP
Op het begin nog een grote activiteit van lactase, geleidelijk aan neemt deze af. Melk naar
vast voeder, bevat geen lactose, dan lactase dus ook niet meer van belang.
In de dunne darm: Resorptie van lipiden naar de lymfe, monosacchariden, aminozuren,
oligopeptiden, purine naar het bloed
In de dikke darm is de enzymatische vertering afgelopen —> beperkte opnamecapaciteit
In de faeces: water, onverteerde voedercomponenten, verteringssecreties,
darmepitheelcellen, anorganische zouten, micro-organismen, fermentatieproducten
Vezelfractie gaat de transitiesnelheid regelen. Niet verteerbaar versnelt de
transitiesnelheid, goed oplosbaar maakt het viskeuzer en vertraagd.
Bulk: weinig tot geen voedingswaarde meer, bepalend voor de rest van de spijsvertering.
Belangrijke rol in de transitiesnelheid, gut Health, consistentie darminhoud
Bij paarden is de dikke darm heel belangrijk, bij herkauwers de pens, bij varken redelijk gelijk
verdeeld. Bij carnivoren heeft de maag de initiatie van eiwitvertering. Bij de kat dunne darm
minder van belang.
Chymosine: enzym dat kan zorgen dat de melkvloei vertraagd wordt zodat er betere opname
is.
Paard
Paard heel kleine maag, groot caecum en dikke darm. Fermentatie als het dunne darm
gepasseerd heeft, dan geen goede absorptie meer. Kleine maag dus voorzichtig met
overvoederen, voedingsmomenten verspreiden over de dag
Maalfunctie bij paarden heel erg van belang. Hoe beter gemalen, hoe makkelijker te
verteren.
Geen galblaas dus continue vrijzetting van galzouten in maagdarmkanaal.
, Pluimvee
Pluimvee heeft een krop, reservoirfunctie, bufferen zodat maag geleidelijk aan gevuld wordt.
Maag opgedeeld in proventriculus (kliermaag) en spiermaag met maal- en mengfunctie
Koïline: beschermlaag die maagwand gaat beschermen
Carnivoren
Bij carnivoren weinig maalfunctie. Maag heel belangrijk HCl omwille van antimicrobiële
werking. Collageenvertering door pepsine.
Dunne darm voor absorptie van vet en eiwit. Koolhydraten goed geabsorbeerd en goed
verteerd, wel hittebehandeling om structuren open te zetten.
Bij meer koolhydraten, neemt de flora in dikke darm toe, wordt dan gezonder.
Kat nog een echte carnivoor: dierlijke producten nodig om vitaminen binnen te krijgen.
Herkauwers
Herkauwers eten over het algemeen grote maaltijden. Voormagensysteem belangrijk voor
fermentatie. Vluchtige vetzuren belangrijke energieleverancier. Als het niet klein genoeg is,
antiperistaltiek: terug naar de mond. Bicarbonaat in speeksel belangrijk voor bufferen van
pH in de pens.
Koolhydraten en eiwitten gewijzigd in de pens. Eiwit omgezet in microbieel eiwit, kan
positief of negatief zijn: kan kwaliteit van eiwit verbeteren of slechter maken. Glucose
omgezet tot vluchtige vetzuren, energetisch minder efficiënt dan koolhydraten. Symbiose:
samengaan van afbreek en opbouwprocessen.