Dit document bevat een document dat ik zelf gemaakt heb waarin ik een 60-tal examenvragen van 'De Globale Economie' uitleg, inclusief telkens het juiste antwoord. Door dit document heb ik een 18/20 gescoord! Dit document is zowel handig voor studenten handelsingenieur, TEW en EW.
1. Het uitgangspunt van de wet van Say is dat de consumenten hun inkomen niet volledig
consumeren, maar ook een deel sparen. Daardoor wordt een deel van de inkomens aan de
kringloop van goederen en diensten onttrokken.
2. De spaarparadox stelt dat een individuele spaarder rekening houdt met het collectieve effect
van het toegenomen sparen en daarom minder spaart.
3. De identiteit van Fisher stelt dat de nominale geldhoeveelheid zich aanpast aan het nominale
bbp. Als het nominale bbp toeneemt, dan zal dit een toename van de geldhoeveelheid
veroorzaken.
4. Uit de identiteit van Fisher volgt dat bij een constante geldhoeveelheid, een toename van het
prijspeil zal zorgen voor een toename van de omloopsnelheid, ceteris paribus.
Uitleg:
1. Wet van Say stelt dat sparen onmogelijk is
2. Dit is een effect! Het individueel rationeel denken tot sparen leidt tot een niet-
collectief resultaat. Als men meer begint te sparen, zal de vraag naar goederen dus
dalen waardoor het inkomen zal dalen en men dus minder geld aan de kant kan
zetten om te sparen. Hij kan dus minder sparen dan oorspronkelijk de bedoeling was.
3. Identiteit van Fisher: MV = PQ
Heeft dus niets te maken met het bbp
4. Juist
Identiteit van Fisher: MV = PQ
Bij een constante geldhoeveelheid zal M dus niet kunnen veranderen. Als P dan zou
stijgen, zullen we dit volledig moeten wijten aan V aangezien M niet kan veranderen.
,Vraag 2 2020 reeks 1 augustus
Welke uitspraak is juist?
1. Als individuen de beslissing nemen om niet te sparen wanneer ze dit, rationeel gezien, beter
wel zouden doen, dan spreken we van de spaarparadox.
2. Cyclische bewegingen in de productie kunnen ontstaan doordat bedrijven onzeker zijn en
naar elkaar kijken bij het beslissen om al dan niet te investeren. Dit fenomeen noemde
Keynes de ‘Animal spirits’.
3. Het uitgangspunt van de wet van Say is dat de consumenten niet hun volledig inkomen
consumeren, maar ook een deel sparen. Daardoor wordt een deel van de inkomens aan de
kringloop van goederen en diensten onttrokken.
4. De Keynesiaanse benadering neemt het model van de perfect competitieve marktwerking uit
de micro-economie volledig over. Volgens Keynes is er dan ook geen overheid nodig om het
evenwicht in de economie op korte termijn te herstellen.
Uitleg:
1. Spaarparadox: als men meer zal sparen, dan zal de vraag naar goederen dalen waardoor de
productie zal dalen en het inkomen dus mee zal dalen. Als het inkomen daalt dan zal men
dus minder kunnen sparen dan ze oorspronkelijk in gedachten hadden. De definitie die
hierboven dus gegeven is, is niet correct!
2. Juist
3. Wet van Say: als consumenten hun volledig inkomen terug investeren in consumptie, dan zal
dit leiden tot een vraag naar nieuwe goederen. Wet van Say zegt dat sparen onmogelijk is!
4. Keynes zegt dat onevenwichten op de markt niet altijd zichzelf zullen uitwerken, maar dat we
soms een tussenkomst van de overheid nodig hebben om dit op te lossen.
,Vraag 6 2015
Welke uitspraak is juist?
A. De overheidsschuld in België is een stroomvariabele.
B. Volgens de spaarparadox zal het verminderde sparen van gezinnen ertoe leiden dat er
effectief ook minder gespaard kan worden.
C. Volgens de Keynesiaanse analyse nemen de budgettaire tekorten bij een recessie toe.
D. Volgens de kwantiteitstheorie van het geld, uitgedrukt in de vergelijking van Fisher, moet
een stijging in de omloopsnelheid bij een gelijkblijvende geldhoeveelheid, een afname in de
nominale productie teweegbrengen.
Uitleg:
B. Spaarparadox stelt vast dat als meer mensen sparen, de vraag naar goederen zal dalen en
de productie dus ook zal dalen. Als de productie daalt zal het inkomen dalen en zal men dus
minder kunnen sparen dan deze oorspronkelijk in gedachten hadden. Als gezinnen dus meer
willen sparen, zullen ze dus uiteindelijk minder kunnen sparen want dit individueel rationeel
gedrag leidt tot een niet-collectief rationele uitvoering.
D. De identiteit van Fisher: MV = PQ, als M dus constant blijft en niet kan veranderen dan zal
een stijging in V altijd leiden tot een stijging in oftewel de nominale productie (Q) of in het
prijspeil (P). Een stijging van een variabele kan hier dus nooit leiden tot een daling van
productie!
C. Juist
, Vraag 18 2015
Welke uitspraak is juist?
A. Indien in België het NNBI kleiner is dan het NNI, zou dat betekenen dat de
factorvergoedingen die de Belgen ontvangen uit het buitenland, kleiner zijn dan de
factorvergoedingen die betaald worden aan de buitenlanders in België.
B. De aankoop van 37 pantservliegtuigen bij een Belgische firma door het Franse ministerie
van defensie vermindert het BBP van België.
C. Wanneer België ontwikkelingshulp aan Nepal geeft, zal het BBP van België verminderen en
het NNBI van Nepal vermeerderen.
D. Wanneer Stromae (Belgische artiest) een optreden in Frankrijk geeft, stijgt het Franse BBP
en het Belgische NNI.
Uitleg:
1. Fout: NNBI = NNI + NTRA
We hebben hier dus te maken met transfervergoedingen (NTRA), en niet met
factorvergoedingen (NFIB).
2. Fout:
De import zal stijgen waardoor het BBP eerst zal dalen, maar dit wordt dan terug opgenomen
in investeringen of in consumptie waardoor het BBP uiteindelijk gelijk blijft.
3. Fout:
Met het BBP van België zal niets gebeuren, deze ontwikkelingshulp (NTRA) zal er enkel
voor zorgen dat het NNBI van Nepal zal stijgen, en de NNBI van België zal dalen. In het BBP
wordt niets van transfers vermeld.
4. Juist
Dit zal bijdragen aan het BBP van Frankrijk aangezien dit een toegevoegde waarde verleend
aan Frankrijk, maar het NNI van België zal wel stijgen want deze factorinkomens stromen
dan toe naar België.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper dejonghemarie. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €13,49. Je zit daarna nergens aan vast.